>>>  Laatst gewijzigd: 9 december 2020   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Incididunt nisi non nisi incididunt velit cillum magna commodo proident officia enim.

Todd 'Albert Camus - Une Vie' Olivier TODD
Albert Camus - Une Vie
Paris: Gallimard, 1996, 864 blzn.
ISBN: 20 7073 238x

1913

Vader Lucien Camus is wijnboer in Mondovi, Algerije, in de buurt van Bône. Hij stamt af van de eerste Franse kolonisten. Geboorte Albert als tweede zoon op 7 november 1913 in Mondovi, een dorp van zo'n 6000 zielen, 1000 kolonisten, 5000 inlanders. De verhoudingen tussen kolonisten en inlanders zijn moeilijk te peilen: er bestaan verschillende ideeën van de kant van de Fransen over de inlanders, van aartsconservatief tot liberaal. Camus wordt dus geboren in die politieke context. Mondovi heeft vijftig jaar eerder in haar geschiedenis cholera en pest gekend. Ook dat is een deel van de context waarin hij opgroeit.

Albert Camus heeft zijn biologische vader nauwelijks meegemaakt: die raakte als soldaat gewond in WO I en overleed aan de gevolgen op 11 oktober 1914. Inmiddels woont het gezin weer in Algiers in grootfamilieverband met een actieve grootmoeder Camus en een passieve moeder Catherine Hélène Sintès die niet veel zegt, analfabeet is, grotendeels doof is. Ze wonen in de zeer internationale wijk Belcourt vlakbij de Arabische wijk. Albert speelt met inlandse kinderen. Ze leven op een kleine oppervlakte met elkaar, op de rand van armoede: de moeder werkt want het weduwenpensioen etc. is niet voldoende om van te leven. Ze krijgt vrijwel geen kans om te hertrouwen, omdat de rest van de familie dwarsligt en ook omdat ze er waarschijnlijk geen behoefte aan heeft.

Camus zit op een basisschool voor jongens. Louis Germain is de veeleisende, maar ook de idealistische onderwijzer die zorgt dat hij naar het lyceum kan en daar een beurs voor krijgt. Albert is de enige in de familie die dit soort perspectieven heeft: er is geen boek in huis, er is analfabetisme, er is onwil, zijn grootmoeder vindt dat hij maar moet gaan werken. Germain komt voor Albert op. Niemand gaat er bij Albert thuis naar de kerk, al doen ze wel mee met alle sociale evenementen als doop, confirmatie, eerste communie, kerkelijk huwelijk. Voor de mensen van Belcourt stond de kerk aan de kant van de rijken.

1924

In 1924 wordt Albert Camus samen met zijn vriend Pierre Fassina toegelaten tot het lyceum.

"Plus il lit sur la table de la grande pièce familiale, plus il s'éloigne de sa famille."(40)

Hij schaamt zich voor thuis en hij schaamt zich ervoor dat hij zich voor thuis schaamt. Zo gaat dat. Hij neemt zijn klasgenoten nooit mee naar huis, maar gaat met hen mee naar hun villa's. Tijdens de vakanties moet hij werken terwijl zijn klasgenoten echt vakantie hebben en naar Frankrijk gaan.

1930

In 1930 wordt het 100-jarige bestaan van de kolonie Algerije gevierd. De communistische partij analyseert in klassen en kan geen tegenstelling zien tussen de belangen van de proletariërs van Arabische afkomst en die van Franse afkomst en kiest dus niet duidelijk tegen het koloniale bewind.

Dat jaar wordt tbc vastgesteld bij Camus. Hij moet opgenomen worden in een ziekenhuis.Hij wordt bezocht door zijn filosofieleraar Grenier. De eenzaamheid die de 17-jarige jongen in het ziekenhuis ervaart leidt tot introspectie, hij leest Gide die ook tbc had. Na de periode in het ziekenhuis komt hij bij zijn oom en tante Acault wonen op de Rue de Languedoc. Zijn oom is slager en rijker en kan beter voor hem zorgen qua voeding etc. dan zjn moeder. Zijn oom is ook een anarchistische intellectueel met een hoop boeken die interessant zijn voor Camus. Zijn oom en tante zijn kinderloos en beschouwen hem als een zoon. Ze nemen hem mee naar het strand.

