>>>  Laatst gewijzigd: 28 oktober 2021   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Mike Hally is een radio producer uit de United Kingdom (UK), verantwoordelijk voor de programma's genoemd in de Preface. Dit boek is een verademing.

Het lijkt er op dat je iemand van buiten de Verenigde Staten moet zijn om ook uitgebreid aandacht te schenken aan de ontwikkeling van computers buiten de Verenigde Staten. Hier geen chauvinistisch kreten als 'Atanasoff - vader van de computer' of 'ENIAC - de eerste computer ter wereld', alsof computers alleen in de VS zijn uitgevonden.

Hier alleen maar nuances. Het gaat over de - vaak parallelle - ontwikkeling in de VS, in de UK, in de USSR en in Australië. Het boek bevat materiaal dat in allerlei andere geschiedenissen nog niet eens genoemd wordt. Daarnaast is het gebaseerd op interviews met betrokkenen, zo ver nog in leven.

Voorkant Hally 'ELectronic brains' Mike HALLY
Electronic brains - Stories from the dawn of the computer age
London: Granta Books, 2005; 274 blzn.
ISBN: 18 6207 6634

(vii) Preface

Dit boek is voortgekomen uit een serie van vier radioprogramma's voor de BBC in 2001. Er werden vier groepen onderzoekers op vier continenten (UK, VS, Australië en de voormalige USSR) voor geïnterviewd. Opvallende zaken:

"So there is no simple answer to the question, 'Who invented the computer?' It was a process of development across several continents that involved thousands of people."(ix)

(xiii) Prologue

Korte geschiedenis van de computer tot aan WOII: Charles Babbage en Ada Byron Lovelace (UK); Georg en Edvard Scheutz (Zweden); Hollerith's ponsmachines (VS); Vannevar Bush's 'Differential Analyser' (VS); Konrad Zuse (Duitsland). De ontwikkeling was van mechanisch naar elektronisch, van relais naar buizen.

(1) Chapter 1 - From ABC to ENIAC

ABC slaat op de Atanasoff-Berry Computer uit de VS, een machine met binaire logische circuits, waarin Atanasoff en Berry beiden in hun vrije tijd bouwden. Door WOII kwam het er niet van verder te werken aan de machine. Ook een patentaanvraag werd niet doorgezet. Na de WOII dacht zelfs Atanasoff zelf er niet aan. Maar zijn werk had wel John Mauchly geïnspireerd. Mauchly werkte aan de Moore School of Electircial Engineering van de University of Pensylvania.

"By the middle of 1942 the Moore School housed a room full of women mathematicians doing vital war work. One of them was Jean 'Betty' Bartik, who recalls that female mathematicians were a rarity then."(9)

Die vrouwen werden aangeduid met 'computors'. Ze berekenden ballistische tabellen voor het leger.

"Also working at the Moore School was Kathleen 'Kay' McNulty, who was to become a good friend of Bartik's. She had been a bright child who also majored in mathematics at college but, like Bartik, she had found few openings for her skills. 'Insurance companies had a lot of actuarial work. However, they didn't hire women, because by the time they'd trained a woman to be an actuary she was ready to get married and leave. That was the big thing before the war - once you got married you no longer worked, you just stayed home'."(10-11)

Zij werden met drie andere vrouwen de 'operators' van de ENIAC toen die in 1945 klaar was. Ze waren niet zo onder de indruk van de prestaties. Het was ook geen binaire computer bv. Maar in 1946 stortten de media zich op de machine en door het nieuws erover groeide natuurlijk de verdere interesse. Er woerd overigens maar één ENIAC gebouwd.

In de periode daarna ontstonden er nogal wat misverstanden en ruzies. Bv. tussen John van Neumann en Mauchly / Eckert over de EDVAC - de opvolger van de ENIAC aan Moore - , over bijdragen, over patenten, en zo verder. De 'Moore School Summer Lectures' van Mauchly en Eckert van 1946 brachten heel veel mensen van de VS bij elkaar en dat leidde tot een enorme uitwisseling van kennis. Mauchly / Eckert vertrokken bij Moore en richtten hun eigen bedrijf op.

