>>>  Laatst gewijzigd: 6 december 2020   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Incididunt nisi non nisi incididunt velit cillum magna commodo proident officia enim.

Voorkant Habermas' Theorie des kommunikativen Handelns Jürgen HABERMAS
Theorie des kommunikativen Handelns. Band I: Handlungsrationalität und gesellschaftliche Rationalisierung
Frankfurt/Main: Suhrkamp, 1981-1; 1985-3

(105) II. Max Webers Theorie der Rationalisierung

Weber analyseert het (religiehistorische) onttoveringsproces dat maakt dat het westerse rationalisme kan optreden. Hij doet dat met behulp van een tamelijk onduidelijk rationaliteitbegrip. Maar het maatschappelijke proces van rationalisering analyseert hij met het beperkte begrip van doelrationaliteit.

Marx plaatst die maatschappelijke rationalisering in de ontwikkeling van de productiekrachten (meer kennis, betere productietechnieken e.d. maken die rationalisering economisch noodzakelijk) en het proces van institutionalisering en maatschappelijke machtsverdeling hangt daar mee samen. Weber ziet de instituties in de kapitalistische maatschappij als een subsysteem van doelrationeel handelen waarin het westerse rationalisme zich ontvouwt, waarbij hij vreest dat de bureaucratisering dat rationele gaat verstikken. Horkheimer, Adorno en Marcuse nemen die ambivalentie over en laten tegenover Marx zien dat wetenschap en techniek niet automatisch tot emancipatie voeren maar ook tot onderdrukking kunnen leiden.

"Im Zeichen einer verselbständigten instrumentellen Vernunft verschmilzt die Rationalität der Naturbeherrschung mit der Irrationalität der Klassenherrschaft...."(208)

H merkt op dat al deze opvattingen hun zwakke plekken hebben. Hij waarschuwt voor een vermenging van handeling- en systeemtheoretische begrippen.

Het thema van maatschappelijke rationalisering bestond al in de geschiedenisfilosofie van de 18e eeuw en werd in de 19e eeuw door evolutionistische maatschappijtheorieën overgenomen en getransformeerd.

Condorcet is een voorbeeld uit de 18e eeuw. In Esquisse d'un tableau historique des progrès de l'esprit humain van 1794 is hij van mening dat het rationaliteitmodel van de natuurwetenschappen de mensen kan verlichten en ook moreel kan vervolmaken, omdat via die wetenschap elk bijgeloof bestreden kan worden en vooruitgang op elk terrein gerealiseerd kan worden (bijv. ook gelijkheid van mannen en vrouwen, het bestrijden van de criminaliteit en ziekte e.d.). Kritiekpunten op p. 214 e.v.:

Op dit laatste aspect grijpen de 19e eeuwse ontwikkelingstheorieën (beste voorbeeld: Spencer) aan. Zij zien maatschappelijke vooruitgang in de lijn van de evolutietheorie als de ontwikkeling van organische systemen. Niet de theoretische vooruitgang in wetenschap is dan meer belangrijk (inmiddels was aan de industriële en politieke revoluties van de eeuw gebleken dat het niet zo zeer de ontwikkeling van wetenschap was die maatschappelijke veranderingen in gang zette) maar de natuurlijke evolutie van soorten gekoppeld aan de sociale evolutie die daarvan het gevolg is). Kritiekpunten hier zijn:

Weber zit dus in een interessante overgangsperiode waarin hij niet meer behept is met de al te zware denkfouten van de 18e/19e eeuw. Overzicht van dit deel.

(225) II.1 Okzidentaler Rationalismus

In aansluiting op MW's "Vorbemerkung"(bij religiesociologie) neemt H twee wegen: inhoudelijke ordening en begripsverheldering, en bepaalt daarna of MW het heeft over een universele verschijning van rationalisme of van een particuliere. Rationaliseringsprocessen kunnen geordend worden naar verschillende invalshoeken.

"Rationalisierung nennt Weber jede Erweiterung des empirischen Wissens, der Prognosefähigkeit, der instrumentellen und organisatorischen Beherrschung empirischer Vorgänge". (226)

(226) II.1.1 Die Erscheinungen des okzidentalen Rationalismus

H maakt een ordening naar:

"Rationalisierung nennt Weber nämlich auch die kognitive Verselbständigung von Recht und Moral..."(231)

In eerste instantie ontwikkelen zich natuurrecht en formele ("Gesinnungs- und Verantwortungs-) ethiek, weliswaar nog binnen religieuze interpretatiekaders. Die ethiek is principe-geleid en universalistisch.

