>>>  Laatst gewijzigd: 6 december 2020   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Incididunt nisi non nisi incididunt velit cillum magna commodo proident officia enim.

Voorkant Habermas' Theorie des kommunikativen Handelns Jürgen HABERMAS
Theorie des kommunikativen Handelns. Band I: Handlungsrationalität und gesellschaftliche Rationalisierung
Frankfurt/Main: Suhrkamp, 1981-1; 1985-3

BAND I : HANDLUNGSRATIONALITÄT UND GESELLSCHAFTLICHE RATIONALISIERUNG

(3) Vorwort

Derde druk niet veel veranderd ten opzichte van de eerste druk. Het voorwoord bij de eerste druk zegt dat het in dit boek gaat om een analyse van de algemene structuren van "Verständigungsorientiertes Handeln" als maatschappijtheorie, niet als kentheorie puur. Semiotiek, taaldaden, en andere taalanalytische filosofie zijn vanaf het begin sterk in H's denken aanwezig geweest, maar ook misleidend gebleken omdat het sociologisch perspectief (zeg maar de maatschappelijke zin van de analyse) uit het oog verdween.

(13) I. Einleitung: Zugänge zur Rationalitätsproblematik

Terug op een lijn van denken in de filosofie die me zeer vertrouwd is en waarmee ik het altijd weer eens ben: alle "Letztbegründungsversuche" van de vroegere filosofie zijn mislukt; elke universalistisch bedoelde natuur-, geschiedenis-, of maatschappijtheorie vanuit transcendentaalfilosofische hoek onmogelijk gebleken.

Rest ons - filosofen - de niet minder belangrijke taak de formele voorwaarden van de rationaliteit in het kennen, het communiceren, het handelen op te sporen en te doordenken (p. 16). Aansluiting bij wetenschapsgeschiedenis ligt daarbij voor de hand, maar dan wel vooral de sociologie als theorie van de maatschappij die rationaliteit en rationalisering nog als een probleem ziet (H. ziet evenmin als ik veel in puur positivistisch-empiristisch verworden wetenschappen waar elk normatief probleem methodisch buiten de deur gehouden wordt, althans zo pretendeert men) en daarmee verbonden de culturele antropologie.

Deze disciplines houden zich bezig met de alledaagse praktijk, met de leefwereld, met alle vormen van handelingsoriëntatie en gaan het probleem van "sinnverstehende Interpretation" voor de wetenschap niet uit de weg:

"Jene beiden Disziplinen befassen sich mit der Alltagspraxis in lebensweltlichen Kontexten und müssen daher alle Formen der symbolischen Handlungsorientierung in Betracht ziehen. Für sie ist es nicht mehr so einfach, die Grundlagenproblematik der Handlungstheorie und der sinnverstehenden Interpretation beiseitezuschieben."(21)

Max Weber - een van mijn oude bekenden - wordt gepresenteerd als degene die precies die problemen in zijn sociologie heeft opgepakt.(22)(25)

I.1 'Rationalität' - Eine vorläufige Begriffsbestimmung

Niet alles wat H. schrijft bevalt me meteen. Dat "weten" alleen bestaat in de vorm van een "propositionele structuur" en in principe vervat kan worden in een uitspraak (25) hangt maar van je opvatting af. Welke rol spelen gevoelens hier dan, die toch in al het denken over normativiteit een belangrijke rol toebedeeld krijgen? (zie overigens p.35 e.v.) "Ik voel dat het niet goed is om X te doen" , zou iemand kunnen zeggen. Maar hij zou het ook gewoon kunnen voelen en er naar kunnen handelen en dan steeds kunnen zeggen: ik weet niet precies waarom ik X doe, dat kan ik niet uitleggen of verantwoorden. En wat dan?

Zo gauw iemand zich niet via een verhaal wil verantwoorden, kun je naar H's definitie natuurlijk wel zeggen: deze persoon onttrekt zich aan rationele discussie, gedraagt zich irrationeel i.p.v. rationeel te handelen, is niet toerekeningsvatbaar zelfs e.d.(zie p.34-5) Maar is het zo eenvoudig? Mensen moeten ook leren om dat verhaal te willen en kunnen houden, mensen moeten ook leren om al hun uitspraken en handelingen ter discussie te stellen met anderen en bloot te stellen aan de rationele kritiek van anderen. Ze moeten daarbij ook leren om hun gevoelens te onderkennen en ter sprake te brengen, omdat anders met anderen samen handelen meteen een irrationele dimensie blijft houden die mensen niet meer hoeven te verantwoorden. Zie ook de discussie tussen Perelman, Toulmin, en Klein zoals beschreven op p.49-51. Zie ook noot 151 op p.137.

Verder valt me op dat H. nogal praat in termen van de rationaliteit van de middelen. Ik hoor niet meteen van alles over de rationaliteit van de normgebonden doelen die men met die middelen nastreeft. Je kunt niet alleen vragen:"was het middel om dat doel te bereiken effectief en succesvol?", maar net zo goed "was het voor de handeling gestelde doel juist? maakte dat gestelde doel niet dat de handeling geen succes had?" e.d. Het gaat niet alleen om een "Begründung" van de middelen maar ook om een "Begründung" van de doelen.

