>>>  Laatst gewijzigd: 27 oktober 2021   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Nicholas Carr schrijft over met name computertechniek in bekende tijdschriften als New York Times, Wired, en zo verder. Hij publiceerde eerder het boek Does IT matter?.

Ook dit boek is dus geen echt historisch werk, maar bevat een journalistiek verhaal. De centrale gedachte is die van een centralisatie van voorzieningen. Carr maakt de volgende vergelijking. Vroeger zorgden bedrijven voor hun eigen energievoorzieningen, later werd energie geleverd door een centrale energiecentrale. Zo ook met computers. Bedrijven / mensen gebruiken nu overal lokaal hun eigen computervoorzieningen. Dat zal worden overgenomen door centrale computervoorzieningen waarvan bedrijven en particulieren hun programma's en data betrekken, een constructie die aangeduid wordt met 'cloud computing'. Aldus Carr. En wie kan vandaag de dag ontkennen dat hij dat in 2008 goed gezien heeft?

Voorkant Carr 'The Big Switch' Nicholas CARR
The big switch - Rewiring the world, from Edison to Google
New York - London: W.W.Norton & Co, 2008; 278 blzn.
ISBN-13: 978 03 9306 2281

Centralisatie van energievoorzieningen

Als voorbeeld wordt 'Burden's Wheel' opgevoerd. Dat was een enorm waterrad voor de Burden Iron Works, door Burden ontworpen in de eerste helft van de 19e eeuw, waarmee hij een competitieve voorsprong kreeg tegenover zijn concurrenten.

"But a visitor to the Burden Iron Works in the early years of the twentieth century would have come upon a surprising sight. The great waterwheel stood idle in the field, overgrown with weeds and quietly rusting away. After turning nonstop for fifty years, it had been abandoned. Manufacturers didn't have to be in the power-generation business anymore. They could run their machines with electric current generated in distant power plants by big utilities and fed to their factories over a network of wires. With remarkable speed, the new utilities took over the supply of industrial power. Burden's wheel and thousands of other private waterwheels, steam engines, and electric generators were rendered obsolete." (10-11)

Het bleek goedkoper om elektriciteit centraal te produceren en vanaf een centraal punt te distribueren. De redenen waren dus niet zo zeer technisch als wel economisch (grootte van schaal maakte de productie van elektriciteit goedkoper) en praktisch (je hoefde zelf niet meer voor alles te zorgen, je kon het goedkoper láten doen).

De invoering van elektriciteit ging gepaard met allerlei utopisch getinte boeken die voorspelden dat elektrische apparaten de wereld mooier, schoner, veiliger, en zo verder zouden maken.

"The utopian rhetoric was not just a literary conceit. It proved a powerful marketing pitch for the manufacturers of electrical appliances. General Electric was particularly adept at playing to people's native optimism about technology."(89)

Maar het paradijs wilde maar niet komen. Er waren positieve en negatieve gevolgen van de elektrificering.

Centralisatie van informatievoorzieningen

"Today, we're in the midst of another epochal tranformation, and it's following a similar course. What happened to the generation of power a century ago is now happening to the processing of information. Private computer systems, built and operated by individual companies, are being supplanted by services provided over a common grid - the Internet - by centralized data-processing plants. Computing is turning into a utility, and once again the economic equations that determine the way we work and live are being rewritten."(12)

Informatievoorzieningen lijken op energievoorzieningen: het zijn 'general purpose'-voorzieningen met een product dat gemakkelijk centraal geproduceerd en over grote afstanden over een netwerk getransporteerd en gedistribueerd kan worden. Dat zal grote gevolgen hebben voor al die bedrijven die computervoorzieningen voor afzonderlijke bedrijven en particulieren bouwen.

Deze ontwikkeling is al een tijdje gaande. Zo vormen zoekdiensten ook centrale faciliteiten: niemand hoeft zijn eigen zoekmachine te programmeren om het Web te doorzoeken. We gebruiken steeds meer programma's via de browser, programma's dus die ergens centraal aangeboden worden. En we slaan steeds vaker data elders op (mail in centrale webmail-omgevingen als GMail, Hotmail, etc., foto's op Flickr, video's op YouTube, notities in Google Docs, favorieten op Delicious, berichten en allerlei andere zaken op Facebook).

"Many of us spend more time using the new Web services than we do running traditional software applications from our hard drives."(21)

"As individuals, we may question the technological imperative and even withstand it, but such acts will always be lonely and in the end futile. In a society governed by economic trade-offs, the technological imperative is precisely that: an imperative. Personal choice has little to do with it."(23)

Dat laatste als kritiek op Henri Mumford's standpunten in The Pentagon of Power (1970) (onderdeel van The myth of the machine). Carr vindt dat Mumford tecdhnologie te veel losziet van economische factoren, terwijl die laatste juist zeer bepalend zijn voor bepaalde technologische ontwikkelingen.

