>>>  Laatst gewijzigd: 23 december 2021   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

De auteurs van dit boek presenteren zich als auteurs uit de reformatorische hoek. Maarten J. Verkerk, Jan Hoogland en Marc J. de Vries zijn 'bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte' aan TUE, UT en TUD, Jan van der Stoep is als onderzoeker verbonden aan de VU en komt dus ook uit die christelijke hoek. Uch ... Als onderwerp zal dus ook de samenhang tussen techniek en religie aan de orde komen.

Afgezien daarvan. Nederland heeft heel goede en actieve techniekfilosofen, maar inderdaad heb ook ik geen recent Nederlandstalig boek gezien dat de stand van zaken opmaakt. Dit boek wil dat hiaat opvullen en dat is een goed ding. Ik vraag me alleen af of die christelijke insteek de selectie van materiaal niet erg in een bepaalde richting zal trekken. Ik zie in de inhoudsopgave mensen als Heidegger, Ellul, Borgmann en - wat een verrassing - Dooyeweerd, Van Riessen, en Schuurman.

Voorkant Verkerk e.a. 'Denken, ontwerpen, maken - Basisboek techniekfilosofie' Maarten VERKERK e.a.
Denken, ontwerpen, maken - Basisboek techniekfilosofie
Amsterdam: Boom, 2007; 454 blzn.
ISBN-13: 978 90 8506 3957

"In Nederland zijn de fundamenten voor de techniekfilosofie gelegd door de reformatorische filosofen Henk van Riessen en Egbert Schuurman. In dit boek geven we op meerdere plaatsen aandacht aan hun denkbeelden. Niet alleen omdat wij ons nauw verbonden voelen met de reformatorisch-wijsgerige traditie maar vooral omdat wij menen dat hun werk en het perspectief van waaruit zij schrijven leidt tot verrassende inzichten."(10)

[Of dat allemaal waar is, weet ik niet, maar we zullen zien of deze auteurs wat te vertellen hebben zonder de hele tijd naar religie te grijpen. De lezer is gewaarschuwd :-)]

(13) 1 - Denken en techniek - Tussen analyse en kritiek

[Ik haat het gebruik van ampersands in de titels - zoals in dit boek gebeurt - en schrijf dus gewoon 'en'.]

Filosofie kan op drie manieren helpen bij de bezinning op de techniek. Via haar analytische functie (wat betekenen gebruikte termen? Zijn gebruikte begrippen helder en representeren ze de werkelijkheid voldoende?). Via haar kritische functie (analyse en waarderingen van de maatschappelijke rol van de techniek). En via haar richtinggevende functie (ethiek van de techniek).

[Eigenlijk zit dat wel heel erg dicht bij elkaar, met name de tweede en derde insteek. Je kunt niet analyseren en waarderen wanneer de gebruikte begrippen niet helder zijn. Bovendien is waarderen vanzelf iets normatiefs.]

Kort historisch overzicht

De techniekfilosofie is nog jong. Ernst Kapp gebruikte als eerste de term in 1877. In die periode was ook Karl Marx met techniek bezig. Later begonnen ingenieurs er zich eveneens mee bezig te houden, zoals Engelmeier, maar dat was nog uitzonderlijk. Een andere vroege denker in Duitsland was Friedrich Dessauer.

Ook in andere landen kwam de techniekfilosofie op. In Frankrijk was een van de eersten Gilbert Simondon, in de VS Lewis Mumford, in Spanje José Ortega y Gasset. Er lagen veelal cultuurkritische beschouwingen over de techniek aan ten grondslag. Zo ook nog in de 50er en 60er jaren bij Ellul en Heidegger. In dat denken is het veelal alles of niets en vaak niets: cultuurpessimisme als het om techniek gaat.

"Iemand die temidden van de stroom van cultuurkritiek op de techniek juist wel op de uitweg van het christelijk geloof gewezen heeft, is Egbert Schuurman, net als Hendrik van Riessen een reformatorisch filosoof. "(21)

Techniekfilosofie gericht op een maatschappelijke omslag wordt bedreven door mensen van de Frankfurter Schule (Marcuse, Habermas, Horkheimer, Adorno). Verder waren er twee organisaties waarin veel moderne techniekfilosofen een rol speelden of spelen: de Duitse Verein Deutscher Ingenieure (Huning, Lenk, Moser, Rapp, Ropohl, Sachsse, Tüchel, Zimmerli) en de Amerikaanse Society for Philosophy of Technology (Durbin, Hickman, Ihde, Borgmann, Feenberg).