"While the EDVAC found a useful niche in army ordnance work and the IAS [Institute for Advanced Study aan Princeton, New Yersey, waar Von Neumann werkte] spawned a family of important computers [als namen circuleerden ILLIAC, JOHNNIAC, MANIAC], Eckert and Mauchly's story after they left the Moore School was much more interesting and opened up a new chapter in the history of computing."(27)

(29) Chapter 2 - UNIVAC - Saviour of the census

Dat bedrijf van Eckert en Mauchly was in Philadelphia en heette Electronic Control Company. Ze werkten aan het bouwen van de UNIVAC (UNIVersal Automatic Computer). Maar ze hadden meteen concurrentie van de Harvard Mark 2 (de opvolger van de Mark 1) van Howard Aiken die probeerde hun plannen te saboteren.

"And if Aiken showed some meanness towards competitors, he deserves credit for encouraging a gifted young woman who would become another of the great names in computing history. Grace Hopper was one of the first recruits to Aiken's Bureau of Ordnance Computation project at Harvard; there she learned how to program the Mark 1 and became one of the first software engineers. She is credited with inventing the 'compiler' (a program that converts English-language instructions into the the computer's own machine codes) and a host of other software developments. Ironically, she left Harvard in 1949 and took her programming skills to Eckert and Mauchly's company, which had survived Aiken's attempted sabotage."(33)

Bartik en McNulty kwamen er ook te werken. Het bedrijf ging door turbulente tijden, met veel financiële problemen. Maar na de overname door Remington Rand in 1950 ging het zakelijk gezien een stuk beter. De eerste UNIVAC was operationeel op 31 maart 1951 en deed juiste voorspellingen tijdens de presidentsverkiezingenin 1952. In de jaren daarna waren er weer allerlei zakelijke problemen zoals overnames en rechtszaken over patenten.

Algemene conclusie moet zijn dat het werk van Eckert-Mauchly voor de ontwikkeling van computers toch heel wat belangrijker is geweest dan het werk van Atanasoff-Berry.

(51) Chapter 3 - Saluting The Moose

Dit is een niet zo bekend stukje geschiedenis van de computer. Het is de ontwikkeling van de Rand 409 (in Rowayton, VS) door Loring P. Crosman die in 1943 al met het idee kwam een 'general purpose' computer voor het bedrijfsleven te bouwen. Hij kreeg het geld van Remington Rand om er aan te werken en leverde ook daadwerkelijk modellen die het (beperkt en niet binair maar decimaal) deden.

Na 1948 kwamen voor hem werken: Mike Norelli, Gordon Chamberlain, Bill Wenning, Jim Marin, Leslie Groves, Joe Brustman, Les Henchcliffe en nog anderen [van wie velen werden geïnterviewd voor dit boek]. In 1949 werd op basis van Model 3 een echt prototype voor productie gebouwd met de naam Rand 409. De eerste machine werd in juli 1951 uitgeleverd aan de IRS, de belastingdienst van de VS. De UNIVAC werd na 1952 succesvol, en omdat Remington Rand ook het bedrijf van Mauchly had overgenomen, schoof het allemaal wat in elkaar - alles werd verkocht onder de naam UNIVAC - en ontstond er historisch gezien wat verwarring. Maar de UNIVAC 60 en 120 waren sterk gebasaeerd op de Rand en deden het goed, commercieel gezien.

Toen in 1957 de eerste getransistoriseerde computers op de markt kwamen werd de UNIVAC 1004 ontworpen en in 1963 op de markt gebracht, opgevolgd door de UNIVAC 1005 in 1966.