(1) Kritisierbarkeit von Handlungen und Behauptungen

Rationaliteit gaat over hoe mensen bij het oplossen van hun problemen kennis verwerven en toepassen, over 'weten dat' en 'weten hoe'. Alleen mensen kunnen zich rationeel of irrationeel gedragen. Rationeel weten / handelen staat principieel open voor kritiek, kan in principe fouten bevatten (een geuite bewering kan onwaar zijn, een uit te voeren of uitgevoerde handeling geen succes hebben en zijn doel niet bereiken). Geldigheidsaanspraken kunnen in beide gevallen bekritiseerd, verdedigd, verantwoord worden. Communicatie en argumentatie zijn daarmee tussen mensen die rationeel willen zijn wezenlijk. Alleen via die weg kunnen mensen elkaar leren begrijpen en tot een consensus komen ("Verständigung" betekent beide!).

"Dieser Begriff kommunikative Rationalität führt Konnotationen mit sich, die letzlich zurückgehen auf die zentrale Erfahrung der zwanglos einigenden, konsensstiftenden Kraft argumentativer Rede, in der verschiedene Teilnehmer ihre zunächst nur subjektiven Auffassungen überwinden und sich dank der Gemeinsamkeit vernünftig motivierter Überzeugungen gleichzeitig der Einheit der objektiven Welt und der Intersubjektivität ihres Lebenszusammenhangs vergewissern."(28)

Hierbij moet een gezamenlijke leefwereld voorondersteld worden, met andere woorden: de context, de situatie waarbinnen men weet, handelt, argumenteert, communiceert, verleent het noodzakelijke "intersubjektiv geteiltes Hintergrundswissen"(p. 32) zonder welk begrip en consensus al helemaal niet mogelijk zijn.

"In Zusammenhängen kommunikativen Handelns darf als zurechnungsfähig nur gelten, wer als Angehöriger einer Kommunikationsgemeinschaft sein Handeln an intersubjektiv anerkannten Geltungsansprüchen orientieren kann."(34)

(2) Das Spektrum kritisierbarer Äußerungen

Verantwoording ("Begründung") kan daarbij verschillende vormen hebben (niet alleen het geven van goede redenen - p. 34/35). Rationaliteit is dus niet alleen maar cognitief, maar betreft ook normgereguleerde handelingen, expressieve uitingen, evaluatieve beweringen, die een eigen verantwoording en "Verständigung" hebben en teruggrijpen op andere gemeenschappelijk gedeelde achtergronden van de leefwereld.

"Rational nennen wir auch denjenigen, der eine bestehende Norm befolgt und sein Handeln gegenüber einem Kritiker rechtfertigen kann, indem er eine gegebene Situation im Lichte legitimer Verhaltenserwartungen erklärt. Rational nennen wir sogar denjenigen, der einen Wunsch, ein Gefühl oder eine Stimmung aufrichtig äußert, ein Geheimnis preisgibt, eine Tat eingesteht usw., und der dann einem Kritiker über das derart enthüllte Erlebnis Gewißheit verschaffen kann, indem er daraus praktische Konsequenzen zieht und sich in der Folge konsistent verhält."(35)

Zie hierover zeker ook het stuk over normatieve beweringen op p.64-69. Bijv. de uitspraak:

"Expressive Sätze, die der Äußerung von Erlebnissen dienen, können unter dem Aspekt der Wahrhaftigkeit der Selbstdarstellung eines Sprechers bejaht oder verneint werden. Allerdings ist der mit expressiven Äußerungen verbundene Anspruch auf Wahrhaftigkeit nicht von der Art, da er wie Wahrheits- oder Richtigkeitsansprüche unmittelbar mit Argumenten eingelöst werden könnte. Der Sprecher kann allenfalls in der Konsequenz seiner Handlungen beweisen, ob er das Gesagte auch wirklich gemeint hat. Die Wahrhaftigkeit von Expressionen läßt sich nicht begründen , sondern nur zeigen ; Unwahrhaftigkeit kann sich in der mangelnden Konsistenz zwischen einer Äußerung und den mit ihr intern verknüpften Handlungen verraten ."(69)

Het lijkt warempel wel of ik Wittgenstein hier hoor praten. Verderop staan ook een aantal zinnen die hier verhelderend kunnen werken:

"Die expressive Einstellung eines Subjekts, das einen Gedanken preisgibt, einen Wunsch erkennen läßt, ein Gefühl zum Ausdruck bringt, das ein Stück seiner Subjektivität vor den Augen anderer enthüllt, unterscheidet sich auf charakteristische Weise von der objektivierenden Einstellung eines manipulierenden oder beobachtenden Subjekts gegenüber Dingen und Ereignissen wie auch von der konformen (oder nicht-konformen) Einstellung eines Interaktionsteilnehmers gegenüber normativen Erwartungen. Im übrigen verbinden wir auch expressive Äußerungen mit einer kritisierbaren Geltungsanspruch, nämlich mit dem Anspruch auf Wahrhaftigkeit. Deshalb können die subjektiven Welten als privilegiert zugängliche Bereiche von Nicht-Gemeinsamkeiten in die öffentliche Kommunikation einbezogen werden."(85)

Argumentatie kan dus heel verschillende vormen aannemen, niet alleen het geven van goede redenen.

"Argumentation nennen wir den Typus von Rede, in dem die Teilnehmer strittige Geltungsansprüche thematisieren und versuchen, diese mit Argumenten einzulösen oder zu kritisieren. Ein Argument enthält Gründe, die in systematischer Weise mit dem Geltungsanspruch einer problematischen Äußerung verknüpft sind. Die Stärke eines Arguments bemißt sich, in einem gegebenen Kontext, an der Triftigkeit der Gründe; diese zeigt sich u.a. daran, ob ein Argument die Teilnehmer eines Diskursus überzeugen, d.h. zur Annahme des jeweiligen Geltungsanspruch motivieren kann. Vor diesem Hintergrund können wir die Rationalität eines sprach- und handlungsfähigen Subjekts auch danach beurteilen, wie es sich gegebenfalls als Argumentationsteilnehmer verhält..."(38)

De principiële bekritiseerbaarheid en daarmee het vermogen te leren om tot verbetering te komen blijven echter bij alle vormen van rationaliteit bestaan. De argumentatie kan de vorm aannemen van een theoretische discursus, een praktische discursus, esthetische kritiek, therapeutische kritiek en zelfreflectie, en een explicerende discursus (p. 38-45; schema op p. 45).

