>>>  Laatst gewijzigd: 29 oktober 2021   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Incididunt nisi non nisi incididunt velit cillum magna commodo proident officia enim.

Voorkant Plato Verzameld Werk PLATO
Protagoras (Verzameld Werk, deel 2, editie Xaveer de Win)
Antwerpen / Baarn: Nederlandsche Boekhandel / Ambo, 1978;
ISBN 90 2890 3380 (DNB) / 90 2630 4242 (Ambo)

Het boek Protagoras betreft een van de beroemdste sofisten uit Socrates' / Plato's tijd. Socrates vertelt aan een vriend over zijn gesprekken met Hippocrates, die ontdekt heeft dat Protagoras in de stad is en wil dat Socrates ze aan elkaar voorstelt zodat hij kan leren van deze beroemde sofist. Maar waarvan heeft een sofist verstand? zo vraagt Socrates. Dat moet je toch eerst weten voordat je je ziel blootstelt aan zijn invloed.

"Zo staat het ook met hen die kennis rondventen van stad tot stad, kennis die ze verkopen en versjacheren aan de eerste de beste liefhebber: al wat ze te verkopen hebben prijzen ze aan, maar zou me niet verwonderen, mijn beste, dat menigeen onder hen niet eens wist of zijn koopwaar goed of slecht is voor de ziel."(13-14)

"Want ja, in het aankopen van kennis schuilt nog veel groter gevaar dan in dat van eetwaren. Wie immers eetwaren of dranken koopt bij een winkelier of een handelaar, die kan ze meenemen in vaatwerk dat niet hijzelf is, die kan ze, vooraleer ze in zijn lichaam als voedsel op te nemen, thuis neerzetten, die kan een kenner roepen en met hem overleggen wat hij er al dan niet van mag eten of drinken, en hoeveel, en wanneer, zodat het risico bij zo'n koop niet al te groot is. Maar kennis kunt ge niet meenemen in vreemd vaatwerk: is eenmaal de prijs betaald, dan moet ge de kennis in de eigen ziel opnemen; is eenmaal de kennis opgedaan, dan moet ge ermee de baan op en is het kwaad of goed reeds gebeurd."(14)

[Prachtige uitspraken, en nog steeds helemaal van toepassing op al ons onderwijs en onze opvoeding. Alleen hebben mensen in de huidige tijd nauwelijks meer te beslissen wie hun leermeesters en opvoeders zullen zijn! Je wordt bijna alom verplicht 'verkeerd voedsel' tot je te nemen tot schade van je ziel.]

Kan de deugd aangeleerd worden?

Nu dat punt duidelijk is gaan ze op weg naar Protagoras die in gezelschap is van vele andere 'geleerden' en sofisten, waaronder grootheden als Hippias en Prodicus, en jeugdige leerlingen. De eerdere vraag wordt ook aan Protagoras voorgelegd. Hij antwoordt dat hij verstand heeft van de kunst der politiek en er mensen in kan onderwijzen en dat hij in staat is mensen te vormen tot goede burgers (21). Socrates maakt weer het bezwaar dat de deugd niet aangeleerd kan worden [zie Meno]:

"De grootste geleerden, de meest hoogstaande burgers zijn niet bij machte de talenten die ze bezitten aan anderen mee te delen."(22)

Protagoras legt via een sprookje uit dat het wel degelijk mogelijk is de deugd te onderwijzen. Het is een mythe waarin het gaat over het toewijzen van vaardigheden en zo verder aan mensen bij hun schepping. Door Epimetheus' onhandigheid heeft deze alle dieren al perfect voorzien van een verzameling eigenschappen waarmee ze goed kunnen leven en overleven, maar is er voor de mens niet veel meer over en de tijd dringt. Prometheus lost het op door bij Hephaestus en Athena de technische kennis en het vuur te stelen en aan de mensen te geven, maar hij slaagt er niet meer in bij Zeus de kunst der politiek te stelen en die ook aan de mens ter beschikking te stellen. Het gevolg is volgens Protagoras - 26 - dat mensen onrecht tegenover elkaar bedreven en dat Zeus daarom Hermes de opdracht geeft 'recht en eergevoel' in te planten bij mensen. Het verschil: een technische kunst als bijvoorbeeld de geneeskunst hoeft maar bij weinig mensen aanwezig te zijn om alle mensen te kunnen bedienen, maar iedereen moest volgens Zeus deel hebben aan 'recht en eergevoel'.

[In moderne termen zou je kunnen zeggen: de mens kreeg wel de beschikking over technische instrumentele rationaliteit, maar pas later over normatieve rationaliteit.]

