>>>  Laatst gewijzigd: 28 september 2022   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Dit is een boek over het ontstaan van man-vrouw-verschillen, op een heldere manier geschreven door de Nederlandse schrijfster en wetenschapsjournaliste Asha ten Broeke

Ten Broeke bekritiseert onder andere de aanpak van evolutionair biologen en evolutionair psychologen als John Gray, het echtpaar Pease, Steven Pinker, auteurs die in hun populaire bestsellers stellen dat mannen en vrouwen zich vandaag de dag gedragen zoals ze doen omdat dat - even simpel gezegd - tijdens de evolutie in onze genen terecht is gekomen, het idee dus dat dat gedrag van mannen en vrouwen 'van nature' zo is. Die kritiek is terecht. Ik begrijp dan ook niet goed dat Ten Broeke in hoofdstuk 6 zo gecharmeerd is van het idee 'meme' zoals door Dawkins en anderen bedacht. Er bestaat namelijk veel kritiek op die theorie en Dawkins wordt door andere auteurs op één lijn gezet met evolutionair psychologen.

Heel boeiend vind ik hoofdstuk 3 over de epigenetica. Uit onderzoeken op dat terrein wordt duidelijk dat genen op zichzelf niet zo veel doen: ze moeten als het ware aangezet worden om iets te doen. En dat aanzetten - of uitzetten - staat onder andere onder invloed van wat mensen allemaal meemaken, hun opvoeding, hun omgeving, en zo meer. Hersenen zijn dus flexibel ze passen zich aan aan de omstandigheden.

Dat betekent dat zich via opvoeding etc. allerlei vooroordelen en stereotypen over anderen en onszelf in die hersenen kunnen vastzetten. Dat geldt dus ook voor opvattingen over hoe mannen en vrouwen zijn en over hoe ze zich horen te gedragen. Rollenpatronen zijn er dus niet 'van nature', ze zijn aangeleerd. En na laten we zeggen twintig jaar opgroeien is het niet meer zo simpel om los te komen van die vooroordelen en stereotypen. Het is een vicieuze cirkel die alleen doorbroken kan worden door opvoeding en onderwijs anders te doen. Het is niet simpel, maar het kan.

Voorkant Ten Broeke 'Het idee M/V - Ontmaskering van een hardnekkig denkbeeld' Asha TEN BROEKE
Het idee M/V - Ontmaskering van een hardnekkig denkbeeld
Amsterdam: Maven Publishing, 2010, 336 blzn. (epub)
ISBN-13: 978 94 9057 4048

(12) Voorwoord

Haar motivatie en inspiratiebronnen voor onderzoek naar man-vrouw-verschillen.

"De vraag hoe die (kleine en grote) man-vrouwverschillen ontstaan is veel interessanter. Over die vraag gaat dit boek."(17)

Verantwoording van de aanpak in dit boek.

(25) Hoofdstuk 1 - Mannen van Mars, vrouwen van Venus

Over John Gray's boek, het echtpaar Pease, Steven Pinker.

"Die onderbouwing luidt als volgt: dames en heren zijn zo, omdat ze in de oertijd hele verschillende rollen hadden. Die rollen zijn gedurende de evolutie in onze genen terechtgekomen en daar moeten we het nu mee doen."(29)

"Maar dat veel mensen een idee aantrekkelijk vinden, betekent nog niet dat het ook klopt of goed voor ze is.(...) De Mars-en-Venusgedachte is ook niet goed voor je. Dat ontdekten twee Amerikaanse onderzoekers – Rosalind Barnett en Caryl Rivers – eigenlijk bij toeval."(32)

"Als ik deze statistieken optel bij de resultaten van Barnett en Rivers en de verkoopcijfers van John Gray en consorten, kan ik eigenlijk maar één conclusie trekken: we zijn het voor onszelf aan het verpesten. De gemiddelde man is te weinig bij zijn kinderen, de gemiddelde vrouw is te weinig op haar werk en aan het eind van de dag zijn we allemaal ongelukkiger dan strikt noodzakelijk is. En dat alleen om vast te houden aan tradities uit de jaren vijftig, die door de populaire psychologie nieuw leven zijn ingeblazen. Waarom moesten die ouderwetse ideeën eigenlijk zo nodig gereanimeerd worden?"(36)

(44) Hoofdstuk 2 - We zien wat we willen zien

[Over de evolutiepsychologie.]

