>>>  Laatst gewijzigd: 5 september 2023   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

De vragen die Rasch op p.17-18 in de Inleiding stelt zijn belangrijk, maar om die waarden van het dataïsme aan te pakken met het idee 'frictie' in de zin van het relativeren van de voorspelbaarheid waarvan het dataïsme zo blij wordt levert uiteindelijk alleen maar postmodern geklets op.

Wat is er mis met voorspelbaarheid en automatisering? Op zich niets, dat ziet de auteur verkeerd, zonder voorspelbaarheid en automatisering kunnen mensen niet leven, kan ook de auteur niet leven. Er is wel iets mis met het overdreven belang dat gehecht wordt aan techniek, aan het alleen maar kunnen denken in termen van technische oplossingen, aan het geïdealiseer van kwantiteiten, aan het niet zien van de rol die mensen en menselijke betekenisgeving in alle technologie spelen, en zo verder. Waar de auteur dat spoor volgt is de tekst nog een beetje verteerbaar.

Maar het boek had kritisch bewerkt moeten worden, want uiteindelijk gaat het vrijwel letterlijk de mist in. Dat zit hem vooral in een erg vaag taalgebruik. Ongetwijfeld de negatieve invloed van Heidegger, Sartre, en de Franse structuralisten. Daarnaast gaat het boek over te veel onderwerpen. Tot slot zegt de auteur zelf nauwelijks wat ze wil zeggen maar gebruikt allerlei andere auteurs om te zeggen wat ze wil zeggen, zoals zo veel filosofen doen. Je kunt het probleem van een losgeslagen technologie niet aanpakken met vijfentwintig neologismes, duizend vage beweringen, en een miljoen andere auteurs die aangehaald worden. Er zijn genoeg auteurs die de besproken problemen rondom technologie heel wat beter hebben geanalyseerd en aangepakt. Dit boek voegt dus niets toe.

Ook de titel van het boek is misleidend. Het gaat helemaal niet over ethiek, het gaat hooguit af en toe over wat waarden van voor- en tegenstanders van technologie. En kunst als frictie? Ja, heel soms, maar meestal is kunst netjes geïntegreerd in de samenleving. Een filosofische kritiek is beter. Maar dit boek is geen filosofische kritiek, daarvoor is het gewoon te vaag en nietszeggend. De auteur wil literair doen, heb ik de indruk.

Voorkant Rasch 'Frictie - Ethiek in tijden van dataïsme' Miriam RASCH
Frictie - Ethiek in tijden van dataïsme
Amsterdam: De Bezige Bij, 2020, 400 blzn. (epub)
ISBN-13: 978 94 0318 4609

(10) Storm & stilte: inleiding

Over alle apparaten en apps die data over ons verzamelen.

"Welke waarden staan voorop in een goede omgang met technologie? Waarop worden regels gebaseerd en wie bepaalt dat? Wat moet er eigenlijk opgelost worden? Dat soort fundamentele vragen raakt steeds weer ondergesneeuwd door (terechte) ophef en schandalen, over de datahandel van consumentenbanken, over het zoveelste datalek bij de overheid, over geautomatiseerde besluiten die levens verwoesten. Ethiek wordt ondertussen vooral lippendienst bewezen."(17)

"Een belangrijke reden waarom een inhoudelijke discussie niet van de grond komt, is dat er al een stelsel van waarden en normen stevig in het zadel zit. Het is dat van het dataïsme: het geloof dat alles wat bestaat te vertalen is in digitale data en dat daarmee de wereld de goede kant op te duwen is. Deze leer brengt zijn eigen geloofsartikelen met zich mee: dat méér data altijd beter is, dat data neutrale elementen zijn, dat er nog zoveel meer te dataficeren valt. Dat de toekomst niet te stoppen is en algehele dataficatie dus onontkoombaar zal zijn. En al maken we ons zorgen over privacy of beïnvloeding, we lijken het niet te kunnen helpen hierin mee te gaan; gewillig voeren we onze bewegingen en onze dataproductie op, net zoals er ondanks zorgen om het milieu toch elk jaar meer gevlogen wordt." [mijn nadruk] (18)

"Hoe valt te begrijpen wat data doen en zijn er alternatieve manieren om de als onontkoombaar voorgestelde dataficatie van mens en wereld tegemoet te treden?"(20)

"Frictie is een kernbegrip om de fixaties van het dataïsme te begrijpen. Het is dat wat met behulp van de techniek uitgebannen moet worden. Frictie houdt immers de beweging tegen die data oplevert, data die de wereld voorspelbaar moeten maken. En zijn vermogen om voorspellingen te doen is waar het dataïsme zijn gezag aan ontleent."(23)

[Waarna de ene na de andere auteur wordt aangehaald. Waarom? Het punt is duidelijk.]