(75) Chapter 4 - When Britain led the computing world

"Although the United States was the first to unveil its computerr to the world - the ENIAC in 1946 - other countries were already working along similar lines. Foremost among these was the United Kingdom, but the British kept the secrets of their wartime computers for many years. A lot of men and women made important contributions to these early efforts but two in particular stand out, Alan Turing and Maurice Wilkes."(77)

Turing is de meest bekende wiskundige. Wilkes was wat praktischer ingesteld en werkte aan het in 1937 opgerichte Mathematical Laboratory van Cambridge. Wilkes had interesse voor de 'differential analyser' van Douglas Hartree (University of Manchester). Turing had daar ook belangstelling voor vanuit cryptografisch perspectief. Hij kreeg tijdens WOII op Bletchley Park ook te maken met andere rekenmachines voor het kraken van codes, de 'Bombe' en 'Colossus'. De laatste was bedacht door Max Newman en gebouwd door Tommy Flowers. Hij werd opgevolgd door de snellere Colossus Mark II.

"The first real computer at Bletchley Park, and the first large-scale eletronic computer in the world was the Colossus. (...) While Turing is sometimes credited with the invention or development of the Colossus, he actually had no direct involvement."(84-85)

In feite was Turing in die periode met spraakanalyse en 'scrambling' van spraak bezig, ging daar ook voor naar Bell Labs in de VS en ontmoette Claude Shannon die langs dezelfde theoretische lijnen dacht als hij: machines die werkten met booleaanse logica en die het menselijk brein konden imiteren. Terug in Engeland werkte Turing aan de 'Delilah', een machine voor versleutelde spraak, in Hanslope, op 10 km van Bletchley Park. Hij ontwikkelde op het einde van WOII ook zijn ideeën voor een universele, 'multipurpose' machine.

[Als je dit zo leest krijg je de indruk dat Turing werkelijk niets met het kraken van codes op Bletchley Park te maken heeft gehad. Ja, in naam, maar in de praktijk was hij er niet eens. Dus: wat is nu precies zijn bijdrage geweest aan het werk op Bletchley Park?]

National Physical Laboratory (Eddington): ACE

Turing ging in 1945 aan een nieuwe wiskunde-afdeling van het National Physical Laboratory in Teddington werken onder John Womersley. Doel was competitie met de Amerikanen en het maken van de Automatic Computing Engine (ACE). Turing schreef een belangrijk 'proposal' maar door allerlei onenigheden tussen instanties was er in 1947 nog niets gebouwd. Turing ging terug naar Cambridge waar hij officieel al fellow was. De NPL was door dat alles niet leidend in die periode. Manchester en Cambridge zouden het voortouw nemen. Pas onder manager Francis Colebrook - die in 1948 de leiding overnam van Sir Charles Darwin - werd de ACE uiteindelijk geproduceerd.

[Geen woord over Donald Davies die aan het NPL 'packet switching' uitvond en een van de eerste computernetwerken bouwde. Gek eigenlijk.]

Mathematical Laboratory (Cambridge): EDVAC

Wilkes was daar inmiddels directeur van het MathLab en hoorde van Hartree - die in de VS was geweest - van alles over de ENIAC en de Harvard Mark I. Wilkes zelf kreeg de kans deel te nemen aan de Moore School Summer Lectures in 1946 rondom de ENIAC en trok met Mauchly op in de weken erna.

Hij ging aan de slag en bouwde met Tommy Gold de EDSAC = Electronic Delay-Storage Automatic Calculator. In februari 1947 was er een werkend prototype. Er is nauwelijks een relatie met de Amerikaanse EDVAC zoals sommigen beweren. De EDSAC van Cambridge / Wilkes was volledig operationeel op 6 mei 1949 :

"That was an important day because this was certainly 'the first complete and fully operational regular electronic digital stored-program computer', as Cambridge now bills it."(96)

Turing heeft niets bijgedragen aan het werk van Wilkes. Het waren heel verschillende mensen en ze ontmoetten elkaar zelfs nauwelijks toen bleek hoe verschillend ze over computers dachten.