"Een beeld waarin hij uit jagen ging voor het leeuwendeel van het voedsel en zij ter aanvulling noten en vruchten verzamelde terwijl ze voor de kinderen zorgde.
Deze theorie is vandaag de dag nog steeds dominant. Toch geeft ze mij een wat ongemakkelijk gevoel. Dat komt doordat de dagelijkse realiteit van de oerfamilie griezelig overeenkomt met ons eigen leven in Nederland. Laat ik de oertijdtheorie eens in moderne woorden vertalen: hij is kostwinner en gaat elke dag naar zijn werk, terwijl zij haar taak als moeder combineert met een parttimebaan. Het noten verzamelen gaat nog net niet per bakfiets."(46)

"Het tijdgeestfenomeen is echter niet voorbehouden aan feministen. De Man the Hunter-theorie is net zo politiek gekleurd als de Woman the Gatherer-theorie. De oorzaak daarvan vinden we terug in de jaren na de Tweede Wereldoorlog."(47)

"Dit is dus wat er aan de hand is: sinds Darwin lopen onze theorieën over het leven in de oertijd vrijwel perfect gelijk met de maatschappelijke ontwikkelingen in de VS en Europa. En ook ‘onze’ moderne, zeer geleerde en rationele wetenschappers plakken, net als de grondlegger van de evolutie, hun eigen culturele normen en waarden op de oertijd.
Ik denk niet dat dit met kwade bedoelingen gebeurt. Ik denk zelfs niet dat de wetenschappers zich ervan bewust zijn. Het is eerder een onvermijdelijkheid, bijvoorbeeld omdat bewijs van het leven in de oertijd schaars is en wetenschappers op basis van heel weinig informatie toch een hypothese willen formuleren." [mijn nadruk] (49)

[Niet bij iedereen, maar er zijn genoeg wetenschappers die willens en wetens normatieve sturing geven aan hun onderzoeken / resultaten. En je kunt er ook voor kiezen om dan maar géén hypothese te formuleren.]

"Direct bewijs voor een hij-jaagt-zij-zorgt-rolverdeling ontbreekt dus. Daarom maken wetenschappers een omweg: door naar moderne jager-verzamelaarsstammen te kijken, bijvoorbeeld, omdat we aannemen dat die nog leven zoals onze voorouders dat eens deden. Of door apen te bestuderen, omdat we met onze naaste verwanten zo'n 98 procent van ons DNA delen. Het nadeel van deze indirecte aanpak is dat de interpretatie van de wetenschapper een heel grote rol speelt – veel groter dan wanneer je een archeologische vondst bekijkt of een psychologisch experiment doet. En zelfs rationele wetenschappers zijn geen perfecte interpretatiemachines." [mijn nadruk] (50)

[Nee, omdat veel mensen hun eigen - normatieve - uitgangspunten niet kennen, terwijl interpretatie altijd dat soort zaken op de achtergrond heeft.]

"Volgens Popper heeft wetenschap alleen zin als ze op zoek gaat naar die zwarte zwaan. Nog een witte zwaan aan de vijver toevoegen als bevestiging van je originele hypothese is zinloos. Toch is dit precies wat er keer op keer gebeurt in de evolutiepsychologie. Wetenschappers nemen de bekende sekseverschillen en reproduceren die op telkens een andere manier." [mijn nadruk] (58)

"Het is dat simpele – en zeer cultureel bepaalde – gegeven dat werk en baby niet samengaan dat onvermoed heeft geleid tot een van de grootste missers in de evolutiepsychologie. Aangezien wij Westerlingen het ons niet konden voorstellen dat je iets zinnigs doet terwijl je tegelijkertijd voor een kind zorgt, verbannen we de moeders van zogende kinderen – en in één klap maar gelijk alle oervrouwen – tot een leven in de grot. Als je de huisvrouwencultuur van de jaren vijftig even loslaat, dan wordt duidelijk dat er twee bezwaren zijn tegen het idee van kan-niet-werken-want-zorg-voor-baby. Ten eerste: dit is niet de meest voor de hand liggende lezing van de prehistorie. Ten tweede: ze impliceert bovendien dat we de grootste evolutionaire uitdaging van de mensheid nooit te boven zijn gekomen." [mijn nadruk] (70)

[Goed geformuleerd. Midden in de roos.]