Oktober 1931 gaat Camus weer naar school. Grenier is er een van zijn leraren. Camus is een beetje een afstandelijke rationele jongen. Maar hij doet het goed op school, niet de beste, maar wel een van de betere. Hij leest Nietzsche, Bergson oa. Hij schrijft een aantal artikelen voor Sud, een maandblad voor literatuur en beeldende kunst, waaruit zijn filosofische inslag blijkt. Muziek vindt hij in navolging van Nietzsche en Schopenhauer belangrijk. Hij heeft een hekel aan scientisme en positivisme. Al vroegt vermoedt hij dat de opstandigheid een van 's mensen belangrijkste karaktertrekken is in het omgaan met zijn bestaan (55) Hij houdt nog steeds van Gide. Hij houdt nu ook van Proust, maar bv. niet van Cocteau. Hij gaat vaak naar bibliotheken. Weer wat later - hij heeft weinig geld en zoekt almaar naar baantjes - volgt hij colleges bij René Poirier en Jacques Heurgon. Twee werken met grote invloed op hem: Les Îles van Jean Grenier en La Condition Humaine van André Malreaux.

1933

Vanaf zijn 20ste gaat hij met zijn vrienden Claude de Fréminville, André Belamich, en Max-Pol Fouchet (van het lyceum) uit en beginnen vrouwen een grotere rol te spelen. Simone Hié is een wat sletterig vriendinnetje dat hij van zijn oom en tante niet op zijn kamer mag ontvangen. Ze is verslaafd, maar ook erg intelligent en goed thuis in allerlei auteurs. Ze is als het ware de hele tijd aan het optreden. Camus vond haar fascinerend en leerde via haar de liefde en de jaloezie en andere basale emoties kennen. Ze hebben in het begin een af-en-aan-relatie, maar uiteindelijk trouwen ze op 16 juni 1934. Hij is 20, zij is 19, ze zijn financieel niet eens zelfstandig. Ze wonen bij de moeder van Simone, Mme Sogler (haar vader is arts), later ergens anders terwijl Mme Sogler de huur betaalt.

CdFréminville gaat na het lyceum naar Parijs, komt daar terecht in politieke milieus, wil Camus en anderen overhalen mee te doen, maar Camus houdt afstand en wil zijn aandacht bij het schrijven houden. Zijn huwelijk kost hem een hoop energie. Zijn relatie met Simone is ingewikkeld, ze is nog steeds verslaafd, loopt heen en weer tussen haar moeder en Camus, Camus krijgt geen greep op haar bizarre gedrag en houdt haar een beetje weg van iedereen, voor zover dat lukt. Intussen haalt Camus zijn licenties en geeft hij om wat geld te verdienen les aan vrouwelijke studenten van het lyceum, terwijl hij voor de rest allerlei pogingen tot schrijven onderneemt die hij niet afmaakt. Hij zoekt naar een eigen stijl. Nieuwe vrienden: Jean de Maisonseul, Louis Bénisti, Sauveur Galliero, Yves Bourgeois. Het zijn mensen die deels in politieke kringen deels in artistieke kringen verkeren. Camus ontwikkelt steeds meer beide kanten in zijn persoonlijkheid.

1935-1936

Hij schrijft intensief dagboeken waarin hij over zichzelf en over zijn werk nadenkt. Hij begint met reizen, zijn eerste is naar Palma. Zijn tbc blijft opspelen. In Algiers komt hij later in 1935 bij de Raffi. Daar ontmoet hij Marguerite Dobrenn en Jeanne Sicard en Jeanne Terracini met wie hij vriendschappelijk omgaat. Andere vrienden zijn Charles Poncet en Robert Namia. Hij maakt lange wandelingen met zijn vrienden, zit in café's, gaat naar de bioscoop met ze, en maakt ritjes naar stranden en de binnenlanden in. Hier vindt hij de toon voor zijn liefde voor de natuur, de zon, de zee, het strand. Politiek gezien is er in 1935 in Algiers een eenheid van links als front tegen het opkomende fascisme. Ze hebben er niet veel op met de leugens vanuit de USSR (antistalinisme). Camus gelooft niet erg in bepaalde mensen en opvattingen bij links. Maar hij wordt, na lang wikken en wegen, uiteindelijk wel lid van de Communistische Partij (PCF). Ze zijn anti-bourgeois (die klasse sympathiseerde met fascisme en nazisme), tamelijk pacifistisch en min of meer anti-kolonialisme.