Op het moment is er meer en meer aandacht voor een analytische insteek die samengaat met empirische studies over technologische ontwikkelingen.

Reformatorische filosofie komt voort uit wat Herman Dooyeweerd en Dirk Vollenhoven geschreven hebben. Hendrik van Riessen en Egbert Schuurman ontwikkelden daarbinnen een techniekfilosofie. Ze waren de eerste filosofen in Nederland die dat deden, ook volgens Mitcham.

[Maar Mitcham - zo blijkt in een portret van hem op p.29 - is dan ook een christen met veel belangstelling voor de relatie tussen religie en technologie, met een speciale belangstelling voor boeddhisme.]

(31) 2 - Tweezijdig spreken - De zin van het ontsluiten en het ontsluiten van zin

Allerlei situaties waarin mensen vragen naar de zin van gebeurtenissen en dingen. Maar wat is zin? In allerlei betekenissen zit ook: het nut, de functie, het doel, de bestaansreden. Zin geven is hier: duiden, interpreteren, betekenis geven.

[Filosofie van de techniek wordt hier meteen in de levensbeschouwelijke en religieuze richting getrokken op p.34. Techniek wordt opgevat als een zoektocht naar zin, als het creëren van een zinvoller werkelijkheid door het ontsluiten van de mogelijkheden ervan. Dat vraagt een normatief kader, een zinsamenhang, stelt Verkerk. En meteen komt Heidegger op de proppen. Zo voorspelbaar. Let op het typische taalgebruik:]

"'Zin' heeft met andere woorden te maken met de mens als duidend, sprekend, interpreterend en handelend wezen. Je zou in zekere zin kunnen zeggen: mens-zijn is een dialoog met de werkelijkheid in haar zinsamenhang. Het zal duidelijk zijn dat in de laatste zin een mensbeeld ligt opgeslagen. Een mensbeeld waarin de menselijke identiteit is gedacht vanuit het aangesproken worden als tweede persoon, als jij. Als je zo tegen mensen aankijkt, wordt begrijpelijk wat het betekent dat mensen verantwoordelijkheid kunnen dragen. Mensen kunnen antwoord geven op zinaanspraken die zij vanuit hun omgeving ervaren."(45)

Handelen is zinbetrokken gedrag, is ontsluiting van zin die latent in de werkelijkheid aanwezig is (zinpotentie), maakt cultuur en geschiedenis door het gebruik van (technische) middelen.

"Die ontsluiting van zin vindt in de praktijk altijd plaats onder leiding van bepaalde opvattingen of ideeën, die wij hier als 'richtinggevende' of 'regulatieve' ideeën zullen aanduiden. Met deze richtinggevende of regulatieve ideeën komen wij op het terrein van de levensbeschouwing terecht. Dat is het terrein waar ons spreken over techniek, zin en handelen er een dimensie bij krijgt. Want hadden we het in het voorafgaande in een beperkte betekenis over het begrip 'zin', nu komt daar wat we eerder de 'metafysische' dimensie noemden bij."(49)

"Met het woord 'metafysica' wordt het nadenken over de laatste vragen of over de laatste gronden (van het zijn) aangeduid."(50)

"Zoals gezegd vindt de ontsluiting van zin plaats onder leiding van 'richtinggevende' of 'regulatieve' ideeën. Deze ideeën liggen op het niveau van wereldbeschouwing of religie. (...) Of het nu gaat om een arts, een docent, een technisch ingenieur of een timmerman: allen laten zich in de uitvoering van hun werkzaamheden mede bepalen door ideeën over goed en kwaad, over verantwoord of professioneel handelen en uiteindelijk over 'het goede leven'."(51)

[En zoals te verwachten viel duikt de metafysica op en daarna al gauw de religie. Christenen weten altijd zo goed de religie binnen te smokkelen in hun betoog, het is niet te geloven - 'pun intended'. En Heidegger is hun knecht. Ze kunnen maar niet accepteren dat je richtinggevende en regulatieve kaders kunt hebben voor je handelen zonder over god en religie te gaan blaten. En dat ethiek uitstekend kan bestaan zonder dat soort zaken, gewoon door uit te gaan van mensen.]