"In dit boek volg ik de voetsporen van enkelen van hen. Ik noem ze ‘de-automatons’: zij die weigeren als automaton voort te ratelen, die er eer in leggen een stok tussen de spaken te steken van al te gesmeerde netwerken, die meer of minder openlijk genieten van storing en frictie. Niet om anderen pijn te doen of uit te schakelen in een eeuwige concurrentiestrijd, maar juist om ruimte te creëren, om de onvoorspelbaarheid te vieren, om het innerlijk leven te bewaken, niet alleen het eigen maar ook dat van de ander.(...) Daarom achtervolg ik ze, al weet ik niet altijd waar ze me mee naartoe voeren en of ik in hun spoor overeind kan blijven, en blijken sommigen van hen wellicht doemprofeten, schuinsmarcheerders of onverslaanbare eindbazen te zijn. Ze wijzen de weg naar een mogelijke ethiek van het dataïsme." [mijn nadruk] (32-33)

(33) Profeten van het dataïsme

"Sterker nog, de voorspellende kracht van data, hun werking en hun waarde, lijken tegenwoordig boven alle twijfel verheven te zijn. Het scepticisme is verdwenen, data gelden ondubbelzinnig als de universele code waarin alles te vertalen is; dat ze op die manier de wereld voorspelbaar maken en onder controle brengen staat buiten kijf; dat algoritmes die data verwerken daarom betere beslissingen nemen dan de mens en dat we die beslissingen daarom zouden moeten uitbesteden is evident. Uiteindelijk, volgens de profeten van het dataïsme, zal dit uitbesteden zelfs het einde van de mens inluiden, en moet de mens daar dankbaar voor zijn. Larger than life, inderdaad. Want als alles in de wereld met behulp van data in kaart is gebracht, zal de lange weg naar dominantie over de natuur voltooid zijn. De oude mens (wij) ontkomt er als onderdeel van de natuur niet aan zelf ook onderworpen te worden. Hij zal plaats moeten maken voor zijn opvolger, een wezen dat, min of meer alwetend, godgelijk is. Niet voor niets heet de bestseller van de historicus Yuval Noah Harari – het boek dat het dataïsme definitief op de kaart zette – Homo Deus. Een kleine geschiedenis van de toekomst." [mijn nadruk] (38)

"Beangstigender dan de aangekondigde dood van homo sapiens, vind ik het dat zo’n reductionistisch en mechanistisch wereldbeeld tot de hoogste regionen van politiek en economie blijkt te zijn doorgedrongen, om niet te spreken van elke vliegveld- en stationskiosk. In dat wereldbeeld is nauwelijks ruimte voor de werkelijk ethische vragen. Hoezeer Harari ook oproept om van data een politieke in plaats van zuiver economische kwestie te maken, uiteindelijk blijft ook hij steken bij bezit." [mijn nadruk] (44)

"Wat data eigenlijk zijn lijkt een voor de hand liggende vraag om te stellen. Niettemin blijft die in het dataïsme vaak liggen."(48)

"De verzameling van data betekent daarom ook de productie van data. Ze liggen niet klaar om opgeraapt te worden, zoals kiezelstenen of schelpen, sprokkelhout of kievietseieren, als hooi dat na de oogst geraapt wordt."(52)

"Door van de uitgebreidheid van een fenomeen zijn doorslaggevende karaktertrek te maken, wordt echter de kwantitatieve graad van de eigenschappen belangrijker dan de eigenschappen zelf: niet dát iets rood is, maar de diepte van het rood; niet de liefde zelf, maar de verminderde intensiteit ervan. Formalisering, berekening en mechanisering zijn dan de enige overgebleven manieren om de wereld te beschrijven."(55)