"Aus der Perspektive einer formalen, auf allgemeinen Prinzipien beruhenden Ethik werden Rechtsnormen (wie auch Rechtsschöpfung und Rechtsanwendung), die sich auf Magie, geheiligte Traditionen, Offenbarung usw. berufen, entwertet: Normen gelten nun als bloße Konventionen, die einer hypothetischen Betrachtung zugänglich sind und positiv gesetzt werden können."(232)

Er ontstaan dus drie waardensferen (de cognitieve, de expressieve, en de morele) die ieder hun eigen logica volgen.

Persoonlijkheid. De ontwikkeling van een methodische leefwijze, die volgens MW de belangrijkste factor is voor het ontstaan van het kapitalisme.

"In den Wertorientierungen und Handlungsdispositionen jenes Lebensstils entdeckt er die Persönlichkeitskorrelate einer religiös verankerten prinzipiengeleiteten, universalistischen Gesinnungsethik, die die Trägerschichten des Kapitalismus erfaßt hat."(234)

Het is het op de beroepsgedachte gerichte van de protestantse ethiek dat hier bedoeld wordt. Samenvatting van de hoofdpunten van dat denken / dat boek op p.235.

H zet de culturele waardensferen (wetenschap, techniek etc.), de culturele handelingssystemen (de instituten als de universiteit, de kunstproductie etc.), de centrale handelingssystemen (kapitalistische economie, moderne staat, en gezin), en het persoonlijkheidssysteem (handelingsdisposities en waardenoriënteringen) in schema op p. 237. Dat geeft precies weer wat MW wil verklaren: hij wil de kapitalistische economie en de moderne staat namelijk verklaren m.b.v. een theorie van maatschappelijke rationalisering, waarbij inderdaad het doelrationele handelen centraal kan staan; anders gezegd: hij wil de institutionalisering van het doelrationele handelen verklaren.

"Er interessiert sich einerseits für die Rationalisierung von Weltbildern ; dabei muß er die strukturellen Aspekte der Entzauberung und die Bedingungen klären, unter denen kognitive, normative und expressive Fragestellungen systematisch entkoppelt und nach ihrer inneren Logik entfaltet werden können. Andererseits interessiert sich Weber für die institutionelle Verkörperung der modernen Bewußtseinsstrukturen, die sich auf dem Wege religiöser Rationalisierung herausgebildet haben, d.h. für die Umsetzung der kulturellen in eine gesellschaftlichen Rationalisierung . Dabei muß er die strukturellen Aspekte von Recht und Moral klären, soweit diese (a) die Organisation legaler Herrschaft und den Privatrechtsverkehr strategisch handelnder Subjekte ermöglichen bzw. (b) die intrinsische Motivationen für eine planmäßige, an disziplinierter und stetiger Berufsarbeit orientierte Lebensführung schaffen."(239)

(239) II.1.2 Rationalitätsbegriffe

H analyseert hier hoe MW het begrip rationaliteit gebruikt. MW interesseert zich voor de praktische rationaliteit "..im Sinne der Maßstäbe, nach denen handelnde Subjekte ihre Umwelt kontrollieren lernen."(239). Maar natuurlijk valt dat begrip niet zonder meer samen met de doelrationaliteit waarover MW het ook zo vaak heeft. MW heeft het in de eerste plaats over technische middelenrationaliteit, waarbij techniek de brede betekenis heeft van:

"Jede Regel oder jedes System von Regeln, das ein verläßlich reproduzierbares, ob nun planmäßiges oder eingewöhntes, von den Interaktionsteilnehmern voraussagbares, aus Beobachterperspektive berechenbares Handeln gestattet.."(240),

dus ook ademhalingstechniek, mnemotechniek. Daarna richt hij zich op de middelen als ingrepen in de objectieve werkelijkheid waarvan het effect en de werkzaamheid bestudeerd kunnen worden zodat er ook gesproken kan worden van technische vooruitgang. De sociale werkelijkheid valt in deze ook binnen de objectieve werkelijkheid.