(3) Exkurs zur Argumentationstheorie

Volgt een uitgebreide excursus over de stand van zaken in de argumentatietheorie. H. presenteert de informele logica die voor mijn gevoel inderdaad een aanvulling moet vormen op de deductieve en inductieve logica. Een en ander wordt besproken op p.45. De centrale vragen van de argumentatietheorie staan op p.47: Hoe kunnen problematisch geworden geldigheidsaanspraken ondersteund worden met goede redenen? Hoe kunnen van de andere kant goede redenen bekritiseerd worden? Wat maakt het ene argument, de ene reden sterker of zwakker dan het andere argument of de andere reden? Het proces in de argumentatie is belangrijk (retorica): welke dwang dan ook moet uitgesloten zijn, alleen de redenen mogen tellen, ook moeten allerlei motieven uitgeschakeld worden die niets van doen hebben met het coöperatief zoeken naar de waarheid. (48)

Verder zijn de procedure (dialectiek) en het product (logica) van belang. Volgt een insteek in de discussie tussen Perelman, Toulmin en Klein over de argumentatie door werkelijk "normale" mensen in verschillende levensgebieden van de maatschappij (artsen, rechters, docenten etc. onder elkaar) met hun specifieke vragen en manieren om te argumenteren over specifieke problemen. Opvallend is hierin de beweging tussen absolutistische en relativistische standpunten. Wat is in dit kader bijvoorbeeld onpartijdigheid? Wat het universele auditorium? Wat het verschil tussen een conflict- en een consensusmodel? En welke rol speelt de maatschappelijke context van verschillende vormen van discours nu eigenlijk in de geldigheid van de gebruikte argumentatie? (48-71)

Eigenlijk kan ik dit stuk pas goed beoordelen wanneer ik de betrokken auteurs gelezen heb. Bovendien moet ik de rest van dít boek gelezen hebben om in een hermeneutische cirkel terug te keren naar deze discussie en hem dan beter te begrijpen.

(72) I.2 Einige Merkmale des mythischen und des modernen Weltverständnisses

Het rationaliteitbegrip is tot dusver nogal individualiserend geformuleerd. Maar het is ook mogelijk van collectieve rationaliteit of van de rationaliteit van een levensstijl of leefwereld te praten. De leefwereld moet de rationele leefstijl en rationele oriëntatie op het handelen van individuen en groepen mogelijk maken / er de voorwaarden voor scheppen. H. spreekt - vanwege de complexiteit van het begrip 'leefwereld' - liever eerst van culturele zingevingsystemen of wereldbeelden (73) die de achtergrondkennis vormen van sociale groepen en voor samenhang zorgen in hun handelingsoriëntaties. Verderop geeft hij een omschrijving van "wereldbeeld" waarbij hij vergelijkt met het maken van een portret van iemand:

"In ähnlicher Weise legen Weltbilder den grundbegrifflichen Rahmen fest, innerhalb dessen wir alles, was in der Welt vorkommt, in bestimmter Weise als etwas interpretieren. Weltbilder können so wenig wie Portraits wahr oder falsch sein."(92)

Of:

"Weltbilder werfen Licht auf die in allen Kulturen wiederkehrenden existenziellen Themen von Geburt und Tod, Krankheit und Not, Schuld, Liebe, Solidarität und Einsamkeit. Sie eröffnen gleichursprüngliche Möglichkeiten of "making sense of human life". Damit strukturieren sie Lebensformen, die (naar mening van Winch, zie verder p.94 voor de bespreking;) in ihrem Wert unvergleichbar sind."(94)

Hij wil nagaan aan welke voorwaarden deze moeten voldoen wil een rationele levensstijl mogelijk worden.

Duidelijk is dat in de analyse al uitgegaan moet worden van een "Vorverständnis" waarin de moderne westerse rationaliteitopvatting impliciet aanspraak maakt op universele geldigheid. Mythische wereldbeelden voldoen namelijk wat dit probleem betreft aan geen enkele voorwaarde en hebben een heel andere (niet cognitief op te vatten - zie p.75 en met name ook de noot op p.74/75) ontologie als fundament.

(1) Strukturen des mythischen Weltverständnisses nach M.Godelier

Eerst moet het mythisch wereldbeeld nader gekarakteriseerd worden. Het structuralisme van Lévi-Strauss en M.Godelier dient als leidraad. Eerste kenmerk: het "wilde denken" is concreet en gebonden aan de waarneming. Tweede kenmerk: in die waarneming wordt gewerkt naar het idee overeenstemming en contrast. Derde kenmerk: magisch-animistische benadering van de dingen (de onmacht tegenover onbeheersbare krachten in de natuur leidt tot de opvatting van hogere machten aan wie zeer menselijke trekken worden toegedicht). Vierde kenmerk: natuur en cultuur bevinden zich niet op verschillende niveaus maar bestaan naast elkaar en zijn met elkaar geassimileerd. Waarom zijn in zo'n mythisch wereldbeeld geen - in moderne zin - rationele handelingsoriëntaties mogelijk?

(2) Differenzierung zwischen Gegenstandsbereichen vs. Differenzierung zwischen Welten

De eerste reden daarvoor ligt in dat ontbreken van de scheiding natuur - cultuur.