(105) Hoofdstuk 3 - Genesis 2.0

"Als het zo simpel was, dan was ik nu ongeveer klaar geweest met schrijven. Jonas is immers genetisch behept met een X en een Y, en dus een jongetje, waaruit volgt dat hij later jongetjesachtig zal zijn (liever voetbal dan ballet, liever bier dan rosé, later liever een carrièreman dan een huisvader, enzovoort)." [mijn nadruk] (106)

[Ik hoop dat dit een ironisch taalgrapje is? Die oorzakelijke relatie is er natuurlijk niet. Dat is wat evolutionair psychologen er graag van maken. ]

"Een Y-chromosoom doet zelf echter vrij weinig. Het is, zeker in vergelijking met het X-chromosoom, dan ook teleurstellend klein (sorry, heren) en bevat maar een paar genen. De meeste daarvan zijn nodig voor een gezonde spermaproductie als Jonas groot is. We vinden er beslist geen gen voor wiskunde, techniek of voor de eigenaardige voorliefde van Jonas’ vader voor shows waarin monstertrucks over rijen geparkeerde auto's stuiteren." [mijn nadruk] (107)

[Wat dus in tegenspraak is met het vorige citaat.]

"Maar de vraag hoe sekseverschillen ontstaan in ons brein en ook op het hoogste niveau – het niveau van onze maatschappij – blijft intrigerend. Het is die vraag die ons op weg helpt over een kronkelig pad dat voert langs eiwitten en genen, hormonen en hersenen, omgeving en opvoeding. Om dit fascinerende landschap te ontdekken, gaan we op reis met een uitermate belangrijk gen. En ik weet de ideale gids."(109)

"Het is alleen niet zo dat welk gen dan ook rechtstreeks leidt tot gedrag. Daar zit een lange weg tussen. Een krantenbericht dat meldt dat ‘Er een gen voor … is ontdekt’, is dan ook eigenlijk altijd onzin." [mijn nadruk] (110)

"In het chromosoom liggen de genen er ook al niet netjes bij. Je kunt het het beste zien als een bolletje wol. De streng genen zit opgerold in het chromosoom. Dat moet ook wel, want er zit zo'n twee meter DNA in een celkern van enkele micrometers dik. Alleen de buitenste ‘DNA-draden’ zijn zichtbaar en kunnen contact maken met de buitenwereld. Voor genen betekent dat, dat alleen de genen die ‘aan de buitenkant’ zitten hun werk kunnen doen. De overige genen zijn niet actief." [mijn nadruk] (113)

[Is dat laatste aangetoond?]

"De moraal van het verhaal is dat de aanwezigheid van een gen niets zegt over wat het uiteindelijk doet. Je kunt een gen je hele leven bezitten, terwijl het nooit een snars uitvoert, maar in plaats daarvan lekker lui aan de binnenkant van zijn ‘bolletje’ blijft hangen. Misschien heeft embryo Jonas wel een gen dat hem een grote kans geeft op een hartaandoening. Maar omdat hij zijn hele leven veel sport en dus fit blijft, raakt het gen afgedekt – alsof je een stevige pleister plakt op een bolletje wol. Daardoor blijft het gen inactief (en wordt de hartaandoening voorkomen). En niet alleen je sportgewoontes hebben de macht om je genen zo te manipuleren. Ook de vooroordelen van de ouders, het speelgoed dat je krijgt, het klimaat waarin je opgroeit en ga zo maar door – bepalen welke genen wel of niet actief worden. In mooi Nederlands: nature via nurture." [mijn nadruk] (115)

"Genen zijn dus niet de blauwdruk waar we ze lang voor hielden. Een mens is geen gebouw waarvan het ontwerp al vastligt voordat de daadwerkelijke constructiewerkzaamheden beginnen. In plaats daarvan is de mens een doorlopend proces, waarbij verandering, aanpassing en flexibiliteit de norm zijn. Dit revolutionaire inzicht begint pas sinds een paar jaar in volle hevigheid tot de wetenschap door te dringen. En het leidde meteen tot fascinerende ontdekkingen. Zo troffen wetenschappers bij genetisch identieke eeneiige tweelingen verschillen aan in de activiteit van hun genen: hoe meer de tweelingen in levensstijl van elkaar verschilden, hoe meer ze verschilden in welke genen er aan en uit stonden. Zelfs eeneiige tweelingen zijn dus, dankzij de invloed van hun manier van leven, na verloop van tijd niet helemaal identiek meer in de manier waarop hun genen hun werk doen. Dit inzicht was een doorbraak in het erfelijkheidsonderzoek, dat al jaren worstelde met de vraag waarom eeneiige tweelingen die genetisch precies hetzelfde zijn en onder dezelfde omstandigheden opgroeien, als individu toch duidelijk verschillen in karakter en gedrag. De komende jaren worden nog veel meer van zulke doorbraken verwacht. Het daadwerkelijke mechanisme waarmee genen aanof uitgezet kunnen worden, staat onder de naam epigenetica bekend als een van de grootste doorbraken van de afgelopen tien jaar." [mijn nadruk] (116-117)

"Maar fysieke invloeden van buitenaf (zoals een dieet, of de activiteit van een ander gen) zijn niet de enige factoren die een epigenetische vinger in de pap hebben. Ook de opvoeding speelt een rol – hoewel natuurlijk wel pas na de geboorte."(118)

[Waarom pas na de geboorte? Waarom niet ook tijdens de zwangerschap? Zo'n foetus die steeds muziek hoort spelen bijvoorbeeld?]