Was er tot hier nog slechts sprake van technische instrumentele rationaliteit, MW heeft het ook over keuzerationaliteit.

"Zunächst betrachtet Weber also Rationalität allein unter dem Aspekt der Mittelverwendung. Diesen Begriff differenziert er dann, indem er an zielgerichteten Handlungen zwei rationalisierungsfähige Aspekte unterscheidet: nicht nur die Mittel, und die Art ihrer Verwendung, können mehr oder weniger rational, d.h. im Hinblick auf gegebene Zwecke effektiv sein; auch die Zwecke selbst können mehr oder weniger rational, d.h. bei gegebenen Werten, Mitteln und Randbedingungen objektiv richtig gewählt werden."(242)

Je kunt in die zin de keuzes formeel beoordelen, al laat je je verder nog niet uit over het onderliggende waardensysteem. Daar ligt voor MW een groot probleem.

"Unter Gesichtspunkten formaler Rationalität kann ledichlich die Forderung gestellt werden, daß sich der Handelnde seiner Präferenzen bewußt ist, daß er die zugrunde liegenden Werte präzisiert und auf ihre Konsistenz prüft, sie nach Möglichkeit in eine transitive Ordnung bringt usw. Weber ist in normativen Fragen Skeptiker; er ist überzeugt, daß die Entscheidung zwischen verschiedenen (wie immer analytisch geklärten) Wertsystemen nicht begründet, nicht rational motiviert werden kann; genaugenommen gibt es eine Rationalität von Wertpostulaten oder Glaubensmächten in Ansehung ihrer Inhalte nicht."(243-44)

Hij laat zich wel uit over de formele kenmerken van die waarden wat betreft hoe ze het handelen funderen: ze moeten fundamenteel zijn en in staat een principiële richting te geven aan een levenswijze. Dat kunnen alleen abstracte algemene waarden en niet concrete interessen van alledag. Dan krijg je dus waardenrationaliteit.

M.a.w.: die praktische rationaliteit bestaat uit "Zweckrationalität"(bestaande uit "Mittelrationalität" of "instrumentelle Rationalität", en "Wahlrationalität") en "Wertrationalität" of "normative Rationalität", en kan leiden tot een methodisch-rationele levenswijze. Daarnaast heeft MW nog cultuurtheoretische opvattingen over rationalisering (de rationalisering van wereldbeelden of levensbeschouwingen kan leiden tot een differentiëring van de cognitieve, normatieve, en expressieve bestanddelen in de cultuur waardoor men over "Wertsteigerung" kan gaan praten). Weber wil de maatschappelijke rationalisering verklaren maar grijpt daarvoor naar de motivationele (in de ontwikkeling van een bepaalde levensstijl, bijv. de ascetische) en culturele (in het uitbouwen van een eigen waardensfeer naast de sfeer van de wetenschap en de kunst en een door analyzering daarvan) rationalisering.

(252) II.1.3 Der universalistische Gehalt des okzidentalen Rationalismus

H gaat nu over tot de vraag of het westerse rationalisme nu alleen maar typisch is voor de amerikaans-europese cultuur dan wel een universele trek van mensen uitdrukt. MW is voorzichtig universalistisch, maar er blijven veel onduidelijkheden, bijvoorbeeld door het niet onderscheiden van waardeinhouden en maatstaven ter beoordeling van verschillende waardeinhouden in verschillende culturen.

"Zumindest müssen wir es als eine empirische Frage ansehen, ob die Spannungen zwischen den immer weiter rationalisierten Lebenssphären tatsächlich auf eine Unverträglichkeit abstrakter Wertmaßstäbe und Geltungsaspekte oder nur auf eine partielle und daher ungleichgewichtige Rationalisierung zurückgehen, beispielsweise darauf, daß kapitalistische Wirtschaft und moderne Verwaltung auf Kosten anderer Lebensbereiche expandieren und diese, die ihrer Struktur nach auf moralisch-praktische und expressive Formen der Rationalität angelegt sind, in Formen ökonomischer oder administrativer Rationalität hineinpressen. Wie immer die Antwort ausfallen mag, jedenfalls dürfen wir die Geltungsaspekte, unter denen die in der Moderne eigensinnig entwickelten Wertsphären und die ihnen korrespondierenden gesellschaftlichen Teilbereiche formal rationalisiert werden, nicht mit beliebigen Wertinhalten, mit historisch wechselnden partikularen Wertmustern auf eine Stufe stellen. Jene Geltungsansprüche bilden vielmehr ein wie auch immer intern spannungsreiches System, das zwar in der Gestalt des okzidentalen Rationalismus zuerst aufgetreten ist, aber über die Eigenart dieser bestimmten Kultur hinaus eine allgemeine, für alle "Kulturmenschen" verbindliche Geltung beansprucht."(259)