Net als in de periode van de opkomst van elektriciteit werd er ten tijde van de ontwikkeling van computers en computernetwerken veel utopische literatuur geschreven. Net als daarvoor zouden computers het paradijs brengen. Maar de commercialisering maakte al gauw duidelijk dat er geen paradijs in het verschiet ligt.

Vragen en problemen, voordelen en nadelen

De fundamentele kwesties zijn altijd weer de volgende.

Van de andere kant is het inderdaad zo dat het veel werk is om als bedrijf je eigen computervoorzieningen op peil te houden, de mainframes en mini's, later de persoonlijke computerwerkplekken, inclusief alle software en de netwerkverbindingen. En dat kost daarmee ook een hoop geld. Bovendien is die investering in computertechniek niet meer onderscheidend en daarmee geen competitief voordeel meer: alle bedrijven hebben min of meer dezelfde hardware en software.

Tegelijkertijd maakt een supersnel Internet volkomen onbelangrijk waar de hardware staat en waar de software draait. Bovendien overbrugt het netwerk de hardware-verschillen: alles kan op elkaar worden aangesloten. Dat is een enorm voordeel van 'utility computing'. En je data staan niet meer ontoegankelijk opgesloten op een locale computer waar je niet bij kunt vanaf een ander apparaat.

"By providing a universal medium for data transmission and translation, the Net is spurring the creation of centralized computing plants that can serve thousands or millions of customers simultaneously. What companies used to have no choice but to supply themselves, they can now purchase as a service for a simple fee. And that means they can finally free themselves from their digital millwork."(60)

Als voorbeeld: Google als 'computing plant'. Maar dat is een bekend bedrijf, er zijn er veel meer die dit soort services leveren. Theoretisch zouden bedrijven / computergebruikers op den duur niet méér nodig hebben dan 'thin clients', afgeslankte computers met snelle netwerkverbinding om de programma's en data op te halen. Tegelijkertijd betekent het dat die programma's en data ook opgehaald zouden kunnen worden door 'smartphones' en televisies en wat niet al. Dat alles dus vanuit het simpele gegeven dat je alleen maar verbinding hoeft te zoeken met een centrale plek waar die programma's toegankelijk worden gemaakt en je data staan opgeslagen.

Inmddels zijn al een heleboel mensen gewend om allerlei zaken via de toepassingen op websites te doen en om allerlei zaken bij elkaar te brengen in de dingen die ze zelf op Internet zetten.

De utopie en de realiteit

"Soon, the World Wide Computer will know where we are and what weŕe doing at almost every instant of the day. We will exist simultaneously in the real world and in a computer-generated world. In programming the World Wide Computer, we will be programming our lives. Second Life may be only a game, but its central conceit - that we can separate ourselves from our bodies and exist as avatars in a digitized landscape - is more than an amusement. It's a metaphor for our future."(123)

Is Carr hier nu een utopie aan het neerzetten? Nee. Verderop zet hij dit in een ander perspectief:

"Although, as we saw with electrification, optimism is a natural response to the arrival of a powerful and mysterious new technology, it can blind us to more troubling portents. (...) As we'll see, there is reason to believe that our cybernetic meadow may be something less than a new Eden."(125)

Bedrijven als YouTube, Skype, PlentyOfFish hebben niet veel investering nodig omdat hun product bestaat uit enen en nullen en gemakkelijk te kopiëren en verspreiden is. Het sociale netwerk schept niet veel banen, gaat daarentegen ten koste van banen. Veel van het werk dat dit soort netwerken in stand houdt wordt of door machines en software gedaan of gratis gedaan door de mensen die het gebruiken (het vullen met informatie bijvoorbeeld; hier geen dure datatypisten). Er wordt al gesproken van een 'gift economy' die ten koste gaat van met name individuele artistieke beroepen, als fotografen:

"Why pay a professional to do something that an amateur is happy to do for free?"(142)

Het drukt de inkomens van grote groepen werknemers omlaag terwijl een kleine groep rijken steeds rijker wordt. Die toenemende kloof in inkomen wordt door veel onderzoekers toegeschreven aan de computerisering / digitalisering van de samenleving.

"The erosion of the middle class may well accelerate, as the divide widens between a relatively small group of extraordinarily wealthy people - the digital elite - and a very large set of people who face eroding fortunes. In the YouTube economy, everyone is free to play, but only a few reap the rewards."(147)

Van schaarste naar overvloed, balkanisering en ideologische versterking

Een ander aspect is dat allerlei creatieve media die zich voorheen kenmerkten door hoge productiekosten en nauwe distributiekanalen nu gemakkelijk geproduceerd, gekopieerd en verspreid kunnen worden.