"Ook dat is een geloof, gekoesterd door mensen zoals ik. Hoezeer er aan de wereld ook een schier onuitputtelijke hoeveelheid data te onttrekken valt, uiteindelijk loopt dataficatie tegen een grens op. Of beter gezegd: uiteindelijk tast ook dataficatie in het duister, grijpt ze in ijle lucht, ontmoet ze haar eigen falen – want een grens, die zou nog dataficeerbaar zijn."(70)

(75) Het echec

"Het gebruiksgemak van de technologie moet zo hoog zijn dat je vergeet dat er een apparaat of app aan te pas komt. Als het ontwerp zich terugtrekt in een onnadrukkelijke aanwezigheid die slechts passief geregistreerd wordt, mag het frictieloze design echt geslaagd heten."(75)

"Dankzij de app hoef ik niet meer te bellen met een taxichauffeur die ik misschien niet goed kan verstaan, hoef ik geen praatje meer te maken met een caissière die rond moet komen door mijn boodschappen langs een scanner te halen.
De app neemt de slordige, menselijke interacties van ons over zodat we ons er zelf niet meer druk om hoeven te maken. Daarmee lost hij het ongemak niet op, hij gaat ervan uit dat de kloof tussen mij en de taxichauffeur of de caissière in principe onoverbrugbaar is. Maar terwijl het ongemak en de kloof onzichtbaar worden gemaakt, blijven de oorzaken ervan bestaan (ongelijkheid bijvoorbeeld)." [mijn nadruk] (78)

"Al is het echec nog zo fundamenteel, de techniek staat klaar om er een oplossing voor te verzorgen. Het is wat de internetonderzoeker Evgeny Morozov ‘solutionisme’ heeft genoemd: de overtuiging dat voor elk probleem een – technologische – oplossing bestaat. In de loop van de tijd is die overtuiging uitgegroeid tot een zelfwerkend systeem dat ook problemen weet te vinden bij reeds bedachte oplossingen. In elk geval lijken veel ‘slimme’ apparaten vooral dat: oplossingen voor problemen die voorheen niet bestonden en die op hun beurt weer nieuwe problemen maken, zoals het slimme voordeurslot dat op afstand je deur kan openen (voor de buren die de planten water geven, maar eventueel ook voor hackers) of alleen personen binnenlaat op grond van gezichtsherkenning (maar in geval van een netwerkstoring niet te forceren is, al is het echt je eigen huis waarvoor je staat)." [mijn nadruk] (85)

"Het solutionisme heeft zichzelf in de staart gebeten. Fake news op Facebook dat pogroms tot gevolg heeft, zelfrijdende auto’s die Ubers tot onberekenbare moordenaars op de weg transformeren, radicale filmpjes die van het YouTube-algoritme een voorkeursbehandeling krijgen: de oplossingen die de wereld mooier moesten maken keren zich tegen ons. Het echec blijkt springlevend. En daar lijkt oprechte verbijstering over te bestaan, ook bij de techmagnaten zelf." [mijn nadruk] (88)

"De technologische voor-het-goede-en-wel-voorgoed fantasieën nemen een voorschot op een toekomst die er nog niet is, maar die als onvermijdelijk wordt voorgesteld. En, vragen de dataïstische zieners, als het zeker is hoe de toekomst zich zal ontvouwen, waarom er nu dan nog over piekeren? Als we al weten hoe ze zich zal vervullen, waarom dan niet nu al doen alsof? Als ethiek straks overbodig zal zijn, waarom je er nu dan nog om bekommeren?
Als we hen volgen en ervan uitgaan dat waarden een definitieve betekenis kennen, dat we allemaal even heldere voorkeuren hebben, die ook nog eens overeenstemmen met de visie van onze gemeenschap, als we nu al beginnen onze vrijheid te beperken met het oog op wat er komen gaat, zijn we dan niet vooral bezig om een welbepaald idee werkelijkheid te laten worden? Van ted-talk verandert het toekomstvisioen in een selffulfilling prophecy." [mijn nadruk] (95)

"Volledig geautomatiseerde contentmoderatie is in deze gevallen niet aan de orde. De regels die beschrijven wat is toegestaan en wat niet zijn opgesteld door mensen, de uitvoer ervan is in handen van andere mensen en op de achtergrond maakt die verdomde politiek nog altijd de dienst uit. Het echec is op alle platforms te aanschouwen en algoritmes zijn vooralsnog niet slim genoeg om het glad te strijken." [mijn nadruk] (102)

