>>>  Laatst gewijzigd: 2 december 2020   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Incididunt nisi non nisi incididunt velit cillum magna commodo proident officia enim.

Voorkant Plato Verzameld Werk PLATO
De Sofist (Verzameld Werk, deel 5, editie Xaveer de Win)
Antwerpen / Baarn: Nederlandsche Boekhandel / Ambo, 1978;
ISBN 90 2890 3380 (DNB) / 90 2630 4242 (Ambo)

Dit boek geeft een gesprek weer tussen Socrates, Theodorus, Theaetetus, en een vreemdeling afkomstig van Elea uit de kring van Parmenides en Zeno. Die laatste wordt een 'echte wijsgeer' genoemd (7). Socrates vraagt of in Elea 'sofist', 'staatsman' en 'wijsgeer' naar dezelfde personen verwijzen. Voor de vreemdeling zijn het drie verschillende personen met heel verschillende functies. Na een uitwisseling van beleefdheden gaat het hier verder over de sofist in de vorm van een dialoog tussen de vreemdeling uit Elea en Theaetetus.

Eerst wordt geoefend op het begrip 'hengelaar': via allerlei tweedelingen moet duidelijk worden wat een hengelaar doet en wat hengelen is. Diezelfde aanpak wordt gebruikt om vast te stellen wat een sofist is en doet: sofistiek betreft 'de jacht' op rijke en beroemde jongelui om ze voor geldelijk gewin via redevoeringen en disputen op te voeden in de kennis van de deugd en reiniging van de ziel (18-32). Alleen: er is sprake van schijnkennis, van 'doen alsof' (35).

[Ik ben niet erg onder de indruk van die indelingsmethode. De voorgestelde tweedelingen berusten vaak puur op willekeur bij de spreker en niet op een logische noodzakelijkheid die de werkelijkheid de spreker oplegt. Je kunt er in feite alle kanten mee uit. De overgang van 'kennis' bij de sofisten naar de waardering op p.35-36 dat het om schijnkennis gaat blijft trouwens volkomen onhelder.]

De sofist is een goochelaar, een slechte imitator, iemand van de schone schijn en niet van het zijn. Omdat sofisten vaak goochelen met de uitdrukking 'niet-zijnde', wordt hier ingegaan op die uitdrukking, een uitdrukking die volgens Parmenides niet kan bestaan, omdat je het kenmerk 'niet-zijnde' aan geen enkel object of wezen kunt toeschrijven en er aan het 'niet-zijnde' nooit enig 'zijnde' ten deel kan vallen. Er volgt een soort van overzicht van en een kritiek op allerlei opvattingen die er bestaan of bestaan hebben over de kwestie, zoals 'materialisme en idealisme', met opnieuw aandacht voor stilstand en beweging, eenheid en veelheid0.

[Het discussiëren over het 'niet-zijnde' leidt tot verwarring omdat je door er over te praten als het ware al zegt dat is wat niet is. Maar dat is natuurlijk onzin: een woord maakt in het algemeen al niet dat iets gaat bestaan, er zijn genoeg woorden voor dingen die we alleen maar in ons hoofd bedenken en waaraan geen enkel ding in de werkelijkheid buiten ons beantwoordt. Maar zeker met het werkwoord 'zijn' is het niet zo dat we zeggen dat 'X bestaat' als we 'X is' zeggen. Het gaat hier pagina's lang over een denkfout, een door elkaar halen van taal en werkelijkheid. Al dat geklets over 'het zijnde' is totaal overbodig en zinloos en de argumentatie deugt dan ook niet. Het leidt tot vaag gepraat als:]

"Wel, wij hebben niet alleen aangetoond dat het niet-zijnde is, maar we hebben zelfs in het licht gesteld wat nu eenmaal de vorm van het niet-zijnde is. Immers, na aangetoond te hebben dat de natuur van het Andere bestaat, en dat ze in stukjes verdeeld is over alle wezens in hun onderlinge betrekkingen, zijn we zo stout geweest om van elk deeltje van die natuur, dat tegenover het zijnde is gesteld, te verklaren: daarin juist bestaat werkelijk het Zijn van het niet-Zijn."(80)

[Ah ja, natuurlijk. Er is alleen niets aangetoond en er wordt met die woorden evenmin iets gezegd. Het boek loopt een stukje verder dan ook weer uit op theologie. Uiteraard zien we dan later in de geschiedenis theologen en metafysici die gek zijn op dit vage geklets en er dikke boeken over weten te produceren. Denk aan Heidegger. Het is een weinig interessante dialoog die ook vrijwel niets nieuws naar voren weet te brengen.]