MW komt ook niet uit de verhouding irrationele motieven - rationele leefwijze die hij waarneemt in de protestantse ethiek. Inderdaad zit hier een probleem. Je kunt die levenswijze net zo goed als irrationeel beschrijven. En dat terwijl MW die leefwijze dus als de eerste verschijning ziet van een vereniging van doel- en waardenrationaliteit. En hier ligt dus een tegenspraak.

"Dieser Widerspruch ist, wie wir sehen werden, nur dan aufzulösen, wenn man den bloß partiellen, d.h. unvollständigen Charakter dieser geschichtlichen Gestalt ethischer Rationalisierung nachweisen kann."(261)

(262) II.2 Die Entzauberung religiös-metaphysischer Weltbilder und die Entstehung moderner Bewusstseinstrukturen

MW heeft de neokantiaanse waardenfilosofie op de achtergrond, maar doet daar niet genoeg mee, bijvoorbeeld omdat hij zijn waardentheoretische achtergronden niet methodisch expliciet maakt.

"In ihrem sozialen Handeln orientieren sich einzelne aktoren und Gruppen an Werten; in kulturellen Gegenständen und institutionellen Ordnungen sind Werte verwirklicht. Deshalb muß der Soziologe berücksichtigen, daß die Realität, die er in deskriptiver Einstellung analysiert, auch unter Geltungsaspekten betrachtet werden kann, und daß die in seinem Objektbereich auftretenden Individuen ihre Welt normalerweise unter Geltungsaspekten betrachten - nämlich immer dann, wenn sie sich an konkreten Werten oder an abstrakten Geltungsansprüche orientieren. Diese Wertbezogenheit der Gegenstände kann sich der Soziologe zunutze machen, indem er die deskriptive Erfassung sozialer Lebensordnungen mit einer Rekonstruktion der in ihnen verkörperten Ideen oder Werte verbindet."(262-63)

(264) II.2.1 Ideen und Interessen

Wat ik met de kwestie interesse - idee moet, zie ik op het moment niet. Logisch is dat datgene wat mensen bijv. materieel van belang vinden gekleurd wordt door ideologieën en de daarin opgenomen waarden en normatieve geldigheidsaanspraken. Logisch is ook dat dergelijke ideologieën dan wel breed geaccepteerd moeten worden en dat die acceptatie afhangt van de systematisering en uitwerking van die ideologieën door intellectuelen. Die systematisering heeft empirische gevolgen en leidt tot leerprocessen die een socioloog zou kunnen navoltrekken door zich de redenen voor ogen te brengen waardoor nieuwe ideeën zich konden doorzetten ten koste van oude.

"Von diesen Gründen muß sich der Sozialwissenschaftler nicht selbst überzeugen lassen, um sie zu verstehen; aber er versteht sie nicht, wenn er nicht mindestens implizit zu ihnen Stellung nimmt (d.h. weiß, ob er sie teilt und, gegebenfalls, warum er sie nicht teilen kann, oder dahingestellt sein läßt)."(269)

Maar de uitwerking naar Weber ontgaat me, geloof ik.

(272) II.2.2 Interne und externe Faktoren der Weltbildentwicklung

Voor het bestuderen van de ontwikkeling van wereldbeelden moet er onderscheiden worden tussen de rationele naconstructie van de interne betekenis- en geldigheidssamenhangen (met het oog op het vaststellen van de ontwikkelingslogica van wereldbeeldstructuren en het typologisch ordenen van de inhouden van wereldbeelden) en de externe determinanten die empirisch bestudeerd moeten worden (volgt een boeiend lijstje van vragen op dit laatste vlak). Volgt weer een bespreking van de beperkingen in MW's aanpak in diens religiesociologische werken, hoewel hij dus wel veel van die externe factoren in zijn studies heeft beschreven. Hb. besluit:

"Ich will auf diese Faktoren nicht eingehen und mich auf die internen Faktoren der Weltbildrationalisierung sowie auf die strukturelle Aspekte der Verkörperung moderner Bewußtseinsstrukturen in der protestantischen Berufsethik und im modernen Rechtssystem beschränken."(279)

(279) II.2.3 Inhaltliche Aspekte

Samenvatting van MW's religiesociologische project. Bij Weber vooral aandacht voor de godsvoorstelling (persoonlijk / onpersoonlijk e.d.) en de heilsoriëntering ("Weltbejahend" of niet en zo). De verschillen tussen de grote wereldreligies verklaart MW uit externe factoren. H heeft kritiekpunten die ik ook heb bij MW. Zo het ontstaan van de behoefte naar een religieuze verklaring van het lijden etc., waarover Weber niets zegt maar die inderdaad niet zo maar uit de lucht is komen vallen zoals H op p.281 zegt en een economische achtergrond heeft. Verder komt de beschrijving overeen met wat ik pas van MW gelezen heb.

(284) II.2.4 Strukturelle Aspekte

H. probeert de structurele aspecten van de onttovering van de wereld - mystieke vlucht uit de wereld vs. actieve beheersing van de wereld; theoretische aanschouwing van de wereld vs. praktische aanpassing aan de wereld - letterlijk in schema te brengen. Zie p. 293/94. Ook hier weer kritiek op Weber die ik deel, zoals de eenzijdige schildering van China vanuit een ethisch perspectief, waarin in feite alleen maar vooroordelen over de wetenschappelijke ontwikkeling daar doorklinken. Gelukkig heeft ene Needham al laten zien hoeveel hoger de stand van de wetenschap daar in China was (van de 1e t/m de 15e eeuw) dan Weber suggereert. M.a.w.: een positieve optimistische wereldbevestiging sluit helemaal niet een grote rationalisering uit en maakt een wetenschappelijke en economische ontwikkeling zoals wij die kennen helemaal niet onmogelijk (vergelijk vandaag de dag maar eens de V.S. met Japan). Op deze punten acht ik Weber echt geheel en al achterhaald door de geschiedenis. (293)

II.2.5 Entzauberung und modernes Weltverständnis

Het is noodzakelijk naast de ethische ook de cognitieve rationalisering te analyseren. Ik begrijp niet goed waarom H nu weer dit hele lange verhaal heeft opgehangen. Het is voor mij al lang vanzelfsprekend dat de rationaliteit die Weber beschrijft nooit verdedigbaar universeel zou kunnen of moeten zijn. Op alle fronten kun je zeer fundamentele vragen stellen. Ook al zou het werkelijk zo zijn dat zich alleen in het Westen met de protestantse ethiek een rationalisering kon voltrekken die geleid heeft tot onze moderne kapitalistische samenleving en zijn dominantie, dan nog betekent dat niet dat die vorm van rationalisering voor alle mensen het beste is. Sterker nog: misschien moeten we wel zeggen dat het de meest slechte rationalisering is die denkbaar is. Het feit dat die vorm van rationaliteit (in feite doelrationaliteit) feitelijk-empirisch gezien universeel voorkomt wil nog niet zeggen dat we de geldigheid (en met name de universele pretenties) ervan niet van alle kanten moeten bestrijden. Ik denk eigenlijk dat H. juist in die richting zit te werken. Maar, potverdikke, wat doet ie er lang over om zijn punten te scoren!! (299)

II.3 Modernisierung als gesellschaftliche Rationalisierung: die Rolle der protestantischen Ethik

Vraag is dus hoe de cognitieve mogelijkheden die de rationalisering van een wereldbeeld oplevert, maatschappelijk kan doorwerken. Hb heeft het over het "dezentrierte Weltverständnis" waarin een zakelijke omgang met de feiten en met interpersoonlijke betrekkingen ontstaat en er een aparte niet-zakelijke sfeer voor het subjectieve gemaakt wordt. De transfer van de culturele traditie naar het maatschappelijke verloopt via drie mogelijke wegen: sociale bewegingen die zich laten inspireren door bepaalde ideeën, de specialisering in afzonderlijke culturele handelingssystemen, en "der Königsweg der Rationalisierung"(300) - de institutionalisering van het doelrationele handelen zoals Weber uitwerkt, m.n. richting economie (zie de kernpunten op p. 302).