"De mens is geen algoritme, maar een lichaam. Dat blijkt keer op keer uit voorbeelden zoals die van mathwashing, fauxtomation en algorithmic bias. Het is ook een van mijn vanzelfsprekendheden. Het lichaam is een fysieke realiteit die je wel kunt proberen te beschrijven als een computer, maar die zich van zo’n beschrijving niets aantrekt; het is een levend en voelend ding waarop een algoritme inwerkt of juist afketst en dat de veronderstelde abstractie of gewichtloosheid van het dataïsme tegenspreekt.
Als ik hoor hoe in de toekomst de mens steeds langer zal leven, hoe na de singulariteit – als computers de mens in intelligentie voorbijstreven – de dood tot het verleden zal gaan behoren en de geest bevrijd wordt van zijn kluisters, de ‘extatische uitspraken en delirische dromen’ van een transhumanistische toekomst, gaan mijn gedachten uit naar het lichaam. De mens is uit een mens geboren, wat een lichamelijke gebeurtenis is. De geest vindt zichzelf in dat lichaam terug, weet niet beter dan dat hij belichaamd is. Ook als ik mijn lichaam uitbreid en opwaardeer met bionische organen en geheugenchips, is het toch nog steeds een lichaam waarin mijn geest moet huizen." [mijn nadruk] (108)

[Hear hear... ]

(122) De-automaton

"Wat we nodig hebben is een politiek van de-automatisering. Mijn idioot is daarom een de-automaton. Hij weigert zomaar te doen wat gevraagd wordt, te kopen wat wordt aangeboden, te antwoorden zodra iemand zijn aandacht vraagt. Hij staat erop na te denken over betekenissen, over mogelijkheden en interpretaties. Hij neemt geen afscheid van de vooruitgang, maar bevraagt de techniek ervan. Neemt daar de tijd voor, zonder zeker te weten of er een antwoord volgt. Hij houdt van het elektrisch dier, maar ook van frictie."(132)

"Kunst is in staat om de automatisering te doorbreken en de waarneming weer als nieuw te maken. Dat doet ze door vervreemding (‘ostranenie’): door letterlijk dat wat we zien weer vreemd te maken. En waar automatisering terugvoert op algebra, begint deze de-automatisering door vervreemding bij het woord. Literatuur, en poëzie in het bijzonder, is daarom de taal van de de-automatisering. Zij verstoort de economie van de waarneming en zorgt dat je weer gaat zien. Het leven hervindt zijn kleur en betekenis."(132)

(134) Een digitale mal

"Het gaat er dan ook niet om dat we de nieuwverworven voordelen van de kaarten-app weer moeten opgeven, uit een nostalgisch verlangen of een zweverige verheerlijking van ‘aanwezig zijn in het hier en nu’, dat we onze telefoon thuis moeten durven laten zodat we verrast kunnen worden door dat wat toevallig op ons pad komt (en dan maar hopen dat je niet de verkeerde hoek omslaat). Dat komt me voor als valse romantiek. De manier waarop de kaarten-app de wereld ontsluit, is wel een sprekende illustratie van het monopolie op werkelijkheidsproductie." [mijn nadruk] (135)

[Je zou dat ook kunnen zien als een manier om frictie te genereren. Dat de auteur zelf zo'n kaarten-app nodig heeft is nauwelijks een argument te noemen.]