"Toch geven wetenschappers niet het dieet van je oma of je mislukte opvoeding of zelfs andere genen de schuld van man-vrouwverschillen in het brein. In plaats daarvan ontstaan die verschillen volgens hen allemaal door het testosteron, dat dankzij het SRY-gen vrijkomt.(...) De Britse psycholoog Simon Baron-Cohen is zo'n wetenschapper die meent dat de invloed van testosteron niet ophoudt bij het creëren van een penis en testikels."(119)

"Savic concludeert hieruit dat testosteron niet zorgt voor mannenhersenen, en dat man-vrouwverschillen in het brein dus niet door dit hormoon ontstaan. Geschwind wordt bedankt voor zijn jongetjesbreintheorie, en wordt bedankt voor de moeite en de elegantie van zijn idee, maar kloppen doet het niet.
Voor het tomboygedrag van de CAH-meisjes zijn inmiddels vele alternatieve verklaringen voorhanden. Zo is bekend dat kinderen die in hun jeugd ziek zijn of operaties moeten ondergaan, zich anders gedragen dan gezonde kinderen." [mijn nadruk] (126)

"Maar waar, o waar komen die man-vrouwverschillen dan vandaan? Er blijven twee verklaringen over. De eerste is dat er een of ander onbekend en vooralsnog mysterieus mechanisme bestaat dat weliswaar kant-en-klare jongens en meisjes aflevert, maar waarvan we het fijne nog niet weten. De tweede is dat baby's met tamelijk neutrale breinen ter wereld komen, en dat we de sekseverschillen zelf inbakken door opvoeding, onderwijs en cultuur. Dat zou jammer zijn voor de vader van Jonas, dat wel: hij zal dan op zijn opvoedkunsten moeten vertrouwen om de passie voor monstertrucks en voetbal op zijn zoon over te brengen.
Als het aan de evolutiepsychologen ligt, wint verklaring numero één. Ze houden zich maar zelden bezig met de daadwerkelijke ontwikkeling van babyhersenen, maar hebben wel zo hun ideeën over hoe zo'n babybrein bij de geboorte moet werken. Hun toverwoord is ‘modules’." [mijn nadruk] (128)

"Een pasgeboren brein is dus ingericht op flexibiliteit. Het past zijn vorm en structuur en functies aan de situatie aan. Dit is de manier waarop wij mensen écht zijn geëvolueerd, toonden de epigenetici Andrew Feinberg en Rafael Irizarry aan. Volgens hen is flexibiliteit (of, in hun woorden, variabiliteit) de manier waarop onze genen gedurende de evolutie omgingen met de steeds veranderende omgeving van onze voorouders. Niet door ons DNA aan te passen, maar door te mikken op steeds meer flexibiliteit. We erfden van onze voorouders de mogelijkheid om gedurende onze ontwikkeling op verschillende manieren op onze omgeving te reageren, zonder dat we hoefden te wachten tot onze genen zich hadden aangepast aan de situatie. Epigenetica is het mechanisme." [mijn nadruk] (135)

"Achter het leren van een taal, achter exaptation, achter het enorme leervermogen van een klein kind, zit epigenetica als ‘manier waarop’. Het is de manier waarop neuronen zichzelf omtoveren, onze ervaringen omzetten in biologische hersenstructuren en zo letterlijk één worden met onze omgeving. En zo werkt het ook met manvrouwverschillen."(137)

"Epigenetica is manier waarop we cultuur in ons opnemen, en met groot gemak vaardigheden aanleren waarvan het niet mogelijk is dat ze via evolutie in onze hersenen terechtkomen."(139)

(158) Hoofdstuk 4 - Het grote kneden

Over seksespecifieke omgang met kinderen.