(57) 3 - De wereld van de techniek - Drie soorten complexiteit

Het tweede deel van het boek ('Maken en ontwerpen') gaat over de wereld van de ingenieur waarin hij met drie vormen van complexiteit te maken krijgt (aspecten in het ontwerpproces, de belangen van diverse betrokken partijen, de techniek zelf). Casussen.

Vanwege die complexiteit richt een ingenieur zich in de praktijk van onderzoek op één aspect van het totale probleem: hij of zij abstraheert.

"Abstraheren wil zeggen dat we afzien van de vele aspecten, de verschillende partijen en het integrale technische systeem."(77)

Maar de ontwerper die een technisch artefact wil maken, moet natuurlijk wel met álle aspecten rekening houden.

(82) 4 - Het artefact [1] - Veelzijdigheid en samenhang

Analyse van de 15 modale aspecten uit de metafysica van Dooyeweerd en Vollenhoven, toegepast op robotarmen. Op p.99 het overzicht.

[Het 15e aspect is het geloofsaspect. Je mag het niet gelijkstellen met kerk of godsdienst, zegt Verkerk op p.98, maar vervolgens wordt sterk benadrukt dat geloof toch eigenlijk wel een religieuze basis heeft. Maar uiteraard wordt religie er weer bijgehaald terwijl dat helemaal niet nodig is. Je kunt ook zonder religie diepgaand geloven in allerlei zaken, maar religieuze mensen noemen dat dan graag 'religieus' zodat ze voor hun eigen gevoel gelijk hebben met hun geklets.]

[Het blijft ook onduidelijk waarom er gekozen is voor die 15 modale aspecten van Dooyeweerd, behalve dan omdat hij een gereformeerde 'filosoof' is en het 'geloofsaspect' er inzit. Waartoe dient dit verhaal? Alleen maar om te laten zien hoe complex techniek is, hoeveel aspecten er zitten aan technische artefacten? Aristotelische lijstjes met indelingen, leuk hoor. Je hebt Dooyeweerd niet nodig om reductionisme af te wijzen en te komen tot de volgende conclusie:]

"Techniek is meer dan beheersing van materialen, we komen er de veelzijdigheid van de hele werkleijkheid in tegen. Deze conclusie is van groot belang voor de ethiek van het ontwerpen. Het betekent namelijk dat we als ingenieurs niet alleen te maken hebben met technische maar ook met allerlei andere normen."(104)

Hoe verhoudt zich deze aanpak nu met zoiets als het onderzoeksprogramma The Dual Nature of Technical Artefacts dat aan de TUDelft werd uitgevoerd? Veel parallellen, maar ook verschillen.

(114) 5 - Het artefact [2] - Identiteit, functie en structuur

Alle technische artefacten hebben een eigen identiteit gebaseerd op hun specifieke structuur. Ze zijn allemaal het resultaat van het handelen van mensen (het formatieve aspect van de identiteit). De context waarin een artefact gebruikt wordt is sterk bepalend voor zijn identiteit en heeft daarom een grote invloed op het ontwerpproces. Ook de taak of functie van een artefact bepaalt zijn identiteit en bepaalt het ontwerpproces.

[En voortdurend maar voorbeelden met kerk en religie. Alsof we nog in de Middeleeuwen leven. En voortdurend die termen 'wijsbegeerte' en 'wijsgerig' in plaats van 'filosofie' en 'filosofisch'. Het is de oubolligheid ten top.]

Ook belangrijk voor de analyse is dat artefacten gehelen zijn die bestaan uit (samengestelde) onderdelen en modules met een eigen specifieke subfunctie. Vaak vindt standaardisering van onderdelen plaats, wat een neutralisering en verlies van identiteit inhoudt. Relaties tussen zelfstandige artefacten met een eigen identiteit worden hier aangeduid met 'vervlochten structuren'. Soms is de identiteit van een onderdeel afhankelijk of afgeleid van de identiteit van het geheel (zoals de steel en de kop bij een hamer).

[Wat is het nut van het beschrijven van al dit soort zaken? Het zijn evenzovele open deuren.]

(147) 6 - Kennis van maken - De plaats van de ingenieur

Voor het ontwikkelen van technische artefacten zijn verschillende soorten kennis nodig. Allerlei indelingen zijn mogelijk, maar natuurlijk wordt hier teruggegrepen op de indeling in 15 aspecten van artefacten zoals beschreven in hoofdstuk drie.