"Noot 50
Capurro en Eldred volgen in hun analyse van de digitale ontologie de kritische techniekfilosofie van Heidegger. Maar wat te doen met Heidegger? Zoals Heidegger-kenner John Caputo schrijft, is Heidegger ‘een van die mensen die geen vijanden nodig had. Niemand had er beter in kunnen slagen zijn naam te besmeuren en zijn reputatie te bezoedelen dan hij zelf zonder enige hulp voor elkaar kreeg.’ De olifant in de kamer: ‘Heidegger was een nazi.’ Kun je dat los zien van zijn filosofie? Een vraag waar geen definitief antwoord op bestaat, maar die steeds opnieuw onderzocht moet worden. Een veelzeggende passage in Heideggers Wegmarken (1943), bijvoorbeeld, laat zien hoe zijn ongerustheid over hoe de mens het aflegt tegen de voortschrijdende techniek en de bijbehorende becijfering van de wereld (‘alles is slechts dat wat het telt’) overgaat in het prijsgeven van de mens aan iets groters (namelijk ‘de waarheid van het Zijn’). De mens, zo vat Caputo het samen, staat aan de kant waar de klappen vallen. Mij doet het denken aan het offeren van het heden aan de toekomst (of aan het verleden). Hoe de kritische analyse van technologie als grote gelijkmaker (‘Gleichschaltung’: ‘het op één lijn brengen en elimineren van tegenstand, dingen ondergeschikt maken aan een gemeenschappelijke maat’, aldus Stuart Elden) in een geest als die van Heidegger samen kon gaan met de politieke overtuiging dat bepaalde groepen mensen vernietigd moeten worden (ook een vorm van Gleichschaltung), is moeilijk te bevatten. Even lastig te begrijpen vind ik het dat die overtuiging uiteindelijk zo weinig invloed heeft gehad op de receptie van zijn werk. Inmiddels benoemt iedereen weliswaar de olifant in de kamer (zoals nu, hier). Om vervolgens over te gaan op de exegese van de teksten. Het is een feit dat je de twintigste-eeuwse westerse filosofie niet kunt bestuderen of begrijpen zonder Heidegger; je kunt niet onder hem uit. Ik kies ervoor om hem grotendeels indirect te behandelen. Heidegger beriep zich op de geschiedenis die teruggaat tot aan Plato en Aristoteles, ik beroep mij op hen die dezelfde beweging hebben gemaakt – zoals Rafael Capurro en Michael Eldred." [mijn nadruk] (172)

[Wat een onzin toch weer. We kunnen heel goed zonder Heideggers onder het mom van filosofie geproduceerde theologische gezwets over zijn en Zijn en zijnden. En daarnaast: heel zijn denken is in essentie dogmatisch en conservatief, wat is er dan zo gek aan zijn sympathie en keuze voor het nazisme? Waarom zou je je met zo iemand zelfs maar indirect bezig houden? Waarmee we het geschilderde plaatje in stand houden dat hij zo belangrijk is? Waarom zou je je op wie dan ook moeten beroepen? Ben je dan pas een echte filosoof? Het zegt veel over een auteur als hij of zij heideggeriaanse taal gaat gebruiken. Dat belooft nooit veel goeds. En ja hoor, vaag geklets over digitale ontologie, aan de hand van vele bronnen. Dit hoofdstuk is totaal overbodig.]

"Ook bij computers en netwerken en de manier waarop ze werken, zijn natuurlijke gegevenheid en culturele interpretatie niet zo makkelijk van elkaar te scheiden. Dat maakt het belangrijk om te onderzoeken welke premissen aan een ontwerp ten grondslag liggen. Een voorkeur voor discretie, aanwezigheid en abstrahering is daar een voorbeeld van. Je zou zelfs kunnen zeggen dat de wens om de domeinen van de technologie, fysica en cultuur rigoureus van elkaar te scheiden ook een uitdrukking is van de digitale ontologie, die alles immers discreet en contextloos wil maken."(155)

(177) Mensen maken

"Tussen 1820 en 1840 stak ‘a sheer fetishism for numbers’ de kop op, die tot uitbarsting kwam in een ‘lawine van getallen’, aldus Hacking.[81] Kwantificatie en classificatie bleken magische formules te zijn om de wereld te leren beheersen."(178)

"Om vat te krijgen op de steeds minder goed te beheersen maatschappij, en vooral op de uitdijende (stedelijke) bevolking, leken tellen en classificeren algauw onmisbaar. Het duurde dan ook niet lang voordat het getallenfetisjisme een formeel kader kreeg: statistiek was de naam voor de nieuwe wetenschap die zich bezighield met de verzameling en bestudering van informatie die van nut kon zijn voor de staat (vandaar de naam). De steeds langere tellijsten van de statistische sociëteiten spitsten zich toe op mensen en hun eigenschappen. Wat begon als iets wat leek op een telspelletje, met min of meer toevallig gekozen regels, ging in de loop van de negentiende eeuw specifieke doelen dienen, zoals het bevorderen van de volksgezondheid of zogeheten ‘sociale hygiëne’ (van soldaten, vrouwen, arbeiders, de zelfkant van de samenleving). Mensen beschrijven en begrijpen, en daarmee controleren en sturen, werd een van de voornaamste doelen van de statistiek, schrijft Hacking in ‘Biopower and the avalanche of printed numbers’." [mijn nadruk]