Naar Weber is die institutionalisering van het doelrationele handelen mogelijk via de institutionalisering van de bewustzijnstructuren die uit de ethische rationalisering van een wereldbeeld voortgekomen zijn. Maar hij doet dat vanuit een ingeperkt gezichtspunt, omdat hij zich helemaal op de empirie stort en niet naar mogelijkheidsvoorwaarden in het algemeen en van daaruit naar meerdere mogelijke vormen van maatschappelijke rationalisering vraagt. Vanuit zo'n benadering zou een completere analyse mogelijk zijn.

"Es fragt sich, ob diejenige Modernisierung, die sich mit dem Kapitalismus durchsetzt, als eine nur partielle Verwirklichung moderner Bewußtseinsstrukturen beschrieben werden muß und wie, gegebenenfalls, das selektive Muster der kapitalistischen Rationalisierung erklärt werden kann."(305)

"Weber hat nicht gezögert, diese historische Form der Rationalisierung mit gesellschaftlicher Rationalisierung überhaupt gleichzusetzen. () Beim Übergang von der kulturellen zur gesellschaftlichen Rationalisierung macht sich eine folgenreiche Verengung des Rationalitätsbegriff bemerkbar, die Weber, wie wir sehen werden, in seiner auf den Typus zweckrationalen Handelns zugeschnittenen Handlungstheorie vornimmt. Weber setzt also unmittelbar an den faktisch vorgefundenen Gestalten des okzidentalen Rationalismus an, ohne sie an den kontrafaktisch entworfenen Möglichkeiten einer rationalisierten Lebenswelt zu spiegeln."(306)

Zoals al eerder gezegd, heeft MW hier impliciet een aantal maatstaven (nodig). Een en ander wordt uitgewerkt aan de hand van MW's protestantismestudies.

(307) II.3.1 Die protestantische Berufsethik und das selbstdestruktive Muster der gesellschaftliche Rationalisierung

Die hebben - zoals ik ook zelf heb gemerkt - hun beperkingen: er blijven te veel vragen open. H noemt er vier, maar zal zich concentreren op de selectiviteit van de protestantse wereldbeschouwing.

Het protestantisme neutraliseert de interacties binnen de sfeer van de beroepsarbeid zodanig dat het sociale handelen van de conventionele waarden en normen loskomt en gericht wordt op het op resultaat gerichte doelrationele nastreven van eigen interessen (strategisch handelen).

"Freilich unterstellt Weber, daß "Versachlichung" im Sinne der strategischen Vergegenständlichung interpersonaler Beziehungen der einzig mögliche Weg zu einer rationaler Ablösung traditional eingelebter, konventionell geregelter Lebensverhältnisse ist."(311)

Zo ziet ook Schluchter het. Maar, zo zegt H:

"Grundsätlich hätte der Bann des Traditionalismus auch ohne die Ausgliederung eines sittlich neutralisierten Handlungssystems gebrochen werden können."(311)

Ik denk dat H bedoelt dat ook de veel algemenere religieuze broederlijkheidethiek (typisch voor de meeste verlossingsgodsdiensten) al botst met de economische ontwikkelingen:

"Die universalistische Brüderlichkeitsethik prallt mit den Formen ökonomisch-administrativer Rationalität, in denen sich Wirtschaft und Staat zu einem brüderlichkeitsfeindlichen Kosmos versachlichen, zusammen."(313)

De protestantse ethiek is hier één weg. Maar dan ook nog een die, ook volgens Weber, niet geïnstitutionaliseerd wordt en afgelost zal worden door het huidige utilitarisme.

Hoe verklaart MW dan dit zelfdestructieve patroon van de maatschappelijke rationalisering via de ethiek van het protestantisme? Blijkbaar is de concurrentie met de andere manieren om de wereld te duiden belangrijker dan MW ziet. Groethuysen heeft bijv. in 1927 al laten zien dat er ook een door principes geleide ethiek kan ontstaan los van religieuze contexten.