"In feite was dat college een herhaling van een klassiek experiment van psychologenechtpaar John en Sandra Condry. In dat experiment toonden ze – wetenschappelijk verantwoord in een laboratorium – aan dat we zonder het te beseffen jongens en meisjes hele andere eigenschappen en emoties toedichten, zelfs wanneer ze exact hetzelfde gedrag vertonen. Het zijn deze gekleurde waarnemingen die maken dat we in jongens en meisjes echt de nakomelingen van Mars of Venus zíén, terwijl ze dat niet zijn. We zien het label, en niet het kind."(168)

"Maar dit weet ik wel: op de een of andere manier bereiken míjn vooroordelen, zonder dat ik me daarvan bewust ben, mijn dochter. Zij neemt die vooroordelen in zichzelf op, en tegen de tijd dat ze oud genoeg is om hier zelf over na te denken zal zij ze zien als onderdeel van haar identiteit. En daarin zal ze gelijk hebben, omdat ze tegen die tijd ook echt onderdeel van haar brein zijn geworden. Yvonne Caldera en haar collega's weten hoe die vooroordelen van ouder naar kind gebracht worden."(171)

"Niet alleen lichaamstaal, maar ook sociale omstandigheden hebben invloed op hoe stereotiep gedrag zich ontwikkelt bij kleine kinderen."(174)

"De invloed die ouders op hun kinderen hebben neemt snel af zodra de kinderen naar school gaan."(176)

[Dat lijkt me logisch.]

"Het dwingt u en mij om, nu de kinderen in dit hoofdstuk niet meer klein zijn, onze blik te verleggen van de ouders naar de school en de vriendjes van de kinderen. In wat voor omgeving worden oudere kinderen groot? En welke vooroordelen en stereotypen komen we daar tegen? Nergens is de kloof tussen de seksen zo groot als op het schoolplein."(177)

Volgen vele voorbeelden van hoe die stereotypen doorwerken in gedrag, prestaties, en zo verder.

"Door de samenwerking van genen, hormonen en cultuur maken sekseverschillen tegen de tijd dat we volwassen worden definitief deel uit van onze identiteit. Het idee m/v heeft weer een generatie overleefd, en zich ook hier verankerd in onze hersenen en ons gedrag. Zodra de studenten klaar zijn (hij met een technische opleiding, zij met een taal- of sociale studie) kunnen ze het echte, volwassen leven in met een heus Mars- en Venusnetwerk in hun brein."(191)

[Eigenlijk kun je vanuit emancipatieperspectief dan maar één conclusie trekken: onttrek het grootbrengen en de opvoeding van de kinderen aan de biologische ouders. Of sta dat pas toe na een toelatingsexamen of zo. Nee, dat zal er niet van komen, ik weet het.]

(204) Hoofdstuk 5 - Met man en macht

"Als de sialiadames binnen één generatie de macht kunnen grijpen en hun mannen er bovendien van kunnen overtuigen om niet alleen een huis voor ze te regelen maar ook voor de kinderen te zorgen, waarom kunnen mensenvrouwen dat dan niet? We zijn tweeënhalve feministische golf verder en nog steeds denkt eenderde van de vrouwen en de helft van de mannen dat de moeder beter geschikt is om voor kleine kinderen te zorgen dan de vader. Daarom is de plek van een vrouw thuis bij de kinderen en horen moeders niet fulltime te werken – een opvatting die niet alleen door vier op de tien Nederlanders gedeeld wordt, maar ook aan populariteit wint onder jongeren."(206)

"Waarom blijven oude rolpatronen – hij werkt terwijl zij zorgt – eigenlijk nog bestaan? Leggen wij het qua flexibiliteit af tegen een klein, maf, blauw vogeltje?
Je zou het misschien zeggen, als je kijkt naar de manier waarop westerse ouders met hun kinderen en loopbaan omgaan. Zodra er een baby in het spel komt, gaan de meeste vrouwen zo weinig werken dat een serieuze carrière er niet meer in zit. Een aanzienlijk deel stopt helemaal. De gemiddelde vader gaat daarentegen meer werken zodra er kinderen zijn. Als hij daarna thuiskomt, dan is stoeien en ravotten de norm, niet liefdevolle verzorging. Natuurlijk houdt papa ook van zijn kleintjes. Maar als je even uitzoomt is er in essentie vrij weinig veranderd sinds de jaren vijftig: zorg is het domein van de westerse moeder, en werk het domein van de westerse vader. Volgens econoom Marike Stellinga is het een keuze. Vrouwen wíllen geen carrière, ze willen een leuke baan en daarnaast lekker veel moederen. Daar worden ze gelukkig van. Ze is niet de enige die er zo over denkt. Filosoof, journalist en zelfbenoemd burgertrut Fleur Jurgens verwoordt het zo: ‘Waarom zouden we ernaar streven om de top van het bedrijfsleven te bereiken? … De top bereiken vind ik echt niet zaligmakend. Het kan zelfs veel zaligmakender zijn om thuis te zijn als je kinderen uit school komen.’ Het glazen plafond, begrijpen we hieruit, bestaat dus eigenlijk niet. Vrouwen maken hem zelf. En daar hebben ze recht op, aldus Stellinga." [mijn nadruk] (208)