"Het maakt het tellen en indelen van mensen in categorieën en groepen beladen. Er is van het begin af aan een ongelijke relatie tussen degenen die de categorieën bedenken en degenen die erin worden opgenomen, tussen teller en getelde. Dat laat de geschiedenis van de statistiek maar al te duidelijk zien. ‘Making up people’ betekent bovendien dat de categorieën die de statistici daarbij hanteren ‘made up’ zijn, verzonnen zoals in een sprookje. Maar hoe denkbeeldig ook, de gevolgen zijn echt genoeg." [mijn nadruk] (182)

"Wat zegt dat dan over dat wat niet in de categorieën past? Volgens Hacking is de uiterste consequentie van dit soort systemen dat dingen (zoals eigenschappen, functies of gedrag) waarvoor geen classificaties zijn en die daarom ook niet geteld kunnen worden, ophouden te bestaan. Misschien niet meteen letterlijk, maar zeker ook niet alleen figuurlijk."(186)

"Kwantificatie en classificatie zijn immers verre van verleden tijd te noemen. De lawine van getallen is nog lang niet gestopt met razen, het fetisjisme is collectief. Niet alleen de staat verzamelt getallen, dat doen we allemaal. Op sociale media, in onlinediensten, via ranglijsten, sterrenbeoordelingen en allerhande scores, cijfers omringen ons overal. Ze zijn ontegenzeggelijk de dominante manier van beschrijven geworden."(189)

"In zijn boek We are data: Algorithms and the making of our digital selves beschrijft John Cheney-Lippold de fabriek aan de achterkant van dataverwerking zoals van sociale media en overheidsdiensten. Ratings en metrics doen daar hun werk, of de gebruiker ze nu ziet of niet. De scores die we elkaar meer of minder expliciet geven op Uber of Instagram, of op websites zoals van de Bijenkorf, zijn maar een klein deel van de grondstof. De fabriek draait vooral op de beoordelingssystemen waar we allemaal dag in, dag uit aan onderhevig zijn: die van het surveillancekapitalisme dat ons volgt langs alle online-knooppunten die we passeren en de dataprofielen die dat oplevert gebruikt om controle uit te oefenen of doorverkoopt aan adverteerders."(203)

"Hoe vloeibaar, open en flexibel de data ook zijn, wil je er iets uithalen, dan is er nog steeds een classificatiesysteem nodig om over de data heen te leggen, een classificatiesysteem dat is uitgevonden en ingericht om antwoord te geven op bepaalde vragen. Categorisering kan zich onmogelijk ontworstelen aan ideologie." [mijn nadruk] (211)

(236) Het else

"Het else is het andere, dus nooit precies dat ene. Het else is zélf oncategoriseerbaar. Al ontstaat het uit een gat, een gebrek of onzekerheid, die openheid maakt het tot een positief concept. Hoe meer else, hoe meer ruimte. En hoezeer we ook geneigd zijn om fouten zo snel mogelijk te herstellen, het is daarom beter het te vergroten dan het te verkleinen. Het else is geen gebrek, maar een opgave."(245)

[Zucht. Wat een geklets. Met veel vage woorden helemaal niets zeggen ... Heidegger gegeten. En Franse structuralisten.]

"Levenskracht, redding of het Zijn: ik vraag me af of dat niet net zozeer black boxes zijn als algoritmes en de klont. Ze onttrekken zich aan discussie en worden verondersteld in bezit te zijn van hen die erover spreken zonder dat ze zich helder hoeven uit te drukken (met het excuus dat het om onzegbare zaken gaat, natuurlijk). Eerder dan als hefboom van reflectie, werkt dit soort termen verstikkend. Eerder dan uit te nodigen tot eigen betekenisgeving, klappen ze de deur weer dicht. Het totalitaire karakter van techniek wordt ingewisseld voor een andere totaliteit, een die even gesloten is en op mij in elk geval even gevaarlijk overkomt. Zij is oorsprong en doel tegelijk, de verborgen humuslaag waaruit dat wat gewenst is kan ontstaan. Maar opnieuw: gewenst door wie en waarom? Dit soort alternatieve wereldbeelden laat geen ruimte voor discussie. In plaats van te ontsnappen aan doctrine, wordt het zelf doctrine."(265)

[En wat is deze tekst?]