[Ik vind al die indelingen niet zo interessant. Dit boek heeft een sterk aristotelisch karakter: steeds weer lijstjes met indelingen. Maar wat helpt dat? Die indelingen zijn in de praktijk eerder een hindernis. Ze leiden gemakkelijk tot 'turf wars' zoals de Engelsen zo mooi zeggen.]

[Het is voor de hand liggend dat in de ontwikkeling van complexe producten als een vliegtuig ontzettend veel kennis bij elkaar moet komen en dat dat nooit van een leien dakje gaat vanwege alle specialismen en hun typische taalgebruik. Ik kan me niet anders voorstellen dan dat alle betrokkenen zich daar zeer van bewust zijn.]

[Ook dit hoofdstuk heeft weer een sterk open deur - karakter. En, ja, natuurlijk gaat het ook om normatieve zaken: technische normen, eisen, criteria, maatschappelijke kanten, esthetische kanten. De vraag is alleen of ingenieurs van dat laatste verstand hebben. Wat dat betreft zijn het ook gewoon maar mensen.]

(169) 7 - Ontwerp en werkelijkheid - Methodologische weerbarstigheid

Dit hoofdstuk gaat over het ontwerpproces en de methoden die daarbij gevolgd kunnen worden. Hier wordt dat weergegeven als het ontsluiten van zin zoals die ligt opgesloten in de werkelijkheid. Tegenwoordig is ontwerpen natuurlijk erg gericht op de markt en tevreden klanten. Integratie van techniek en marketing en voortdurende kwaliteitsbewaking gingen daardoor een grote rol spelen.

(196) 8 - Techniek en productie - Van ontmenselijking naar de menselijke maat

Analyse van de ontwikkelingen in het productieproces: de wetenschappelijke methoden van Frederick Taylor (taylorisme), Henry Ford (fordisme) en andere moderner benaderingen.

"Gedurende zijn leven was Taylor het middelpunt van bittere controversen. Zijn ideeën werden door de industrie en de universiteit verwelkomd maar door de vakbonden en de politici hartgrondig verworpen."(198)

Ideeën over arbeidsdeling waren er al bij Adam Smith (1776) en Charles Babbage (1832): arbeidsdeling kon het productieproces efficiënter en goedkoper maken en de individuele arbeiders waren daarbij beter te disciplineren. Daarbij hoorde met name ook de scheiding van handwerk en hoofdwerk. Taylor trekt dat door, maar zijn benadering is niet alleen maar wetenschappelijk, hij is ook ideologisch.

Taylor had ook invloed op Henry Ford. Deze ontwikkelde de massaproductie van auto's door standaardisering van onderdelen en lopende-band-werk.

De technische beheersing van de materiële productieprocessen door een opdeling in individuele stappen, standaardisering van onderdelen en handelingen, heeft enorme invloed gehad op de organisatie van de arbeid. Die leidt dus ook tot technische beheersing van organisatorische en sociale processen. Het systeem komt daarbij eerst, dan pas de mens.

Als reactie daarop de Human Relations Movement, het Socio-Technical Systems Design, het Mini-Company Concept. Sociale processen op de werkvloer bleken belangrijker dan daarvoor gedacht, extreme arbeidsdeling is niet altijd efficiënter (meer ziekteverzuim, minder gemotiveerde arbeiders, dehumanisatie en vervreemding), gevoel voor het totale product levert ook van alles op.

(243) 9 - De regels van het spel - Techniek als sociale praktijk

Met dit hoofdstuk begint het derde deel met de titel Ontwerpen en denken. Het analyseert het handelen van ingenieurs aan de hand van het praktijkbegrip van Alisdair MacIntyre.

[Dat is een filosoof die zich ooit bekeerde tot het katholicisme. De keuzes in dit boek zijn soms zo vermoeiend, vreselijk.]

Handelen is regelgeleid gedrag en daarmee intersubjectief: betekenis, taal en handelen zijn met elkaar verbonden in een sociale dimensie of context (Wittgenstein: taalspelen, levensvormen; MacIntyre: sociale praktijk, instituties).

Om technische praktijken nog beter te begrijpen wordt er geanalyseerd vanuit de invalshoeken structuur (formele aspecten / regels van een organisatie die de technische praktijk constitueren), context (invloed van de omgeving op de technische praktijk) en richting (verschillen in fundamentele overtuigingen die aan de technische praktijk ten grondslag liggen).