"Für die These, daß sich ein Moralbewußtsein auf posttraditionaler Stufe ohne religiöse Einbettung nicht stabilisieren könne, fehlen aber auch die systematische Gründe."(317)

Dat komt doordat MW er methodologisch van uit gaat dat ethische waardenoordelen alleen maar subjectieve instellingen uitdrukken en niet intersubjectief onderbouwd kunnen worden. Hij gebruikt de principieel toegankelijke bewustzijnstructuren dus slechts selectief. Zijn schildering van de vorm van ethische rationalisering heeft dus een partieel karakter. Vragen die blijven liggen zijn dan:

"-- ob nicht die methodische Lebensführung der von Weber untersuchten protestantischen Zielgruppen nur darum ihre historische Bedeutung erlangt haben, weil sie ein Muster posttraditionaler Moralität verwirklicht haben, das für eine kapitalistische Unternehmensführung funktional war,
-- und ob nicht ihre von Weber beobachtete Instabilität darauf zurückgeht, daß die kapitalistische Entwicklung posttraditionale Handlungsorientierungen nur in eingeschränkter Form zuläßt, nämlich ein Rationalisierungsmuster fördert, demzufolge die kognitiv-instrumentelle Rationalität über Wirtschaft und Staat hinaus in andere Lebensbereiche eindringt und dort auf Kosten moralisch-praktischer und ästhetisch-praktischer Rationalität Vorrang erhält."(320)

(320) II.3.2 Der systematische Gehalt der "Zwischenbetrachtung"

Het is duidelijk dat Weber's analyse naar H's mening te kort schiet. H laat zien welke perspectieven er ontstaan wanneer je naar de structurele mogelijkheden van maatschappelijke rationalisering kijkt. MW neemt lang niet alle aspecten in zijn beschouwingen op. Ik laat hier een weergave achterwege.

(332) II.4 Rationalisierung des Rechts und Gegenwartsdiagnose

Hier sluit H bij andere werken van MW aan waar hij de lijnen van zijn religiesociologische werken doortrekt.

(332) II.4.1 Die beiden Komponenten der Gegenwartsdiagnose: Sinnverlust und Freiheitsverlust

MW schildert de samenhang tussen het universeel-historische onttoveringsproces en het ontstaan van afzonderlijke culturele waardesferen. Hij koppelt daar een existentialistisch-individidualistische tijdskritiek aan die twee thesen omvat: die van het verloren gaan van betekenis en die van het verloren gaan van vrijheid. Precies die differentiatie van waardensferen (de cognitieve, normatieve en esthetische sferen) en levensstijlen maakt dat allerlei handelingsconflicten kunnen ontstaan. Kon de eenheid van de leefwereld vóór de onttovering nog gegarandeerd worden door mythische levensbeschouwing en/of polytheïsme, en ná de onttovering door de ethisch gerationaliseerde religieuze en door de cognitief gerationaliseerde metafysische wereldbeelden, in de moderne tijd zou dat naar MW niet meer kunnen.

"In der "Zwischenbetrachtung" und in "Wissenschaft als Beruf" entwickelt Weber die beiden zusammengehörigen Thesen, daß angesichts der rationalen Eigengesetzlichkeiten der modernen Lebensordnungen die ethische Vereinheitlichung der Welt im Namen eines subjektivierten Glaubens ebenso undurchführbar geworden ist wie die theoretische Vereinheitlichung der Welt im Namen der Wissenschaft."(335-36)

Hij heeft het over een nieuw polytheïsme van onverzoenlijke waarden en levensordeningen, waardoor verlies van betekenis en nihilisme in de lijn van Nietzsche ontstaat. H brengt dat op de formule:

"Die Vernunft selbst spaltet sich in eine Pluralität von Wertsphären auf und vernichtet ihre eigene Universalität."(337)

Dat is wat tot het verloren gaan van betekenis leidt.

"Die praktische Rationalität, die die zweckrationalen Handlungsorientierungen wertrational einbindet und begründet, kann, wenn nicht im Charisma neuer Führer, nur noch in der Persönlichkeit des einsamen Individuums ihren Ort finden; zugleich ist diese innerliche, heroisch zu behauptende Autonomie bedroht, weil sich innerhalb der modernen Gesellschaft keine legitime Ordnung mehr findet, die für die kulturelle Reproduktion der entsprechenden Wertorientierungen und Handlungsdispositionen bürgen könnte."(337)

Waardoor weer het verloren gaan van vrijheid kan ontstaan. H ziet niet hoe de tweede these uit de eerste afgeleid zou kunnen worden. Hij vindt de eerste these al niet plausibel.