[Ugh ... ]

"Het zou heel goed kunnen dat Stellinga gelijk heeft. Maar er zitten een paar moeilijkheden aan deze ‘keuzetheorie’. (...) Bovendien laat Stellinga de psychologische hamvraag onbeantwoord: waaróm willen vrouwen eigenlijk zo graag moederen en mannen graag vaderen? Gedurende onze hele opvoeding worden meisjes klaargestoomd voor zorg en jongens voor competitie en werk. Deze opvoeding kneedt ons brein en zorgt voor ideeën die voelen alsof ze van ons zijn, maar die eigenlijk het gevolg zijn van de cultuur waarin we opgroeien. Als vrouwen dan later de kinderen boven de carrière verkiezen, dan lijkt dat misschien een vrije keus. Maar in feite is het voor veel moeders de enige logische uitkomst van het effect dat hun ouders vroeger op hen hebben gehad." [mijn nadruk] (208)

[Dat ligt zo voor de hand. Zien mensen als Stellinga dat nu zelf niet?]

"Vrouwen mogen dan misschien kiezen voor de combinatie van een veilige parttimebaan met het moederschap, maar het is maar de vraag of die keuze inderdaad zo vrij is als Stellinga & co denken. Onze westerse omgeving, met haar ‘zachte seksisme’ is nou niet bepaald de ideale omgeving voor vrouwen om zichzelf te ontplooien. Onze onderbewustzijnen spelen op de werkvloer spelletjes met elkaar waar ons rationele zelf geen weet van heeft, maar die aan het eind van de dag er wel toe leiden dat zij onzeker naar huis gaat, terwijl hij meer kans maakt op promotie. Dat is ook discriminatie, maar dan vrijwel onzichtbaar. Daarom noemen we het ook het glazen plafond." [mijn nadruk] (212)

[Zo is het maar net.]

"Kortom: overvloed leidt – net als bij de roodkeelsialia's – tot emancipatie. Schaarste leidt tot agressie, en agressie werkt een traditionele rolverdeling in de hand."(214)

"Nu komt de verrassing. In 2002 ontdekte de Canadese bioloog Katherine Wynne-Edwards dat aanstaande papa's er hormonaal precies zo aan toe zijn als hun hoogzwangere vrouwen. In de drie weken voor de geboorte giert de cortisol ook bij hen door hun lijf. Hun prolactineniveau stijgt met zo'n 20 procent. Puur lichamelijk gezien is dat onzinnig: de mannen hoeven immers straks niet te baren en ook geen borstvoeding te geven. Maar als je kijkt naar de emoties en het gedrag dat die hormonen oproepen, is het niet zo gek. De hormonen maken mannen namelijk oplettend, attent en gevoelig: allemaal handige eigenschappen, als je vrouw hoogzwanger is.
Na de bevalling blijft papa biologisch reageren op zijn kind. Zijn testosteronspiegel keldert met meer dan 30 procent, wat competitiedrang en haantjesgedrag even het zwijgen oplegt. De oxytocine – waar mama al vol mee zat, omdat dit ‘knuffelhormoon’ nodig is bij de bevalling en bij borstvoeding – stroomt rijkelijk, elke keer als de jonge vader zijn baby vasthoudt. Dit zorgt voor een hechte band met de baby." [mijn nadruk] (217)

"Maar dat betekent niet dat het vaderlijke zorginstinct uitdooft als de meer kwetsbare jaren van een kind over zijn. Uit een groot meta-onderzoek, waar de ervaringen van in totaal meer dan 30.000 ouders werden betrokken, bleek dat vaders net zo warm en liefdevol zijn als moeders. En net zo stimulerend, net zo streng en net zo koesterend. Dit hoeven ze bovendien niet van de moeder af te kijken – het zit er gewoon, van nature in. Sociologe Barbara Risman vroeg zich af hoe alleenstaande vaders zich eigenlijk redden met hun zorgrol. Het antwoord: prima. Papa's ‘moederen’ als de beste." [mijn nadruk] (219)