"Der Mythos erlaubt keine klare grundbegriffliche Differenzierung zwischen Dingen und Personen, zwischen Gegenständen, die manipuliert werden können, und Agenten, sprach- und handlungsfähigen Subjekten, denen wir Handlungen und sprachliche Äußerungen zurechnen."(79)

Ontmythologisering betekent dat natuur en cultuur, dingen en mensen, oorzaken en motieven, gebeurtenissen en handelingen, taal en werkelijkheid, feiten en waarden / normen in twee bereiken gezien gaan worden. Pas dan ook is een innerlijke wereld mogelijk:

"Erst in dem Maße wie sich das formale Konzept einer Außenwelt , und zwar einer objektiven Welt existierender Sachverhalte wie einer sozialen Welt geltender Normen ausbildet, kann sich der Komplementärbegriff der Innenwelt oder der Subjektivität ergeben, der alles zugerechnet wird, was der Außenwelt nicht inkorporiert werden kan und wozu der Einzelne einen privilegierten Zugang hat."(83)

Pas als die scheiding in het denken is voltrokken, kan er sprake zijn van allerlei geldigheidsaanspraken op allerlei gebied zoals hierboven uitgeschreven en is rationaliteit in de uitgelegde betekenis mogelijk. Tot slot is een mythisch wereldbeeld zo gesloten omdat het niet reflexief is. d.w.z.: de mensen binnen zo'n wereldbeeld zien hun eigen interpretatie van de werkelijkheid niet als één mogelijke interpretatie, áls wereldbeeld. Rationele discussie en kritiek op welke geldigheidsaanspraak dan ook is dan natuurlijk onmogelijk. Dat is bij het moderne wereldbeeld in principe wel het geval. Blijft de vraag of de rationaliteit van dit moderne wereldbeeld terecht aanspraak kan maken op universaliteit.

(3) Die englische Rationalitätsdebatte im Anschluß an P.Winch; Argumente für und gegen eine universalistische Position

Die vraag is actueel op basis van de discussie over wetenschappelijke methoden in de geschiedeniswetenschap (de vraag naar de objectiviteit van het verstaan - Gadamer) en op basis van de historisme-discussie (de vraag naar de vergelijkbaarheid van culturen). H. geeft een constructie van zes paren van argumenten voor en tegen een universalistische opvatting. Hij stelt zich op tegenover opvattingen van Steven Lukes (tegen Winch): we zijn gedwongen bij voor ons vreemd gedrag uit te gaan van de (interne) rationaliteit van dat gedrag, willen we het begrijpen en eventueel het irrationele ervan achterhalen. En het moet gepaard gaan met een ontoegeeflijke opstelling tegenover jezelf als onderzoeker / hermeneut wil etnocentrisme voorkomen worden. Als citaat bij dit punt:

"Evans-Pritchards Untersuchung über Hexerei, Orakel und Magie bei dem afrikanischen Stamm der Zande ist eines der besten Beispiele dafür, daß man gegenüber obskuren Äußerungen ein hohes Maß an hermeneutischer Barmherzigkeit walten lassen kann, ohne die relativistischen Konsequenzen zu ziehen, die Lukes mit diesem Vorgehen verknüpft sieht."(89)

Winch meent dat de cultureel antropoloog helemaal niet het recht heeft zoiets als magie te beoordelen naar de maatstaven van wetenschappelijke rationaliteit. Volgens H. is dat toch onjuist. Hij kiest wat dat betreft voor Evans-Pritchard. Hij meent dat het wel degelijk mogelijk is te spreken over de "kognitive Angemessenheit eines Weltbildes"(93,94). Volgens Winch is het bijv. niet legitiem consistentie-eisen te stellen bij een volk als de Zande die vanuit zichzelf helemaal geen behoefte voelen om de contradicties in hun denken (die ze wel kunnen zien), te voorkomen of op te lossen. Volgens hem is dat een categoriefout, omdat het heksengeloof van de Zande niet in dezelfde categorie gezet mag worden als een Europese wetenschappelijke theorie of zo. Voor H. lijkt het - maar dat blijft tamelijk impliciet - wél mogelijk te zeggen dat een cultuur waar men genoegen kan nemen met contradicties in ieder geval minder eisen stelt aan rationaliteit en in die zin dan ook minder rationeel is. Dat betekent meteen ook dat hij een waardering van culturen naar de maatstaf rationaliteit wel degelijk mogelijk vindt, in tegenstelling tot iemand als Winch.

Nog een criterium om de vergelijking van culturen te maken: Popper's idee over gesloten en open mentaliteit, toegepast door R.Horton.

"Er akzeptiert Winchs Auffassung, daß sich die Strukturen von Weltbildern in Lebensformen ausdrücken, beharrt aber auf der Möglichkeit, Weltbilder wenn nicht nach dem Grad ihrer kognitiven Angemessenheit, so doch danach zu bewerten, in welchem Maße sie kognitiv-instrumentelle Lernprozesse behindern oder fördern."(96)

Wanneer alternatieve interpretaties niet mogen opkomen is dat slecht en irrationeel. H's kritiek: het is een aantrekkelijk criterium op het eerste gezicht, maar heeft toch weer als referentiepunt de moderne wetenschap.