Daarom kan iedereen deel hebben aan de deugd. Maar dat niet alleen: hij kan worden aangeleerd. Dat zal Protagoras nu aantonen. De deugd is niet ingeboren of toevallig in iemand aanwezig. We ergeren ons immers niet aan zaken die mensen door toeval of van nature hebben, zoals lelijkheid, en we straffen hen daarvoor ook niet. Maar dat is wel het geval bij onrechtvaardigheid en ondeugd, omdat we er dan van uitgaan dat die verworven kunnen worden. Daarnaast geldt: in de opvoeding wordt alles gedaan om de kinderen deugdzaam te maken, en ook de staat doet alles om de burgers deugdzaam te maken, en die zorg zou men er niet aan besteden wanneer de deugd niet te onderwijzen zou zijn (28 tot 34).

[Protagoras is heel praktisch: het aanleren van de deugd, van normatieve zaken, van het juiste gedrag, of hoe je het ook noemt, is van jongsafaan een feit en gaat het hele leven door. Dat is opvoeden, dat is onderwijzen, dat is berechten en straffen. En dat zou niet gebeuren wanneer de deugd niet aan te leren zou zijn. Van de andere kant: waarom lukt het dan vaak zo slecht om mensen deugdzaam te krijgen?]

Verschillen en overeenkomsten tussen deugden

Socrates gaat dan weer uitvoerig in op gehanteerde begrippen (36-45) met als leidende vraag: is de deugd één ding en zijn rechtvaardigheid, wijsheid, vroomheid, geleerdheid, dapperheid delen van de deugd of zijn die verschillende deugden allemaal namen voor dezelfde zaak?

[Ik vind de tegenstelling in die formulering van net helemaal niet duidelijk. In het resumé verderop is dit duidelijker:]

Zijn het

"vijf benamingen voor één-zelfde ding, of ligt aan ieder van die benamingen een onderscheidende wezenheid ten grondslag, iets dat bij ieder van hen een eigen functie bezit, zodat ieder van hen iets anders is dan ieder ander?"(65)

Protagoras antwoordt: het zijn delen van de deugd, die van elkaar verschillen, waarvan verschillende mensen verschillende delen hebben. Of zoals in het resumé verderop staat:

"die verschillen van het geheel waarvan ze deel uitmaken en die ook onderling verschillen: alle bezitten ze immers een eigen functie."(65)

Zowel hier als later neemt Socrates de positie in dat die elementen van de deugd ook grote gelijkenis vertonen, samenhang hebben.

[De eerdere vergelijking met het gezicht is wel boeiend: ogen, oren, mond, neus, ieder afzonderlijk hebben ze een eigen functie (het zien, het horen, het proeven, het ruiken) die volledig verschilt van de functie van de andere zintuigen, maar waarin komen ze overeen behalve dan dat ze allemaal onderdeel vormen van het aangezicht? Het gaat dus om het zoeken naar de essentie (wezenheid) van die zintuigen. Je kunt de vraag stellen of het zo belangrijk is om die overeenkomsten te weten.]

[Ik merk weer eens dat dat gegoochel met begrippen me niet erg aanspreekt. 'Bezit het ding rechtvaardigheid op zichzelf beschouwd ook de eigenschap rechtvaardig te zijn?' Maar natuurlijk is rechtvaardigheid geen 'ding' als een steen een ding is, het is een concept waarmee we kunnen praten over een bepaalde eigenschap die aan allerlei handelingen wel of niet toekomt. Het is heel wat anders om te praten over de eigenschappen van een ding of het handelen van mensen dan te praten over de eigenschappen van een abstract concept. Dat laatste is simpelweg het vaststellen van een definitie. Ook een formulering als 'De rechtvaardigheid bevat niet de eigenschap 'vroom', maar weer wel de eigenschap 'niet-vroom' ' is heel discutabel (38). Je gaat dan een begrip dan definiëren door te zeggen wat het NIET is. Nou dat kan een lange lijst worden. Even verderop ook zoiets: de stelling 'elk lid van een tegenstelling heeft slechts één tegenovergestelde, en niet een veelheid' is onzinnig, omdat er bij zwaar en licht, snel en langzaam, licht en donker, en zo verder allerlei gradaties mogelijk zijn en je die woorden dus alleen maar met de nodige betrekkelijkheid kunt gebruiken. Is onwijsheid de tegenstelling van 'wijsheid' of van 'geleerdheid'? wordt dan de - zinloze - vraag.]

[Maar goed, Socrates zoekt dus weer eens naar wat de deugd 'eigenlijk' is en dus moet er iets van overeenkomst bestaan tussen afzonderlijke deugden als rechtvaardigheid, wijsheid, vroomheid, geleerdheid, dapperheid, ook al verschillen ze zo van elkaar. ]

[Die op het concrete handelen gerichte normatieve rationaliteit zoals in de Gorgias en zo, waar het simpelweg om concreet deugdzaam handelen gaat en niet toegespitst gepraat wordt over de deugd-op-zichzelf en de deugd-als-zodanig (abstracte definitiekwesties), heeft mijn voorkeur. Tot nu toe bevalt Protagoras me eigenlijk beter dan Socrates. Socrates gedraagt zich met zijn woordspelletjes veel meer als een slechte sofist dan Protagoras. Bovendien wil hij Protagoras dwingen om de discussie op zijn manier te voeren en doet dat ook nog eens op een kinderachtige manier (hij wil weglopen als hij zijn zin niet krijgt).]