Met zijn vrienden en vriendinnen vormt Camus een studiegroep over de samenleving, een Theâtre du Travail en een Maison de la Culture. Hij is nog steeds een bewonderaar van Malraux. Hij maakt zijn studie af ('la license') en gaat voor 'l'agrégation'. Hij wil dus officieel leraar worden naast zijn kunstenaarsbestaan. Hij wil daartoe een DES (scriptie) schrijven over Plotinus en Augustinus. Intussen wordt de kloof tussen hem en Simone steeds groter. In juli-augustus 1936 ondernemen ze samen met Yves Bourgeois een trektocht naar en in Oostenrijk. Een en ander daarvan komt in La Mort Heureuse terecht, vooral de somberheid die hij er voelt. Hij komt er daar ook toevallig achter dat Simone hem ontrouw was met een arts die haar morfine gaf terwijl ze er aan verslaafd is. Duitsland, Oostenrijk, Tsjechië zijn landen die hem benauwen. Hij ontspant zich pas weer wanneer ze op hun terugreis een week in Italië verblijven.

Theater heeft al vroeg een grote betekenis voor Camus. Al voor de zomerreis, 25 januari 1936, start hij met het Théâtre du Travail. Hij houdt ervan om met anderen aan iets te werken. De eerste voorstelling is een adaptatie van Malraux' Le temps du mépris. Sinds 1934 werkt hij met anderen aan Révolte dans les Asturies. Dat gaat zo door tot 1939. Hij doet van alles tegelijkertijd: werkt aan Le Mort Heureuse, is met allerlei adaptaties van toneelstukken bezig, acteert en regisseert, is bijzonder sociaal in alles. Het is een druk en wisselvallig bestaan. Hij zoekt letterlijk en figuurlijk naar ruimte voor zichzelf. Hij leeft gescheiden van Simone, raakt intiem bevriend met Christiane Galindo vanaf januari 1937.

Hij is nog steeds lid van de Communistische Partij (CP). Het Maison de la Culture wordt een instituut van de CP in Algiers waarin Camus en zijn intellectuele vrienden een leidende rol gaan spelen. Die rol is niet vrij van discussie: de initiatieven zijn enigszins elitair (weinig Arabieren, weinig mensen uit de arbeidersklasse zijn geïnteresseerd), en wanneer de ontwikkelingen in de USSR heel discutabel worden (André Gide is een van de schrijvers die al snel protesteren tegen Stalin en de totale gelijkschakeling van mensen / het wegpoetsen van individuele vrijheden) en een en ander zijn weerslag begint te vinden in de internationale organisatie en de beleidslijnen van de CP, is wat Camus doet steeds meer tegen het zere been van de partijbonzen. Hij wordt trotskist genoemd en uit de partij gezet. Intussen slaagt hij er in L'Envers et l'Endroit te schrijven en te publiceren.

1937

In 1937 gaat hij tijdens de zomer naar Parijs en Embrun waar hij aan La mort heureuse schrijft. Vanuit Frankrijk reist hij door naar Italië en is weer heel gelukkig in dat land. Camus richt het Théâtre de l'Équipe op (en is daarmee uit zijn CP-affiliaties als het TdTravail, Maison de la Culture).

"Pour Camus, un roman est aussi une morale."(163)

La Mort Heureuse wil maar niet echt lukken en komt dus niet af. Intussen schrijft hij wel met veel plezier aan Noces. Hij leert Francine Faure kennen naast andere vriendinnen als Christiane Galindo, Blanche Balain, Lucette Meurer.