"Auch wenn wir zuzugestehen bereit sind, daß Lernbereitschaft und Kritikfähigkeit keineswegs idiosynkratische Züge nur unserer eigenen Kultur sind, ist es mindestens einseitig , Weltbilder danach zu beurteilen, ob sie eine wissenschaftliche Mentalität hemmen oder fördern."(97)

Ik vind MacIntyre's opmerkingen (bijv. 97) over het algemeen zeer helder op dit punt, moet ik zeggen. Hij deelt H.'s en W's standpunt hier, evenals Gellner dat doet. Conclusie is zo'n beetje (101/102) dat Winch te sterk de positie inneemt van de waarderende onvergelijkbaarheid van culturen en te snel andere culturen wil beschermen tegen de westerse vormen van rationaliteit. Van de andere kant maakt hij mensen voorzichtig en maakt duidelijk dat we van andere culturen veel kunnen leren en kunnen zien wat we zelf verloren hebben. Anderen maken duidelijk dat dit terecht is waar het gaat om een verabsoluteerde opvatting van de westerse wetenschap en rationele methoden, maar dat dat niet wegneemt dat een meer subtiel universalisme desondanks mogelijk is waarin rationaliteit in verschillende vormen en nuances wel universeel verdedigd kan worden. Samengevat:

"Die in England geführte Rationalitätsdebatte legt den Schluß nahe, daß dem modernen Weltverständnis zwar allgemeine Rationalitätsstrukturen zugrunde liegen, daß aber die modernen Gesellschaften des Westens ein Verzerrtes, ein an kognitiv-instrumentellen Aspekten haftendes und insofern nur partikulares Verständnis von Rationalität fördern."(102)

Ik vind overigens H. lijn van weergeven van de discussie niet helemaal verhelderend. Alsof hij geen duidelijk standpunt inneemt. In de volgende paragraaf werkt hij de implicaties van deze conclusie uit.

(4) Die Dezentrierung von Weltbildern (Piaget). provisorische Einführung des Konzepts der Lebenswelt

Met het universalisme vanuit de Openheid / Geslotenheid - opvatting word je gedwongen aan te tonen dat er een ontwikkeling gaande is van wereldbeelden in de richting van rationaliteit op grond van allerlei leerprocessen (uiteraard bedoelt H. niet de etnocentrische opvattingen van vroeger met een lineaire ontwikkeling als beeld in de richting van het westerse wereldbeeld). MacIntyre en Winch zijn ook hierover in discussie. De eerste is duidelijk universalistischer dan de laatste. H. wil in het tweede hoofdstuk vanuit Weber's religiesociologie proberen de ontwikkeling van religieuze wereldbeelden te begrijpen als een leerproces waarin formele wereldbegrippen gevormd worden. Piaget wordt hier leidraad. Bij de overgang naar een structureel nieuw individueel begrips- / leerniveau treden altijd negatieve waarderingen op van het vroegere niveau. Zoiets speelt ook bij de culturele overgang naar een nieuw wereldbeeld.

"Die Interpretationen einer überwundenen Stufe, gleichviel wie sie inhaltlich aussehen, werden mit dem Übergang zur Nächsten kategorial entwertet. Nicht dieser oder jener Grund überzeugt nicht mehr, die Art der Gründe ist es, die nicht mehr überzeugt. Eine Entwertung von Erklärungs- und Rechtfertigungspotentialen ganzer Überlieferungen ist in den Hochkulturen bei der Ablösung mythisch-narrativer, in der Neuzeit bei der Ablösung religiöser, kosmologischer oder metaphysischer Denkfiguren eingetreten."(104)

Het idee "decentrering van een egocentrisch wereldbeeld" naar een rationeel wereldbeeld met de genoemde driedeling van buitenwereld (fysiek en sociaal) en binnenwereld speelt daarbij een belangrijke rol.

Bovendien kan het begrip "leefwereld" hiermee in samenhang gebracht worden. Deze bestaat uit onproblematische overtuigingen op de achtergrond van het communicatieve rationele handelen ten aanzien van juist wel problematische kwesties die men samen moet oplossen.

"Die Lebenswelt speichert die vorgetane Interpretationsarbeit vorangegangener Generationen; sie ist das konservative Gegenwicht gegen das Dissensrisiko, das mit jedem aktuellen Verständigungsvorgang entsteht. Denn die kommunikativ Handelnden können eine Verständigung nur über Ja/Nein-Stellungnahmen zu kritisierbaren Geltungsansprüchen erreichen. Die Relation zwischen diesen Gewichten ändert sich mit der Dezentrierung der Weltbilder ."(107)

M.a.w.: hoe meer het wereldbeeld gedecentreerd is, hoe minder er als vanzelfsprekend en probleemloos zal worden aangenomen, hoe meer er rationeel gehandeld zal moeten worden.

"Je mehr kulturelle Traditionen eine Vorentscheidung darübertreffen, welche Geltungsansprüche wann, wo, für was, von wem und wem gegenüber akzeptiert werden müssen, um so weniger haben die Beteiligten selbst die Möglichkeit, die potentiellen Gründe, auf die sie ihre Ja/Nein-Stellungnahmen stützen, explizit zu machen und zu prüfen."(108).

Nu eigenlijk pas het antwoord op de lang geleden gestelde vraag: aan welke formele eigenschappen moeten tradities voldoen willen rationele handelingsoriëntaties mogelijk zijn ( zie p.109):

(114) I 3. Weltbezüge und Rationalitätsaspekte des Handelns in vier soziologischen Handlungsbegriffen

Het valt niet mee H.' lijn van denken vast te houden. Elke keer weer moet hij blijkbaar alle bestaande literatuur over een bepaald aspect van zijn vraagstelling kritisch bespreken. Hij zegt bijv. dat het begrip "communicatieve rationaliteit" door hem alleen indirect via een analyse van "communicatief handelen" duidelijk gemaakt wordt. En wil dan vervolgens een viertal sociologische theorieën over handelen bespreken omdat daar de relatie tussen actor en wereld niet goed uit de verf komt. Daarom wil hij eerst weer zijn drie werelden-opvatting uitdiepen, deze keer aan de hand van Popper. Ik zal selectiever moeten worden, merk ik. Anders ben ik te lang bezig met weergeven.