Protagoras en Socrates zitten elkaar nogal in de haren en bemiddeling is nodig om de discussie voort te zetten. Na dat intermezzo begint Protagoras over Simonides' poëzie (51-64) en gaat het over de verschillen tussen 'dat het lastig is goed te zijn en te blijven' tegenover 'dat het lastig is goed te worden'. Daarbij de opmerking:

"Geen enkele geleerde ... neemt aan dat om het even wie vrijwillig zondigt of vrijwillig lelijke en slechte daden verricht; ze weten integendeel zeer goed dat ieder die het lelijke en slechte bedrijft, zulks onvrijwillig doet."(60)

Waarna via het resumé op p.65 teruggekeerd wordt naar de kwestie van de 'eenheid en de veelheid van de deugd'. Ook dan doet Socrates zijn best om de samenhang tussen de verschillende delen van de deugd te laten zien, in dit geval de samenhang tussen dapperheid en geleerdheid.

[Opnieuw volgt een schermutseling met woorden: dapperheid is niet hetzelfde als onversaagdheid, je kunt dingen doen met verstand of als een kip zonder kop. Is het aangename identiek met het goede? Maar ook weer: de woorden 'verstand' 'kennis' 'geleerdheid' en 'inzicht' worden te gemakkelijk door elkaar gebruikt.]

Het slechte of kwade kan niemand willen

Socrates bespreekt nu het belang van geleerdheid / kennis voor het deugdzame handelen (70-79).

"Ze [de meeste mensen, de massa, de man van de straat - GdG] beweren dat velen weigeren het beste te doen, al kennen ze het, en al zijn ze er toe in staat, en dat ze wat anders doen."(71)

De reden hiervoor is dat mensen overheerst worden door hartstocht. Voor de massa is het aangename goed en het pijnlijke slecht. Maar er zijn situaties waarin het pijnlijke juist op de lange termijn goed is (weer het handelen van een geneesheer die iemand geneest door pijnlijke handelingen te verrichten of smerige drankjes voor te schrijven). In dat geval accepteert de massa de pijn omdat die uiteindelijk weer genot en aangenaamheid oplevert. Pijn is dus in die visie een kwaad, genot een goed.

"Maar zelfs op het huidige ogenblik staat het u [de massa - GdG] nog vrij uw woorden te herroepen, als ge er enigszins kans toe ziet te zeggen dat het goede iets anders is dan het genot, of het kwade iets anders is dan de pijn. Of stelt ge u tevreden met een aangenaam leven, zonder pijnen? Als dat voor u volstaat en als ge niets anders als goed of kwaad weet te noemen tenzij het dáárop uitloopt, luistert dan naar wat er uit volgt."(74)

[Nou, ik vind die opvatting van de massa niet verkeerd en wat volgt is weer een spel met woorden.]

"Welnu, een daad die verkeerd is door afwezigheid van kennis, wordt verricht, dat weet ge zelf genoeg, uit onwetendheid. Besluit: door het genot overwonnen worden is hetzelfde als onwetendheid, en onwetendheid van de ergste soort."(78)

Met andere woorden: zichzelf laten overwinnen door hartstocht is onwetendheid; mensen doen het slechte dus uit onwetendheid en niet 'willens en wetens'; zichzelf overwinnen is geleerdheid. Daarna wordt een en ander toegepast op de dapperheid.

[De redenering is niet helemaal duidelijk, ze vertrekt vanuit de aanname dat het aangename en het goede op een lijn gezet worden zoals ook het pijnlijke en slechte op een lijn gezet worden. Ik weet niet of Plato nu wil beweren dat mensen dus niet voor die handelingen kunnen kiezen, waarvan ze weten wat de pijnlijke en slechte gevolgen zijn.]

[Het ligt niet in de menselijke natuur op iets toe te gaan dat men als kwaad beschouwt, wordt ook gezegd. Socrates heeft hiermee dus de samenhang laten zien tussen deugd en kennis / geleerdheid / wijsheid, en ook uitgelegd waarom mensen niet willens en wetens ondeugdzame dingen doen. Verderop legt hij uit dat ook de dapperheid niet zonder de kennis / geleerdheid kan. Protagoras is hiermee weerlegd en op een ander spoor terecht gekomen, maar ook Socrates erkent nu dus het belang van de kennis voor de deugd en zou - zoals hij zelf ook constateert - wel eens moeten gaan toegeven dat de deugd daarom wel degelijk onderwezen kan worden (84).]