"Onze Mars-en-Venuscultuur doet deze liefdevolle, zorgzame, door de evolutie van alle juiste bedrading voorziene vaders vreselijk tekort. Heel veel mannen komen nooit toe aan de mate van inzicht in en betrokkenheid bij hun kinderen die Sandy's vader laat zien. Het glazen plafond heeft een onderkant – daar zitten de vrouwen die wel naar de top hadden gewild – maar ook een bovenkant, waar de tweederde van de papa's zitten die liever minder hadden gewerkt om meer thuis te zijn. Aan beide kanten is het plafond even hard.
Maar is er eigenlijk wel een echte reden voor dit plafond? Als je al het wetenschappelijke onderzoek bij elkaar gooit, is er dan een onmiskenbare kloof tussen de seksen die hém geschikt maakt voor het kostwinnen, en háár voor het aanrecht? Als we alle vooroordelen achter ons laten, wat doen mannen dan anders dan vrouwen?" [mijn nadruk] (219)

"Daarmee is niet gezegd dat die koppeling tussen biologie en sekseverschillen niet bestaat, maar wel dat we ons moeten afvragen of biologie nu wel echt de onwrikbare oorzaak is van onze rolverdelingen. Zowel hersenwetenschappers als psychologen vonden maar weinig sekseverschillen in brein en gedrag, en beide groepen kwamen erachter dat de individuele verschillen tussen mensen zo veel groter zijn dan de sekseverschillen dat die sekseverschillen nog maar heel weinig zeggen over ons dagelijkse, individuele leven." [mijn nadruk] (230)

(246) Hoofdstuk 6 - In het zweet des aanschijns

"Over de hele wereld laten jager-verzamelaarsstammen een regenboog aan sekseverhoudingen en rolverdelingen zien, terwijl in boerengemeenschappen de man werkt en de vrouw zorgt. Waarom? Hoe kan een verandering in de voedselvoorziening zo'n impact hebben op de manier waarop we de taken verdelen? Om die vragen te beantwoorden moeten we eerst kijken naar wat er precies gebeurt op het moment dat landbouw voor het eerst zijn intrede doet in een samenleving."(249)

"Bij jager-verzamelaars krijgen vrouwen elke vier, vijf jaar een kind. Dat regelen de vrouwen zelf zo: bij gebrek aan melkvee geven ze veel langer borstvoeding, en terwijl ze zogen kunnen ze niet opnieuw zwanger worden. Boerinnen baren echter gemiddeld elke twee jaar. Het is achter dit simpele feitje dat een ware revolutie schuilgaat, die veel groter is dan de technische sprong van het zaaien en oogsten die altijd wordt geroemd in het hoofdstukje ‘Ontdekking van de landbouw’ in de geschiedenisboeken."(250)

"Een natuurlijk gevolg van deze taakverdeling is dat mannen aan de macht kwamen, terwijl vrouwen aan vrijheid inleverden. Jager-verzamelaars hebben nauwelijks macht, behalve over zichzelf. Ze zorgen ook voor zichzelf: vrouwen zijn niet afhankelijk van hun man, of vice versa. Maar in een landbouwgemeenschap is niet alleen de vrouw zelf afhankelijk van de granen die de man meebrengt, ook haar kinderen zijn dat – of hij die nu zelf heeft verbouwd, of ver dient door voor het stamhoofd te vechten of te bouwen of te smeden. En, ook tegenwoordig een bekend verschijnsel, het laatste woord is voor degene die over de natuurlijke hulpbronnen gaat." [mijn nadruk] (254)

[Ik vind die evolutionaire verklaringen (Sykes, Dawkins) ook hier flauwekul. Ik had van Ten Broeke gezien het voorgaande meer kritiek verwacht op dit soort gebazel over memen waarin genen en ideeën ineens een persoonlijkheid en een eigen wil wordt toegedicht. Let op het antropomorfe taalgebruik hier. Dawkins opvattingen op dit punt zijn door anderen uitvoerig bekritiseerd.]

"Massapsychologen weten dat hier een hele goede reden voor is. Die reden is dit: we zijn kuddedieren. En met ‘we’ bedoel ik alle mensen, uit het Oosten en uit het Westen."(265)

["We" zijn geen dieren, ook geen kuddedieren. Gelukkig maar. Waarschijnlijk zijn alleen massapsychologen kuddedieren.]

"Bij mensen is het niet anders. Samenzijn is dé drijfveer achter wat we doen. Van alle dingen die we doen of hebben is er maar één die invloed heeft op de vraag hoe gelukkig we zijn: het aantal warme, sociale contacten. In 2008 keek psycholoog Rebecca North samen met bijna driehonderd getrouwde stellen terug op de laatste tien jaar van hun huwelijk. Hun inkomen had nauwelijks invloed op hoe gelukkig ze waren geweest. Steun van hun familie en hechte sociale contacten daarentegen, maakten alle verschil."(267)

[Hoeveel sociaal wenselijke antwoorden zou dat onderzoek gekregen hebben?]