(1) Poppers Dreiweltentheorie und eine handlungstheoretische Anwendung (I.C.Jarvie)

H.'s bespreking van Popper's "World 3"-theorie en Jarvie's uitwerking ervan, gelezen. Ik zal een en ander niet weergeven. Belangrijke vraag is inderdaad wel hoe je een door mensen gemaakte maatschappij moet zien die zich desondanks zelfstandig is gaan gedragen tegenover zijn eigen scheppers. Hoeveel greep hebben we nog op die tot object geworden sociale wereld? Wat ik er verder goed aan vind is dat H. alle moeite doet om de cognitief-instrumentele eenzijdigheid van zo iemand als Popper (die alleen maar wetenschappelijke rationaliteit en de producten ervan lijkt te zien) met behulp van Weber te corrigeren in het belang van aandacht voor de eigen status van (al dan niet geïnstitutionaliseerde, al dan niet cognitieve) waarden en normen en belevingen (in dit verband een zeer boeiend citaat over Weber en waarden en normen op p.125).

(2) Drei Handlungsbegriffe, differenziert nach Aktor-Welt-Bezüge

De vorige paragraaf diende eigenlijk alleen als illustratie van het gegeven dat sociaal-wetenschappelijke theorieën vaak impliciet uitgaan van bepaalde handelingsbegrippen en die weer van bepaalde even impliciete ontologische vooronderstellingen over de relatie actor - wereld. Van die uitgangspunten hangt echter juist de mogelijke rationaliteit van het handelen van een actor af. Aldus H. op 126. De vier handelingsbegrippen die H. ziet, zijn:

H. gaat al deze handelingsbegrippen toelichten en bespreken vanaf p. 129. Ik werk dat niet verder uit.

(3) Provisorische Einführung des begriffs 'kommunikatives Handeln'

In deze paragraaf zal het gaan over het communicatieve handelen. De taal als medium komt nu als vooronderstelling naar voren, waar de betrokkenheid op de wereld van een actor in neergeslagen ligt. Rationaliteit betreft nu niet meer alleen de sociale wetenschapper maar juist ook de handelende persoon zelf. Taal is dan een middel om het handelen te coördineren. Een en ander wordt nog steeds besproken in relatie met de vier beschreven handelingsmodellen. Alleen in het communicatieve handelingsmodel speelt de taal een volwaardige rol. Volgt een eerste provisorische beschrijving van het begrip "communicatief handelen" vanaf p.143.

De gedachten van Wittgenstein - taal als het volgen van regels - zijn belangrijk maar H. wil alle eenzijdigheid voorkomen en vasthouden aan de drievoudige betrokkenheid op de wereld ("dreifachen Weltbezuges" - p.144) van het communicatieve handelen.

"Handlungen nenne ich nur solche symbolischen Äußerungen, mit denen der Aktor, wie in den bisher untersuchten Fällen des teleologischen, normenregulierten und dramaturgischen Handelns, einen Bezug zu mindestens einer Welt (aber stets auch zur objektiven Welt) aufnimmt. Davon unterscheide ich Körperbewegungen und Operationen , die in Handlungen mitvollzogen werden und nur sekundär , nämlich durch Einbettung in eine Spiel- oder Lehrpraxis , die Selbständigkeit von Handlungen erlangen können."(144)

Lichaamsbewegingen zijn bijv. alleen maar het substraat op basis waarvan een handeling uitgevoerd wordt: handelingen verschijnen in de wereld als waarneembare lichaamsbewegingen maar zijn niet hetzelfde. Tenzij het natuurlijk bewust geïntendeerde lichaamsbewegingen zijn zoals bij een karatetraining of zo. H. vindt het verkeerd om zoals Danto doet lichaamsbewegingen basishandelingen te noemen.

"Handlungen werden im gewissem Sinne durch Bewegungen des Körpers realisiert, aber doch nur so, daß der Aktor diese Bewegungen, wenn er einer technischen oder einer sozialen Handlungsregel folgt, mitvollzieht . Der Mitvollzug bedeutet, daß der Aktor die Ausführung eines Handlungsplans intendiert, aber nicht etwa die Körperbewegung, mit deren Hilfe er seine Handlungen realisiert. Eine Körperbewegung ist Element einer Handlung, aber keine Handlung."(146)

Een dergelijk verhaal kan gehouden worden voor denk- en spreekoperaties (146-148). In communicatief handelen integreren sprekers de drie formele wereld-concepten van de drie eerst genoemde handelingsmodellen (die daar alleen of gepaard naar voren komen) tot een systeem.