"The shift from scarcity to abundance in media means that, when it comes to deciding what to read, watch, and listen to, we have far more choices than our parents or grandparents did. We're able to indulge our personal tastes as never before, to design and wrap ourselves in our own private cultures."(150)

Meer keuzes hebben kan bevrijdend werken en spannend zijn, maar het betekent niet noodzakelijk dat het ook betere keuzes zijn. Bovendien kan de situatie waarin iedereen zijn eigen eilandje bouwt leiden tot wat 'balkanisering' wordt genoemd: een versplintering van de mensheid, van de cultuur, het opheffen van samenbindende, het individu overstijgende factoren. Het kan ook leiden tot wat 'ideologische versterking' wordt genoemd: je zoekt alleen gelijkgestemden, wilt alleen nog bepaalde zaken horen, sluit je af van andere meningen, en uiteindelijk kan dat zelfs tot nieuwe vormen van extremisme leiden: op Internet is er altijd wel iets wat je visie bevestigt.

"Not only will the Internet tend to divide people with different views, in other words, it will also tend to magnify the differences. As Brynjolfsson and Van Alstyne suggest, this could in the long run pose a threat to the spirit of compromise and the practice of consensus-building that are at the heart of democratic government."(166)

"We're still a long way from knowing where our clicks will lead us. But it's clear that two of the hopes most dear to the Internet optimists - that the Web will create a more bountiful culture and that it will promote greater harmony and understanding - should be treated with skepticism. Cultural impoverishment and social fragmentation seem equally likely outcomes."(167)

Ook en juist de technieken op Internet kunnen met goede en slechte bedoelingen gebruikt worden. Dat wat het WWW zo geweldig maakt - de openheid en het universele ervan - maakt het tegelijkertijd bijzonder kwetsbaar.

"Given its centrality to the world's economy, the Net is a surprisingly insecure infrastructure."(173)

Wat bij veel regeringen en politici dus de wens oproept om het Internet te reguleren. Maar vaak is niet eens duidelijk onder welke jurisdictie een onderdeel valt. En de Amerikaanse dominantie wordt door steeds meer landen als onprettig ervaren. Het zijn kortom van die heel delicate discussies die rondom regulatie plaats moeten gaan vinden. Men voorspelt dan ook dat die nog lange tijd in beslag zullen nemen voordat er resultaten geboekt worden waarmee men wereldwijd kan leven.

Controle en privacy

Uiteindelijk draait het allemaal om controle. Utopisten hebben het er de hele tijd over dat het Internet bevrijdend werkt, maar dat is maar één kant van de vergelijking. Elke doorbraak van gevestigde controle (bijvoorbeeld door de 'personal computer', door het WWW) leidde er steeds weer toe dat regeringen en bedrijven er in slaagden greep te krijgen op die nieuwe technieken.

"It's a stirring thought, but like most myths it's at best a half-truth and at worst a fantasy. Computer systems in general and the Internet in particular put enormous power into the hands of individuals, but they put even greater power into the hands of companies, governments, and other institutions whose business it is to control individuals. Computer technologies are not at their core technologies of emancipation. They are technologies of control. They were designed as tools for monitoring and influencing human behavior, for controlling what people do and how they do it. As we spend more time online, filling databases with the details of our lives and desires, software programs will grow ever more capable of discovering and exploiting subtle patterns in our behavior."(191)

Het zijn vaak de marketing-afdelingen van bedrijven die die databases maken, vullen, en gebruiken om hun producten aan de man of vrouw te brengen. En daarbij wordt zeker niet veel rekening gehouden met de privacy van individuele personen. Mensen als de bedenkers van Google - Larry Page en Sergey Brin - of van Facebook - Mark Zuckerberg - blijken niet geïnteresseerd in de privacy van mensen. Daarvoor zitten ze te veel met hun hoofd in de wolken.

"In taking a transcendental view of information technology, seeing it as a way to overcome what they perceive to be physical limitations of the human brain, Brin and Page are expressing a desire that has long been a hallmark of the mathematicians and computer scientists who have devoted themselves to the creation of artificial intelligence. (...) To most of us, the desire of the AI advocates to merge computers and people, to erase or blur the boundary betwee man ans machine, is troubling. It's not just that we detect in their enthusiasm a disturbing misanthropy - Hillis dismisses the human body as "the monkey that walks around", while Marvin Minsky, the former director of MIT's artificial intelligence program, calls the human brain a "bloody mess of organic matter" - it's also that we naturally sense in their quest a threat to our integrity as freethinking individuals. (...) In addition to finding the prospect of being turned into computer-enhanced cyborgs unsettling, we also tend to be skeptical of the idea. It seems far-fetched, even ludicrous - like something out of a particularly fanciful piece of science fiction."(214-215)

"The World Wide Computer and those who program it have little interest in our exhibiting what Foreman calls "the thick and multi-textured density of deeply evolved personality". They want us to act as hyperefficient data processors, as cogs in an intellectual machine whose workings and ends are beyond us. The most revolutionary consequence of the expansion of the Internet's power, scope and usefulness may not be that computers will start to think like us but that we will come to think like computers. Our consciousness will thin out, flatten, as our minds are trained, link by link, to 'DO THIS with what you find HERE and go THERE with the result'. The artificial intelligence we're creating may turn out to be our own."(228-229)