"Toen John Gray met zijn boeken de Mars-en-Venus hype ontketende, werden stellen die daarvoor vrede hadden met hun geëmancipeerde levensstijl via hun netwerk geïnfecteerd met zijn ideeën. Zulke hypes hebben wel wat weg van een pandemie – binnen korte tijd verspreiden ze zich over de wereld en beginnen ze hun tandjes te zetten in ons dagelijks leven. De iPod deed hetzelfde, net als de sneaker en Harry Potter."(271)

[Kom op, zeg. Die verspreiding is niet iets noodzakelijks. Mensen zijn ook in staat zelf na te denken en alternatieven te kiezen. Echt jammer dat Ten Broek denkt dat memen bestaan en zich als de konijnen voortplanten.]

"Onze geëvolueerde behoefte om erbij te horen is niet de enige manier waarop deze memen gebruikmaken van onze biologische opmaak. Want naast het feit dat man-vrouwverschillen van alle kanten op ons afgevuurd worden, treedt er een tweede mechanisme in werking dat ervoor zorgt dat we allemaal netjes in de pas blijven lopen: afwijkers worden bestraft. Dit gebeurt in het netwerk, vaak met uitsluiting of bekoelde sociale relaties. En zulke straf doet echt, fysiek pijn."(273)

(284) Hoofdstuk 7 - Driemaal daags hersenspoelen

"Vooroordelen en stereotypen zijn springlevend en alomtegenwoordig. Maar ze zijn ook onnodig."(286)

"De memen en andere onbewuste ideeën die onze wereld kleuren beperken onze kansen en keuzevrijheid. Dit geldt trouwens niet alleen voor vrouwen."(289)

"Bij deze toekomstdroom hoort de praktische vraag: hoe bevecht je een vooroordeel? Hoe kom je af van een eeuwenoud idee dat zich in je brein heeft genesteld en daar zit voor alleen zijn eigen welzijn? Hoe draai je een stereotype de nek om?
Gelukkig vragen wetenschappers zich dit al tientallen jaren af, ook al gaat het ze meestal niet om het tenietdoen van seksevooroordelen maar om het uitschakelen van racistische denkbeelden. Vanuit psychologisch oogpunt zijn de overeenkomsten talrijk." [mijn nadruk] (289)

"De grotere conclusie: als we iets aan stereotiepe behandeling en vooroordelen willen doen, kunnen we maar beter rekening houden met reactance en niemand zomaar de wet voorschrijven."(295)

"Zo'n anti-vooroordeeltherapie is bijna precies wat het team van psychologen onder leiding van Kerry Kawakami in gedachten had toen ze aan hun ‘Just say no’-studie begonnen. Zij besloten om te kijken of ze mensen konden afhelpen van hun onbewuste vooroordelen en ontwikkelden daartoe een soort training die ze ‘emotionele herconditionering’ noemden. Het komt eigenlijk hierop neer: die automatische stereotypen zijn je ooit aangeleerd, dus kun je ze ook afleren."(302)

"Ik weet niet hoe het met u zit, maar als ik me een samenleving probeer voor te stellen waarin we onze kinderen op therapeutische wijze emotioneel herconditioneren om zo gelijkheid tussen mannen en vrouwen te krijgen, dan lopen er Big Brother-rillingen over mijn rug. Gelukkig kom ik er vlak voor het einde van Kawakami's paper achter dat dit ook niet hun bedoeling is. (...) Dit is hun theorie: ook al krijg je het idee (m/v of anderszins) aangeleerd tijdens je opvoeding, wie echt gemotiveerd is om in het dagelijks leven continu zonder stereotypen en genuanceerd naar anderen te kijken, kan zijn eigen memen de baas. Kawakami & co citeren enkele collega's: ‘Hoewel het niet gemakkelijk is, en het duidelijk moeite, tijd en oefening kost, lijkt een vooroordeel uiteindelijk een gewoonte te zijn die doorbroken kan worden.’"(304-305)

"Het goede nieuws is dat we niet tot die tradities veroordeeld zijn: niet door de natuur, niet door onze genen, niet door onze hormonen. Alleen onze vooroordelen, ons onderbewustzijn, onze memen en ideeën willen nog niet zo mee. In het klein kunnen we daar wat aan doen."(306)