"Der Begriff des kommunikativen Handelns setzt Sprache als Medium einer Art von Verständigungsprozessen voraus, in deren Verlauf die Teilnehmer, indem sie sich auf eine Welt beziehen, gegenseitig Geltungsansprüche erheben, die akzeptiert und bestritten werden können. Mit diesem Handlungsmodell wird unterstellt, daß die Interaktionsteilnehmer das Rationalitätspotential, das nach unserer bisherigen Analyse in den drei Weltbezügen des Aktors steckt, ausdrücklich für das kooperativ verfolgte Ziel der Verständigung mobilisieren."(148/149)

Drie geldigheidsaanspraken zijn mogelijk:

En daarmee is een betrokkenheid op drie werelden aanwezig:

"Jeder Verständigungsvorgang findet vor dem Hintergrund eines kulturell eingespielten Vorverständnisses statt. Das Hintergrundwissen bleibt als ganzes unproblematisch; nur der Teil des Wissensvorrates, den die Interaktionsteilnehmer für ihre Interpretationen jeweils benützen und thematisieren, wird auf der Probe gestellt. In dem Maße, wie die Situationsdefinitionen von den Beteiligten selber ausgehandelt werden, steht mit der Verhandlung jeder neuen Situationsdefinition auch dieser thematische Ausschnitt aus der Lebenswelt zur Disposition. Eine Situationsdefinition stellt eine Ordnung her. Mit ihr ordnen die Kommunikationsteilnehmer die verschiedenen Elemente der Handlungssituation jeweils einer der drei Welten zu und inkorporieren damit die aktuelle Handlungssituation ihrer vorinterpretierten Lebenswelt."(149/150)

Van elkaar afwijkende situatiedefinities vormen een kernprobleem, want niemand heeft een interpretatiemonopolie. Hier zal sprake zijn van een onzeker zoeken naar overeenstemming. Stabiliteit en eenduidigheid zijn eerder de uitzondering dan de regel in de alledaagse praktijk van het communicatieve handelen. Hoofdzaak is dus niet de communicatie maar het handelen om doelen te bereiken.

"Insofern ist die teleologische Struktur für alle Handlungsbegriffe fundamental."(150/151)

Hiermee is in feite de kern van het communicatieve handelingsmodel aangegeven zoals je dat in allerlei literatuur over Habermas kunt aantreffen. En er volgen nog 500 bladzijden!! Heel boeiend dit, zeer praktisch toepasbaar.

(152) 1.4 Die Problematik des Sinnverstehens in den Sozialwissenschaften

Wat betekent het begrijpen van sociale handelingen? De grondbegrippen van het sociale handelen en de methodologie van het begrijpen van sociale handelingen hangen natuurlijk samen. Die samenhang is het duidelijkst bij het model van het teleologische handelen.

"Der mit diesem Handlungsmodell vorausgesetzte Begriff der objektiven Welt, in die ein Aktor zielgerichtet eingreifen kann, muß für den Aktor selbst wie für einen beliebigen Interpreten seiner Handlungen in gleicher Weise gelten. Darum kann Max Weber für teleologisches Handeln den Idealtypus des zweckrationalen Handelns, und für die Interpretation zweckrationaler Handlungen den Maßstab objektiver Richtigkeitsrationalität bilden."(152)

Het onderscheid tussen objectief en subjectief doelrationeel maakt het mogelijk een subjectief doelrationeel georiënteerde handeling van buitenaf objectief te beschrijven en met criteria te vergelijken voor wat objectief bezien het meest doelrationeel zou zijn geweest.

"Allerdings bedeutet die Feststellung der objektiven Zweckrationalität einer Handlung keineswegs, daß sich der Handelnde auch subjektiv zweckrational verhalten haben muß ; andererseits kann natürlich ein subjektiv zweckrationales Handeln nach objektiver Beurteilung suboptimal sein."(153)

"Eine Handlung kann als mehr oder weniger zweckrational gedeutet werden, wenn es Standards der Beurteilung gibt, die der Handelnde und sein Interpret gleichermaßen als gültig, d.h. als Maßstäbe einer objektiven oder unparteiischen Beurteilung akzeptieren."(154)

Ook normgereguleerde (op normen van de sociale wereld betrokken) en dramaturgische handelingen (op belevingen van de subjectieve wereld betrokken) kunnen geduid worden. Maar rationele reconstructie is daar veel moeilijker. In communicatief handelen is dat echter noodzakelijk.

"Diesem Handlungsmodell zufolge kann eine Interaktion nur in der Weise gelingen, daß die Beteiligten miteinander zu einem Konsens gelangen, wobei dieser van Ja/Nein-Stellungnahmen zu Ansprüchen abhängt, die sich potentiell auf Gründe stützen. Ich werde diese rationale Binnenstruktur des verständigungsorientierten Handelns noch analysieren. An dieser Stelle geht es um die Frage, ob und gegebenfalls wie sich die Binnenstruktur des Verständigung der Aktoren untereinander im Verständnis eines unbeteiligten Interpreten abbildet."(157)

Zo'n toeschouwer - interpreet is bepaald niet gelijk aan een deelnemer in de handelingsinteractie.

"Der Interpret bemüht sich nicht wie unmittelbar Beteiligten um eine konsensfähige Deutung, damit er seine Handlungspläne mit denen der anderen Aktoren abstimmen kann. Aber vielleicht unterscheiden sich die Interpretationsleistungen von Beobachter und Teilnehmer nur in ihrer Funktion, nicht in ihrer Struktur."(158)

Volgt een uitwerking van de "beunruhigende These":

"kommunikative Handlungen können nicht anders als in einem noch zu erläuternden Sinne rational gedeutet werden."(158)

via bespreking van wetenschapstheorie (1) en fenomenologische, etnomethologische en hermeneutische benadering in de "verstehende Soziologie"(2).

(1) Aus der Perspektive der Wissenschaftstheorie

Kernpunt: het verstaan is grondtrek van het menselijk bestaan (Heidegger) en van het historische leven (Gadamer): dus ontologisch fundament. De methodologische discussie in de sociale wetenschappen is op hetzelfde kernpunt uitgekomen.

