>>>  Laatst gewijzigd: 2 december 2020   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Incididunt nisi non nisi incididunt velit cillum magna commodo proident officia enim.

Voorkant Plato Verzameld Werk PLATO
Symposium (Verzameld Werk, deel 2, editie Xaveer de Win)
Antwerpen / Baarn: Nederlandsche Boekhandel / Ambo, 1978;
ISBN 90 2890 3380 (DNB) / 90 2630 4242 (Ambo)

Het Symposium is het volgende boek. Apollodorus is een volgeling van Socrates en vertelde ooit aan een zekere Glauco over een feestmaaltijd waaraan Socrates jaren geleden deelnam en waarover allerlei verhalen de ronde deden. Dat verhaal van horen zeggen vertelt hij nu vervolgens aan een vriend en een groep 'rijke kapitalisten'(196) met weinig gevoel voor wijsbegeerte.

Verschillende lofredes op Eros / de Minne

Socrates gaat naar een banket bij Agathon om te vieren dat deze een prijs won voor zijn tragedie. Daar wordt voorgesteld een lofdicht te maken op de god Eros, wat nog niemand gedaan heeft. Iedere gast wordt geacht een lofrede op de god uit te spreken, te beginnen met Phaedrus. Die vindt dat de Minne maakt dat mensen het beste uit zichzelf halen:

"Zo durf ik dan ook te beweren dat Minne van alle goden de oudste, de meest geëerde en de machtigste is waar het erom gaat de mensen, zo levenden als doden, deugd en geluk te bezorgen."(205)

Wat later komt Pausanias aan het woord. Er is een hemelse, altruïstische, meer op de ziel en het karakter gerichte Minne en een vulgaire, egoïstische, meer op het lichamelijke gerichte vorm van de Minne, vindt hij:

"Niet elke Minne is schoon, niet elke verdient geprezen te worden: alleen die welke ons ertoe aandrijft op schone manier te beminnen."(206)

Na hem geeft geneesheer Eryximachus zijn lofrede die meteen een onderscheid maakt in een gezonde en een zieke minne. De eerste leidt tot innerlijke harmonie, omdat ze maat weet te houden.

Als vierde voert Aristophanes het woord:

"Minne is immers de meest menslievende van alle goden, doordat zij de mensen helpt en hen geneest van dié kwalen, waarvan de genezing voor het mensdom wel het grootste geluk betekent."(218)

Namelijk het verlangen naar een ander die ons tot een geheel kan maken. Hier de mythe van de drie geslachten die als een soort van bollen leefden (man-man, man-vrouw, vrouw-vrouw) en door Zeus werden gestraft en daartoe werden opgedeeld in twee helften waarna die helften naar elkaar bleven verlangen: mannen naar mannen, mannen naar vrouwen en vrouwen naar vrouwen, al naar gelang de oorspronkelijke bol die opgedeeld werd.

"Het begeren en najagen van de gansheid, dát is wat wij minne noemen."(222)

De vijfde persoon die spreekt is gastheer Agathon zelf. Deze associeert (de god) Eros met tederheid, jongheid, soepelheid, geweldloosheid, maar ook met aspecten van de deugd: rechtvaardigheid, matigheid, dapperheid, geleerdheid ("iedereen wordt dichter als Eros hem raakt" -228)

Socrates

Tot slot komt Socrates aan het woord. Hij zegt dat hij geen lofrede wil zingen, maar de waarheid wil zeggen. Zijn eerste punt is dat iemand die verlangt noodzakelijk verlangt naar wat hij mist, naar wat buiten zijn bereik ligt: je verlangt niet naar wat je al bezit, je verlangt naar wat je wilt hebben of ook in de toekomst wilt houden. Socrates vertelt hoe hij een en ander leerde van ene Diotima. Die zei het volgende. Eros verlangt naar schoonheid, maar is zelf niet schoon of goed, is daarom ook geen god maar een demon die tussen god en sterveling in staat. Hij is het kind van Poros (Vermogen) en Penia (Armoede), heeft dus een dubbelzinnig karakter. Wat Eros wil (het voorwerp van de Minne) is het eeuwige bezit van het goede (242) of het baren en voortbrengen in schoonheid (243) en daarmee is het een verlangen naar onsterfelijkheid:

"... de sterfelijke natuur zoekt in de mate van het mogelijke, eeuwig te zijn en onsterfelijk. En dat is mogelijk, maar slechts door één middel: door het voortbrengen."(244)

Dat kan - voor wie lichamelijk vruchtbaar zijn - letterlijk het voortbrengen van kinderen zijn. Maar er zijn ook mensen die geestelijk vruchtbaar zijn en kunstwerken en kennis en wijsheid voortbrengen en op die manier onsterfelijk worden. En uiteindelijk gaat het om schoonheid, niet in de vorm van één fraai lichaam of van één mooi kunstwerk, uiteindelijk kristalliseert dat verlangen naar schoonheid uit in een verlangen naar de absolute schoonheid, de schoonheid op zichzelf:

"een schoonheid, vooreerst, die eeuwig is, vrij van alle ontstaan en vergaan, van groeien en kwijnen; een schoonheid, vervolgens, die niet deels schoon is maar deels ook lelijk, niet nu eens schoon, dan weer niet, niet schoon in dit opzicht maar lelijk in dat andere, niet schoon hier maar lelijk daar, want schoon voor dezen maar lelijk voor anderen; ook zal die schoonheid hem niet verschijnen als een gelaat ....- neen, het zal daar voor hem staan als dé schoonheid zelf op zichzelf, de eeuwige schoonheid, eenvormig met zichzelf, terwijl al de overige schone dingen in haar schoonheid delen op zulk een wijze, dat hún ontstaan of vergaan háár noch vermeerdert noch vermindert noch hoe dan ook beïnvloedt."(248-9).

"Stel u eens voor wat het moet zijn wanneer het iemand gegeven zou zijn de schoonheid-zelf te zien in al haar zonnezuiverheid, reinheid, onvermengdheid, niet bezwaard door menselijk vlees, onbezoedeld door kleuren en die honderd andere sterfelijke beuzelarijen, maar wanneer hij bij machte was de goddelijke schoonheid-zelf in haar eenvormigheid grondig te peilen. (...) Wat hij dan verwekt zijn geen afbeeldingen van de deugd - want niet met een afbeelding heeft hij contact - maar ware deugd, omdat hij in contact staat met de waarheid."(249-50).

Hierna komt een dronken Alcibiades bij Agathon binnenvallen. De aanwezige gasten willen allemaal dat hij een lofzang op Socrates ten beste geeft.

[De karakteriseringen van Alcibiades zijn wel raak, vind ik.]

"Ander punt: hij kent niets, weet nooit iets: zo doet hij zich althans voor. (...) Zich van den domme houden, zich kinderachtig voordoen bij zijn medemensen: dat is zijn manier om zijn hele leven door te brengen."(256)

Geleerdheid, juiste opinie, wijsheid

Wat betreft de juiste opinie, inzicht en onwetendheid wordt tussendoor nog het volgende opgemerkt:

"Er een juiste opinie op na houden, zonder in staat te zijn rekenschap te geven. Weet ge dan niet, zei ze, dat dat geen 'weten' is? Hoe zou immers iets wat men niet kan verantwoorden wetenschap kunnen zijn? Maar anderzijds is het ook geen onwetendheid. Want hoe zou iets dat het werkelijk zijnde raakt, onwetendheid kunnen zijn? En iets van dien aard is ongetwijfeld de juiste mening: een tussending tussen inzicht en onwetendheid."(236)

"... want dit is juist het erge van de onwetendheid, dat men zonder schoonmenselijk noch verstandig te zijn, zich toch voldaan gevoelt. En bijgevolg, wie meent geen behoefte te hebben, verlangt niet naar datgene waaraan hij meent geen behoefte te hebben."(239)

Over filosofie wordt weer gezegd dat noch de goden noch de wijzen daaraan behoefte hebben - zij zijn immers al wijs -, noch de onwetenden - die menen daaraan geen behoefte te hebben. (238-9)