Na 1949 werd er gewerkt aan programmeertechnieken

University of Manchester: Manchester Baby

Max Newman (van de Colossus) was in 1945 naar Manchester vertrokken en bouwde daar met Freddie Williams en Tom Kilburn aan de 'Manchester Baby'. In 1948 ging Turing tegen alle afspraken met het NPL in ook naar Manchester. De 'Manchester Baby' was een computer met CRT geheugenopslag, die voor het eerste echt werkend was op 21 juni 1948:

"That first succesful run was on 21 June 1948, making the Baby almost bij accident the first 'stored-program electronic digital computer' in the world, although even the design team didn't regard it as a fully fledged computer."(96)

"... Turing was bij now [1948] part of the Manchester team, still basking in the success of the Baby and pushing ahead with the full Manchester Mark I, or MADM (Manchester Automatic Digital Machine), which was to be the basis for a commercial product, the Ferranti Mark I."(99)

Turing was hier officieel hoofd van de afdeling [naam wordt niet gegeven], maar liet het besturen over aan anderen. Hij had ook geen betrokkenheid in het 'engineerin design' van de baby. Hij schreef het programmeerhandboek voor de MADM.

"However, it was also remarkable for its lack of concessions to users. Anyone without Turing's mathematical brain would struggle to follow it, and he was notoriously unsympathetic to anyone not on his wavelength."(100)

Het handboek zat ook vol fouten, omdat Turing het goed in zijn hoofd had maar niet de moeite nam het op papier te verbeteren. Turing was soms aardig, maar alleen voor mensen die hij als bijzonder intelligent beschouwde en hem konden volgen. Het handboek werd later door Tony Brooker volledig herschreven, verbeterd en bruikbaar gemaakt. Turing van zijn kant ging zich vanaf 1950 steeds meer bezig houden met de relatie tussen computers en menselijke intelligentie en volgde daarbij de Amerikaanse behavioristische psychologie. Zijn leven eindigde zoals bekend turbulent.

"Maurice Wilkes had a much longer and happier career, during which he contributed much to computer science, both hardware and software. It is striking how often his name comes up in conversation with other pioneers in America, Russia and the Ukraine, even if he never achieved the popular recognition of Turing."(102)

[Ik vraag me werkelijk af waarom Turing dan zo veel bekender is. Als je ziet wat beiden gedaan hebben en aan invloed gehad hebben op de ontwikkeling van computers, dan is Wilkes toch de topper en niet Turing. Ik snap niet dat een egotripper als Turing met bedenkelijke ideeën als de Turingtest en het idee van 'electronic brains' zo veel aandacht heeft gekregen. Hoe ontstaan dit soort mythes?]

Conclusies

Al eerder trekt Hally conclusies:

"Thus in 1948 Britain was at the frontier of electronic computing. In Manchester the world's first stored-program electronic digital computer, the Baby, had run its first program, and it was the basis of a more powerful model that would be one of the first in the world to go on commercial sale. In Cambridge the world's first full-scale stored-program electronic digital computer had just been unveiled; it would shortly run its first successful program and go on to give many years' service as an everyday working machine. (...) Also in 1948 a small team at J.Lyons&Co. was starting work on the business version of the Cambridge EDSAC, and in turn would within three years run the world's first real day-to-day business application. Even the Pilot ACE, delayed as it had been, was about to get a proper boss who would give the project the boost it needed. The British teams were using mercury delay-lines or cathode-ray tubes for working memory and both approaches were succeeding. In contrast the American projects had run in to various problems. [Die worden verder uitgewerkt]"

"It is hard to conclude other than that Britain's computing effort led the world in 1948, despite the crippling privations of the early post-war years. But the industrial might of the former colony across the Atlantic [de VS dus] could not be held back for long, particularly as the British effort was directed towards single machines or small production runs whereas the Americans were capable of much more, or soon would be."(97-98)

[Toch vraag ik me dan af waarom de VS dan zo'n centrale rol kon gaan spelen en waarom de prestaties van de UK zo weinig bekend zijn geworden.]