"Wat opvalt is dat technische praktijken een normatief karakter dragen: de verschillende soorten regels geven aan op welke manier professionals moeten handelen. Wat voorts opvalt, is dat een ingenieur te maken krijgt met verschillende soorten normen, zoals formatieve normen (specificaties van proiducten), sociale normen (samenwerking in het primaire proces), economische normen (inkoop van materialen, verkoop van producten), juridische normen (contracten, veiligheids- en milieuvoorschriften) en morele normen (kwaliteit van de arbeid, zorg voor het milieu). De ingenieur moet in zijn dagelijkse handelen aan verschillende normen recht doen, en wij spreken hier dan ook van een simultane realisatie van normen. Door hier oog voor te hebben kan serieus werk gemaakt worden van de veelzijdige verantwoordelijkheid van de professionals."(258)

[Om met Plato te spreken: Hoe zou het anders kunnen? Dat bedoel ik als ik schrijf dat dit boek zo'n opendeur-karakter heeft.]

(266) 10 - Symmetrieën - Tussen pessimisten en optimisten

Dit hoofdstuk gaat over de zogenoemde empirische wending in wetenschap en techniek en in techniekfilosofie. Met het toenemende belang van techniek en een samenleving die er steeds afhankelijker van wordt, wordt ook duidelijk dat het idee dat techniek niet meer is dan een hulpmiddel (het instrumentele denken) te simpel is: techniek verandert de samenleving en het leven van mensen ingrijpend. Sommige techniekfilosofen zien dat als onvermijdelijk en positief (Schuurman: 'positivisten'), anderen zien dat negatief als een verabsolutering van een bepaald perspectief / wereldbeeld ten koste van andere (Schuurman: 'transcendentalisten').

"Volgens de transcendentalisten is de fout van de positivisten dat zij hun eigen perspectief vergeten en doen alsof het de enige manier van kijken naar de wereld is. En juist wanneer je je niet meer bewust bent van je eigen eenzijdigheid, doe je de werkelijkheid geweld aan."(269)

Volgen besprekingen van Heidegger, Ellul ('techniek is autonoom), Winner (kritiek op Ellul, pleidooi voor democratische controle). Waarna de aandacht uitgaat naar de empirische wending (Popper en Kuhn).

"Wanneer de vooruitgang in wetenschap voor een belangrijk deel door sociale , culturele en politieke factoren bepaald wordt, hoe zit het dan met de waarheid en de rationele geldigheid van wetenschappelijke theorieën? Wordt een bepaalde theorie voor waar gehouden omdat zij sociaal aanvaardbaar, cultureel wenselijk of politiek afgedwongen is? Of is een theorie waar omdat zij in overeenstemming is met de verschijnselen die zij verklaart?"(282)

Hierna een bespreking van vertegenwoordigers van het sociaal-constructivisme. Bruno Latour: waardoor is een theorie succesvol? Aanhangers van het Strong Program die radicaal stellen dat succes van een theorie niets met de waarheid ervan te maken heeft, iets waarmee Latour het niet eens is. De SCOT (= Social Construction of Technology) - benadering (Wiebe Bijker, John Law, Donald MacKenzie, Trevor Pinch, Michel Callon, Bruno Latour).

"Latour maakt op een originele en overtuigende wijze duidelijk dat het standaardbeeld van wetenschap niet houdbaar is. De aanhangers van de SCOT-benadering doen hetzelfde voor de techniek. De opvatting dat zuivere wetenschap tot zuivere kennis leidt, komt niet overeen met de werkelijkheid. Wetenschap en technologie zijn ten volle sociale praktijken, waarin naast logica en methode, ook psychische, sociale, economische en andere factoren een rol van betekenis spelen."(291)

(296) 11 - Botsende werelden - Globalisering en culturele diversiteit

Hier staan de uniformering én de pluralisering door de invloed van de techniek centraal. Globalisering is daarin een belangrijke factor. Maar ook de verabsolutering van bepaalde overtuigingen over techniek (technicisme, economisme). Andersglobalisten streven daartegenin naar het behoud van locale culturen en bekritiseren de monocultuur die dreigt te ontstaan door het opleggen van westerse waarden en normen in wewtenschap, techniek en economie.