"Het door Heidegger gevreesde totalitarisme van de techniek lijkt in ubicomp te zijn gematerialiseerd.
Ubicomp is ontologie geworden, behalve onzegbaar ook onzichtbaar, behalve onzichtbaar, onzegbaar. Er valt steeds minder goed tegen in te gaan, immers: ‘Het Zijn betwijfelen is als God betwijfelen: niet aan te raden.’"(268)

[Wat een rare uitspraak. Waarom zou je god niet betwijfelen, waarom zou je techniek niet betwijfelen?]

(301) Het vijfde kwartier

"Het else is meer dan een gat, het is zelf ook iets. Niet alleen een tekort aan informatie, een fundamentele bijziendheid of een weerspiegeling van iets afwezig-aanwezigs; het manifesteert zich ook, in woorden, details, een steen. De vervreemding van het else is productief. Werkelijkheidsproductief.
Wat ontsnapt aan data is uiteindelijk niet alleen het subjectieve, de dromen en angsten en wensen, gevoelens zoals liefde of de vervreemding zelf, of grote begrippen als genade en rechtvaardigheid. In laatste instantie ontsnappen de dingen zelf."(301)

[Wat staat hier? Een daarna weer met allerlei auteurs gooien. Zelfs met Sartre. Wat een stroperigheid.]

"Als we het object ‘data’ belichamen, komt een soortgelijke paradox naar boven. Het object verkeert in zijn tegendeel. Behalve de barst in het materiaal van het zijn en het verschil dat zich opdringt uit de ruis, behalve reductionisme en contextverlies, hiërarchische binariteiten en kortetermijndenken zelfs als het over de verre toekomst gaat, naast een obsessie met groei en een getallenfetisj, is er immers ook het surplus, de rest die over- en achterblijft en die zich onttrekt aan bepaling."(336)

[Nog maar weer eens een voorbeeld van hoe hier geschreven wordt. Dat zoiets gepubliceerd wordt! Dit is werkelijk filosofie op zijn slechtst.]

(355) Stilte & storm: nawoord

"Afgedwongen stilte betekent verlies van context, van je plaats in een groep of gemeenschap. Stilte individualiseert. Om je te organiseren is het nodig om te spreken, ook al is het terugkrijgen van je recht op stilte daarvan een bijkomend doel. Want juist omdát de stilte individualiseert is zij ook belangrijk. Zij is jouw eigen stilte, waarin je jezelf kunt zijn en heruitvinden. Ze geeft ademruimte."(359)

"Als stilte en spreken geen binaire tegenstelling zijn, dan is er een derde, vierde, of zelfs vijfde element aan toe te voegen, een element dat zich als een stroperige draad omhoogtrekt uit de lijn tussen de twee punten en die de massiviteit openbreekt."(364)

[Wat een vaag geklets. En weer citaten en parafrases van de ene na de andere auteur. Ja, je hebt veel gelezen. Goed, hoor.]

(370) Dank

"Dit boek had nooit kunnen worden wat het is zonder de talloze gesprekken, discussies en uitwisselingen met mijn studenten in de minor Filosofie in een postdigitale wereld aan de Hogeschool van Amsterdam; zonder de interessante en geïnteresseerde mensen die ik mocht ontmoeten bij gastcolleges, lezingen en discussiepanels, in het publiek en op het podium; zonder de acht schrijfweken die me werden gegund in het Van Doesburghuis; zonder mijn scherpe, strenge en motiverende meelezers Nikki Dekker, Geert Lovink en Nadine Roestenburg; zonder de steun van mijn collega’s bij de minor en bij het Instituut voor Netwerkcultuur; zonder het meeleven van mijn lieve vrienden en (schoon)familie, al die jaren lang; zonder de fantastische redactie van Mariska Kortie en het vertrouwen van Haye Koningsveld; en zonder Willem, die al deze dingen deed en gaf, en meer."(370)

[Scherp? Streng? Eerder 'volkomen kritiekloos', 'naar de mond pratend', en zo meer, 'vriendjes willen blijven met iedereen zodat je zelf later ook ontzien wordt en ook vage verhalen kunt publiceren die nergens opslaan.' Vreselijk.]