(103) Chapter 5 - Leo the Lyons computer

Over de organisatie binnen het systeem van de thee- en koffie- en rookwarenwinkels van Joe Lyons & Co. in de UK.

"It is a sobering fact that today's highly planned, highly computerized, high-speed transport and distribution network could scarcely match the system used by Lyons a century ago."(109)

Door contacten met Hartree en Wilkes ontstond bekendheid met de EDSAC in 1948. Lyons investeerde in het MathLab en de EDSAC in ruil voor de inzet van een exemplaar als een commercieel inzetbare machine. Het project hier omheen heette LEO = Lyons Electronic Office. Vooral het programmeren ervan voor de activiteiten van Lyons leverde veel inzichten op. Programmeurs waren onder andere Frank Land en Mary Blood. De salarisadministratie was de eerse afdeling waarvoor een applicatie ging draaien, vanaf november 1951. Het distributieprogramma voor de theewinkels ging draaien vanaf 1954. Er was geen ander bedrijf in de UK met dit soort 'office software'. De kortzichtige regering van de UK van dat moment zag er niet veel in, economen des te meer. Er kwam een bedrijf dat 'LEO's' ging produceren (eerst de LEO II, later in 1963 de getransistoriseerde LEO III).

"LEO III was everything the company had hoped for in terms of its performance and it was much the most successful version of LEO commercially, with about 80 built and sold to customers outside Lyons. A fair proportion of these went overseas, some behind the Iron Curtain, while others went to South Africa and Australia."(129)

Het merk verdween in de 60-er jaren uiteindelijk door samenwerking en fusies met andere bedrijven en door de concurrentie van IBM.

(135) Chapter 6 - So then we took the roof off

De ontwikkeling van elektronische computers vond in de USSR plaats in Feofania, ten zuidwesten van Kiev in de Oekraïne.

"Out of the chaos of the early post-war years came the first Soviet computer, a story that until recently was almost unknown to the western world. Its creation was largely due to an engineering genius, Sergei Lebedev, born in Siberia on 2 Novenber 1902, and the man whose name adorns the road through Feofania."(138-139)

Lebedev was al voor de oorlog aan het nadenken over een binaire elektronische computer. De USSR liep helemaal niet zo ver achter als tijdens de Koude Oorlog gesuggereerd, integendeel. De 'flip-flop' werd er onafhankelijk uitgevonden in 1917 door Mikhail Bonch-Bruyevich, en twee jaar eerder dan in de VS. De eerste radio-uitzending met menselijkre stem was er in 1921 in de USSR. Vadim Lashkarev vond onafhankelijk van de Amerikanen de transistor uit in 1941 en begin 50-er jaren. En zo verder.

Wel had de USSR na de oorlog te kampen met veel meer materiële tekorten, maar de atoombom c.q. de Koude Oorlog was een stimulans om zelf een atoombom te ontwikkelen, etc. en daarvoor waren computers nodig. Lebedev werd hiervoor ingezet. Hij verhuisde naar Kiev in 1946, werd er directeur van het Institute of Electrical Engineering, en kreeg zijn eigen Laboratory of Automatic Control. In 1947 werkte hij de ideeën uit voor de MESM = Malaya Elektronnaya Schetnaya Mashina = Small Electronic Calculating Machine.

Uiteraard werkte hij aan de bouw ervan samen met anderen. Voorbeelden: Zinovy Rabinovich, Rostislav Cherniak, Boris Nikolayevich Malinovsky, Ivan Parkhomenko. Met weinig middelen en veel inzet werd er aan gewerkt vanaf eind 1948. Er was daar nauwelijks iets bekend over ENIAC, EDVAC, UNIVAC, EDSAC, dus het product blijkt origineel te zijn en is niet gemaakt op basis van het kopiëren van kennis uit het Westen. De machine begon te werken op 6 november 1950 en was in 1951 full-time operationeel. Opdrachten werden bijvoorbeeld geprogrammeerd door vrouwen als Ekaterina Shkabora en Ivetta Okulova.