(332) 12 - De homo technicus - Van hulpmiddel tot cyborg

De visie dat technische hulpmiddelen uitbreidingen (projecties) van het menselijk lichaam zijn bij Ernst Kapp (1877), de visie dat ze voortkomen uit het menselijk tekort bij Arnold Gehlen (1940), het idee dat culturele ontwikkeling voorafgaat aan de ontwikkeling van techniek bij Lewis Mumford. Bespreking van hun werk.

Daarna bespreking van opvattingen over de verhouding mens-machine die voortkomen uit het gegeven dat mensen steeds meer prothesen (van kunstgebit tot kunsthart) gebruiken voor falende onderdelen van het lichaam: die van Donna Haraway (cyborg-theorie) en Ray Kurzweil (transhumanisme, sterke AI).

"Het is echter de vraag of je individualiteit behouden blijft als alle delen van je lichaam - behalve je hersenen - vervangen zijn door technische artefacten. Sommige mensen zijn van mening dat heel het lichamelijke bij het mens-zijn hoort en niet alleen de hersenen als 'drager' van de menselijke pesoonlijkheid. Het is dus de vraag waar de grens ligt en of er wel een grens is."(340)

"Kurzweil gaat in The Singularity is Near uitgebreid de discussie aan met John Searle die bekend is geworden met zijn 'Chinese Kamer-experiment' waarmee hij wilde aantonen dat intelligentie een eigenschap is van biologische systemen en niet van fysische systemen. In die discussie gaat het uiteindelijk om de vraag of de begrippen op hoger niveau (intelligentie, wil, emotie) volledig herleidbaar zijn tot fysische verschijnselen. In de visie van Kurzweil en Dennett is dat zo. Searle verzet zich tegen zo'n materialistische visie."(344-345)

Don Ihde is als techniekfilosoof veel gematigder over de rol van techniek en ook veel optimistischer. Terwijl Hubert Dreyfus principiële grenzen ziet aan de mogelijkheden van de techniek. Albert Borgmann vindt net als Heidegger dat techniek tot een verarmde kijk op de werkelijkheid leidt, maar zijn alternatief is niet erg overtuigend.

Bij bovenstaande auteurs en nog andere is een hoofddprobleem in hoeverre de ontwikkeling van techniek door mensen nog te sturen is. Mensen als Schuurman en Jonas wijzen op de verantwoordelijkheid van mensen voor die ontwikkeling.

[Eigenlijk is dit hoofdstuk te kort om een scherp beeld neer te zetten van de problemen en oplosssingen en visies die door alle genoemde auteurs worden neergezet. Met name die centrale vraag of techniek zich tegenwoordig autonoom ontwikkelt en hoe verantwoordelijk mensen daar dan bij kunnen zijn in samenhang met de kwestie of je er een optimistisch of pessimistische visie bij moet hebben, blijft hier onuitgewerkt. De volgende hoofdstukken gaan wel op het idee verantoowrdelijkheid en de relatie techniek - ethiek in.]

(357) 13 - 'Goede' techniek - Normatieve artefacten en het web van verantwoordelijkheden

Hoe dus verhouden zich techniek en menselijke verantwoordelijkheid dan wel techniek en ethiek? Is techniek neutraal en heeft ethiek alleen te maken met het gebruik ervan? Dat is zeker een eenzijdig standpunt, omdat er ook al in het ontwerpproces normatieve keuzes gemaakt worden. Van de andere kant hebben technieken wel een eigen dynamiek en kun je de makers ervan niet verantwoordelijk stellen voor alles wat er met die technieken gebeurt. De vraag is dan natuurlijk: waarvoor we'en waarvoor niet? waar ligt hier de grens?

Volgt aan de hand van een casus de beschrijving van de drie meest gangbare ethische theorieën: plichtethiek (handelen in overeenstemming met morele regels en principes), doelethiek (handelen met het oog voor de gevolgen die de handeling met zich mee brengt; voor de techniek via 'technology assessment' na te gaan) en deugdethiek (handelen om een moreel goed persoon te worden, om een deugdzaam leven te leiden).

[Ik vind die hele uitweiding over ethische theorie weer niet erg zinvol. Vele pagina's verder wordt pas weer teruggekeerd naar de vragen uit het begin en dan wordt er eignelijk helemaal geen gebruik gemaakt van wat in die uitweiding besproken is.]