"Aber Weber geht zu weit, wenn er aus dem Verlust der substantiellen Einheit der Vernunft auf einen Polytheismus miteinander ringender Glaubensmächte schließt, deren Unversöhnlichkeit in einem Pluralismus unvereinbarer Geltungsansprüche wurzelt. Gerade auf der formalen Ebene der argumentativer Einlösung von Geltungsansprüchen ist die Einheit der Rationalität in der Mannigfaltigkeit der eigensinnig rationalisierten Wertsphäre gesichert."(339)

Natuurlijk zijn dat voor de drie bekende sferen dan wel verschillende vormen van argumentatie, waarvan de eenheid nog duidelijker aangetoond moet worden.

"Hingegen bedeuten Rationalisierungsvorgänge, die sich an die drei allgemeinen Rationalitätskomplexe anschließen, eine Verkörperung verschiedener kognitiver Strukturen, die allenfalls das Problem aufwerfen, wo in der kommunikativen Alltagspraxis Schaltstellen angebracht werden müssern, damit die Individuen ihre Handlungsorientierungen von einem Rationalitätskomplex auf den anderen umstellen können."(341)

Zoals al eerder aangeduid onderscheidt Weber te weinig tussen waarde-inhouden en geldigheidsaspecten ervan. Hb benadrukt dat hij de meest interessante koppeling die tussen het cognitief-instrumentele en het normatieve rationaliteitcomplex vindt (341), zoals dat bijvoorbeeld ook al door Weber geïllustreerd wordt aan de medische wetenschap in relatie met de medische zorg (342-44). Aandacht gaat daarbij uit naar de doelen en de middelen. Weber gaat er van uit dat er over de normatief-gebonden doelen niet rationeel gepraat kan worden. H denkt daar natuurlijk anders over.

"Aus Webers Wirtschafts-, Staats- und Rechtssoziologie muß man den Eindruck gewinnen, daß in modernen Gesellschaften Rationalisierungsprozesse nur am empirisch-theoretischen Wissen und an den instrumentellen und stategischen Aspekten des Handelns ansetzen, während praktische Rationalität nicht eigenständig, d.h. mit einem subsystem-spezifischen Eigensinn institutionalisiert werden kann."(345)

Aldus H's conclusie.

(345) II.4.2 Zweideutige Rationalisierung des Rechts

Ook de ontwikkeling van het burgerlijk recht beschrijft MW zo dat hij dat recht loskoppelt van vormen van moreelpraktische rationaliteit. (346)

II.4.2A Recht als Verkörperung moralisch-praktischer Rationalität

Weber maakt van het recht slechts doelrationeel handelen. H conclusie is de volgende:

"Für die Institutionalisierung zweckrationalen Handelns ist mithin eine Art des normativen Einverständnisses erforderlich, das unter der Idee der freien (diskursiven) Vereinbarung und der autonomen (gewillkürten) Satzung steht und durch formale Eigenschaften der Wertrationalität ausgezeichnet ist."(347)

Het moderne rechtssysteem hoort dus bij de moreelpraktische waardensfeer omdat er een principiële bekritiseerbaarheid en behoefte aan rechtvaardiging van rechtsnormen blijft bestaan op de ondergrond van de verdere technische handhaving en uitvoering van het recht. MW beschrijft het recht en de legale macht zo nauw begrensd dat de behoefte aan rationele rechtvaardiging uit het oog verdwijnt. Hij beschrijft het recht als een organisatie die doelrationeel in stand gehouden wordt en als pure rationalisering van doel-middel-relaties, en koppelt het recht daarmee juist los van de moreelpraktische waardensfeer.

(355) II.4.2B Recht als Organisationsmittel

Uitwerking van dezelfde gedachte op een ander punt. Overzicht van wat H nu wil gaan doen op p.365-66: verdere analyse van het handelingsbegrip en van wat communicatieve rationaliteit inhoudt (hf. III). Een kritische verbinding met de systeemtheorie zal dan verder de theorie van het communicatieve handelen tot een sterk fundament moeten maken voor een maatschappijtheorie die het idee maatschappelijke rationalisering beter uitwerkt (de rest van het boek).