"Just as in the Western projects, the pioneering teams were mostly, but not exclusively, made up of men, and programmers were often women."(148-149)

Naast dit computerproject was er een van Isaak Bruk (Isaac Brouk), met zijn design van de M-1-computer, dat hij samen met Bashir Rameyev, en later met Nikolai Matyukhin en Tamara Alexandridi, omzette in een werkelijke computer vanaf 1949. Hij was operationeel in 1951.

Daarenaast was er het project van Yuri Bazilevsky, die met Rameyev de STRELA (de 'Pijl') produceerde. Maar deze computer was kwalitatief minder dan de MESM en de M-1, ook al kreeg Bazilevsky officiële goerdkeuring en ondersteuning van vriendjes uit de partij.

Rameyev vertrok naar het zuidelijke Pensa. Hij werd er hoofd van het computercentrum dat de Oeral- en de Minsk-serie produceerde, universele computers die in de industrie gebruikt kon worden. Lebedev ontwikkelde inmiddels een nieuwe computer, de BESM-1 in Moskou in 1952. Ook Bruk bleef ontwikkelen en bouwen. Net als in het Westen werd gebruik maakt van steeds betere materialen en van nieuwe uitvindingen, dus ook hier gingen de prestaties van de computers met sprongen omhoog.

"This whole rich, diverse effort was genuinely independent of Western computing. But for the intensity of the Cold War, there would undoubtedly have been some cross-fertilization, in both directions, of techniques and technology. But the Soviet Union's computer development was not only largely independent of the West, it was also composed of a collection of jealously independent teams. By the 1960s the Russians had an array of incompatible computer designs, mostly produced in small quantities. Software written for one had to be rewritten to run on another, along with retraining of both production and maintenance engineers."(157)

[Maar dat was in het Westen in feite niet anders.]

Begin 1970 werd daarom de politieke keuze gemaakt om eenheid te brengen door compatibiliteit met de IBM-360-serie als uitgangspunt te nemen. Dat had als gevolg dat heel de eigen innovatie in de computerindustrie van de USSR de nek werd omgedraaid. Alle genoemde pioniers waren tegen, maar het mocht niet baten.

(161) Chapter 7 - Wizards of Oz

"If the history of Soviet computing has been largely neglected in the West, there is another country whose computer pioneers have even more comprehensively ignored - Australia (...) One of the world's first few real computers (electronic, digital, stored-program) ran there for the first time in 1949 and the Australians made it themselves."(163)

Die computer werd gebouwd aan de University of Sydney door Trevor Pearcy, verbonden aan de Council for Scientific and Industrial Research (CSIR), Section of Mathematical instruments. Pearcy was in de UK opgegroeid en had samengewerkt met Douglas Hartree op wiens afdeling hij de 'differential analyser' zag. Op een reis naar de VS zag hij ook de Harvard Mark I van Aiken. In 1945 emigreerde hij naar Australië. ZIjn team bestond o.a. uit Maston Beard, David Myers, Reg Ryan, Peter Thorne. Ze werkten vanaf 1948 aan de CSIR Mark I, waren op de hoogte van de ontwikkelingen in de UK, maar besloten hun eigen weg te gaan.

De machine was eind 1949 operationeel. Hij werd omgedoopt tot CSIRO Mark I, omdat de opdrachtgever van naam was veranderd: CSIRO = Commonwealth Scientific and Industrial Research Organisation. Met Geoff Hill als programmeur slaagden ze er in 1951 in de computer muziek te laten spelen - de eerste door computers gegenereerde muziek. Het vervolg van het project leed aan gebrek aan interesse van de regering en bestuurders.. Ook een commerciële uitbating mislukte.

Met de komst van Harry Messel eind 1952 als hoofd van de School of Physics kwam er weer een stimulans om door te gaan met het ontwikkelen van computers. Het werken aan de CSIRO Mark I in Sydney werd beëindigd - de computer werd geschonken aan de University of Melbourne waar hij werd doorontwikkeld als de CSIRAC - en er werd gewerkt aan een type in de lijn van de ILLIAC in de VS. De naam werd SILLIAC en hij was operationeel in 1956.