Jonas wijst er op dat de actieradius van het (technisch) handelen van mensen oneindig toeneemt door de wetenschappelijke manier waarop techniek ontwikkeld wordt die vergaande gevolgen kan hebben. Daarmee neemt ook de verantwoordelijkheid toe. Jonas betwijfelt dat mensen die verantwoordelijkheid nog kunnen dragen, we leven volgens hem in een moreel vacuüm.

"Moderne mensen kunnen hun toegenomen verantwoordelijkheid nauwelijks aan. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de wetenschappelijk-technische ontwikkeling gepaard gaat met een toenemende gelatenheid en passiviteit ten aanzien van wetenschap en techniek."(373)

Desondanks is het goed mogelijk te denken in termen van de verantwoordelijkheid van individuele actoren en organisaties en ze ook verantwoordelijk te stellen voor hun respectieve rol. Dat gebeurt bijvoorbeeld door de milieubeweging.

[Hm, een beetje tegenstrijdig en slap allemaal. Misschien om de ingenieur te ontzien. En dit boek is in het algemeen ook tamelijk aardig voor het bedrijfsleven. Tja. Natuurlijk zitten mensen op allerlei manieren vast in situaties waardoor ze moeilijk anders kunnen handelen. Maar ik denk toch ook dat dat vaak als smoes gebruikt wordt en dat mensen en organisaties veel harder aangepakt moeten worden als het om die verantwoordelijkheid gaat. Zo'n stelling als 'Als wij het niet doen doet een ander bedrijf het wel' is natuurlijk al helemaal bekritiseerbaar.]

(394) 14 - Toekomstverwachtingen - Het seculier heilige en de grenzen van de techniek

In dit hoofdstuk staat de relatie tussen techniek en religie centraal. Dooyeweerd wordt erbij gehaald. Uit de samenvatting vooraf:

"Op het eerste gezicht lijkt het erop dat religie geen plaats meer heeft in onze technologische cultuur. Mensen hebben hun lot in eigen handen genomen en hebben niet langer bovennatuurlijke machten nodig. Het is echter de vraag of deze veronderstelling staande gehouden kan worden. Ondanks de verwachting dat religie een stille dood zou sterven, lijkt religie nameijk weer volop aanwezig. Sterker nog: er zijn aanwijzingen dat de technologische ontwikkeling zelf in belangrijke mate door religieuze drijveren worden gemotiveerd. Zou er gesproken kunnen worden van een seculiere vorm van het heilige?"(394)

[Hoezo 'op het eerste gezicht'? Vroeger was het irrationele gedrag van mensen direct verbonden met religie, nu is dat meer verbonden met andere ideologieën zoals die van wetenschap en techniek. Religie zal verdwijnen, irrationaliteit in brede zin - dus ook in seculiere wereldbeschouwingen en mensvisies, dus ook in visies op wetnschap en techniek - is waaraan we aandacht moeten besteden en wat we moeten bestrijden.]

[En ook al zou het zo zijn dat religie een drijfveer voor de technische ontwikkeling was, dan is dat nu zeker niet meer het geval.]

[Natuurlijk kon je zo'n hoofdstuk als dit verwachten in een boek van reformatorische auteurs. Religieuze mensen zijn altijd bezig de religie te redden, al moeten ze zich daarvoor in onmogelijke bochten wringen.]

"Als we vanuit deze achtergrond kijken naar de historische ontwikkeling van het Westen en de specifieke plek die wetenschap en technologie daarin innemen, dan blijkt er een in veel opzichten onderbelicht gebleven wereld voor ons open te gaan. Het is niet moeilijk om te laten zien dat wereldbeschouwelijke en zelfs religieuze noties in deze ontwikkeling een belangrijke en misschien zelfs dominante rol hebben gespeeld. Twee auteurs maken de wereldbeschouwelijke drive achter de moderne ontwikkeling van wetenschap en techniek goed zichtbaar: David Noble met zijn onderzoek naar de 'religie van de techiek' en Hans Achterhuis in zijn analyse van het utopische genre."(400)

[Wat betreft Noble en zeker Achterhuis - zeker, ze laten zien dat religie invloed heeft gehad, maar analyseren dat niet in het voordeel van de religie. Achterhuis is juist bijzonder kritisch en aanzien van alle verabsoluteringen, ik kan me niet voorstellen dat hij iets met religie van doen zou willen hebben.]