Er ontwikkelde zich verder geen echte computerindustrie in Australië, omdat de regering er niet in geloofde en weinig vertrouwen had in die jonge geleerden en hun plannen.

(185) Chapter 8 - Water on the brain

Over de Hydraulic Economics Computer (ook wel MONIAC) gebouwd door Bill Phillips aan de University of Cambridge, een mechanische computer die met gekleurde waterstromen grafisch de stroom van geld in de samenleving weergeeft. Hij werd gebruikt in het onderwijs en is behouden gebleven (Science Museum).

(207) Chapter 9 - It's not about being first: the rise and rise of IBM

Thomas J. Watson - de latere baas van IBM - begon in de VS in 1895 te werken bij het bedrijf National Cash Register (NCR) van John H. Patterson. Hij leerde er alle monopolistische kapitalistische truucs die er zijn: intimidatie van de concurrent door het aanspannen van rechtszaken over patenten en zo, bedrijfsspionage, sabotage van hun producten, het wegkopen van werknemers, het wegjagen van klanten, het vastleggen van kennis in patenten. Pas in 1913 werd NCR vervolgd voor dit soort praktijken, maar ook dat liep met een sisser af. Overigens leerde Watson bij NCR ook het belang van onderzoek en ontwikkeling voor een bedrijf.

Intussen vertrok Watson in 1914 bij NCR en kwam bij het bedrijf Computing-Tabulating-Recording (CTR) van Charlie Flint terecht die ook al bekend stond om zijn kapitalistische maffiapraktijken. Hij werd er de directeur. Het bedrijf van Hollerith - de uitvinder van de ponskaartmachine - viel daar onder.

In 1924 hernoemde Watson het bedrijf naar International Business Machines Corporation (IBM). Hollerith's tabelleermachine kwam centraal te staan en werd verder ontwikkeld. Hij verhuurde ze, verkocht ze dus niet, en bond zo de klanten aan zich. Ook legde hij zijn werknemers (op een gegeven moment, toen dat winstgevend bleek) in de watten en bouwde aan de befaamde IBM-cultuur (waar vakbonden geen poot aan de grond kregen). Er waren weinig zwarte of katholieke werknemers en iedereen droeg vrijwel dezelfde kleiding met in ieder geval een wit sporthemd.

Economisch deed Watson het goed, zelfs in de crisisjaren rond 1930. Zijn contacten met de nazi's in Duitsland zijn ook bekend - IBM werkte via het bedrijf Dehomag voor Nazi-Duitsland. De daar geproduceerde tabelleermachines dienden voor de volkstelling die ook vroeg naar religie en ras en later diende voor het uitroeien van vele bevolkingsgroepen. Het ging Watson puur om geld, ethische principes hield hij er blijkbaar niet op na. Zie voor de verdere uitwerking van dit punt het boek van Black..

IBM speelde ook een grote rol in het bouwen van Aiken's Harvard Mark I tijdens de oorlogsjaren. Watson en Aiken kregen ruzie over van alles rondom de machine. Desondanks stimuleerde Aiken met zijn werk het denken van Watson over de toekomst van rekenmachines. Op een gegeven moment nam Thomas Watson Jr. het roer over, die zelf al bekend was met de ENIAC. Vanaf 1950 werd de weg ingeslagen van de elektronica. In 1952 was de eerste echte IBM-computer - de IBM 701 - operationeel. De machine werd de concurrent van de UNIVAC.

IBM werd dominant op de markt voor grote bedrijfscomputers. Dat was al in 1961 zo, maar werd nog versterkt door de aanpak die vanaf het model IBM 360 volgde: je kon het apparaat modulair uitbouwen.

(232) Epilogue

Opvallende in deze geschiedenis: de invloed van de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog op de ontwikkeling van computers.