"Nun hat das Problem des 'Verstehens' in den Geistes- und Sozialwissenschaften methodologische Bedeutung vor allem deshalb gewonnen, weil der Wissenschaftler zur symbolisch vorstrukturierten Wirklichkeit über Beobachtung allein keinen Zutritt erhält und weil Sinnverstehen methodisch nicht in ähnlicher Weise unter Kontrolle zu bringen ist wie die Beobachtung im Experiment. De Sozialwissenschaftler hat zur Lebenswelt grundsätzlich keinen anderen Zugang als der sozialwissenschaftliche Laie. Er muß der Lebenswelt, deren Bestandteile er beschreiben möchte, in gewisser Weise schon angehören. Um sie zu beschreiben, muß er sie verstehem können; um sie zu verstehen, muß er grundsätzlich an ihrer Erzeugung teilnehmen können; und Teilnahme setzt Zugehörigkeit voraus. Dieser Umstand verbietet dem Interpreten, wie wir sehen werden, diejenige Trennung von Bedeutungs- und Geltungsfragen, die dem Sinnverstehen einen unverdächtig deskriptiven Charakter sichern könnte."(159/160)

Dat wordt verder toegelicht.

(a) Eerst een overzicht van de fasen in de discussie.

"Die spezifische Verstehensproblematik besteht darin, daß sich der Sozialwissenschaftler dieser im Objektbereich 'vorgefundenen' Sprache nicht wie eines neutrales Instrumentes 'bedienen' kann. Er kann in diese Sprache nicht 'einsteigen', ohne auf das vortheoretische Wissen des Angehörigen einer, und zwar seiner eigenen Lebenswelt zurückzugreifen, das er als Laie intuitiv beherrscht und unanalysiert in jeden Verständigungsprozeß einbringt."(163)

Dit is een bekende gedachtenlijn waarop de neopositivisten al negatief reageerden.

(b) Wat zijn w.b. het verstaan nu de methodologische problemen van wetenschappen die hun onderzoeksgebied moeten ontsluiten via interpretatie? Daaraan is gewerkt door H.Skjervheim en de discussie is voorlopig in 1976 afgesloten door het samenvattende boek van R.F.Bernstein.

Bespreking van Skjervheim. De waarneming van symbolische uitingen van mensen is fundamenteel anders dan de waarneming van fysische objecten: daar is een intersubjectieve relatie nodig met het subject dat die symbolische uiting deed.

"Skjervheim betont die Differenz zwischen zwei Grundeinstellungen. Wer in der Rolle der dritten Person etwas in der Welt beobachtet oder eine Aussage über etwas in der Welt macht, nimmt eine objektivierende Einstellung ein. Wer hingegen an einer communication teilnimmt und in der Rolle der ersten Person (Ego) mit einer zweiten Person (die sich als Alter Ego ihrerseits zu Ego als einer zweiten Person verhält) eine intersubjektive Beziehung eingeht, nimmt eine nicht objektivierende oder, wie wir heute sagen würden, performative Einstellung ein."(164)

Waarnemen kun je alleen doen, het verstaan van betekenis niet.

"Sinnverstehen ist hingegen eine solipsistisch undurchführbare, weil kommunikative Erfahrung. Das Verstehen einer symbolischer Äußerung erfordert grundsätzlich die Teilnahme an einem Prozeß der Verständigung. Bedeutungen, ob sie nun in Handlungen, Institutionen, Arbeitsprodukten, Worten, Kooperationszusammenhängen oder Dokumenten verkörpert sind, können nur von Innen erschlossen werden.() Die Lebenswelt öffnet sich nur einem Subjekt, das von seiner Sprach- und Handlungskompetenz gebrauch macht.()Solange er aber dieses vortheoretische Wissen nicht identifiziert und durchanalysiert hat, kann er nicht kontrolieren, in welchem Maße und mit welchen Folgen er in den kommunikationsprozeß, in den er doch nur eintritt , um ihn zu verstehen, als Beteiligter auch eingreift und ihn dadurch verändert."(164/165).

Hoe kun je dus objectief blijven wanneer je aan zo'n communicatieproces deelneemt? Skjervheim lost dat niet helemaal bevredigend op, maar ziet al wel de gevolgen van de geschilderde benadering.

(c) In de interactie hebben wetenschapper en leek in zekere zin dezelfde status (ze zijn beide deelnemer aan die interactie met de boven beschreven kenmerken). Maar is de structuur van hun interpretaties ook hetzelfde. Nee, natuurlijk, de wetenschapper staat toch anders in de interactie omdat hij niet gericht is op de handelingsdoelen van de actoren in een bepaalde situatie, maar op zijn eigen handelingsdoelen (die natuurlijk wetenschappelijk van aard zijn).

"Der Handlungssystem, in dem sich der Sozialwissenschaftler als Aktor bewegt, liegt auf einer anderen Ebene; es ist in der Regel ein Segment des Wissenschaftssystems, deckt sich jedenfalls nicht mit dem beobachteten Handlungssystem. An diesem nimmt der Sozialwissenschaftler gleichsam unter Abzug seiner Aktoreigenschaften teil, indem er sich als Sprecher und Hörer ausschließlich auf den Prozeß der Verständigung konzentriert."(167)

Hij is met andere woorden geen medehandelaar die samen met de waargenomen actoren streeft naar het bereiken van gezamenlijke handelingsdoelen. Hij wil wél begrijpen wat die actoren allemaal bezield en beweegt, wat voor doelen ze zich stellen en waarom bijvoorbeeld, maar tegelijkertijd is hij hierbij uit op zijn eigen doelen. Op zijn eigen niveau is hij actor en heeft hij handelingsdoelen, op het niveau van de waargenomen actoren is hij geen actor maar interpreet.

Terug naar de vraag van de objectiviteit. Noch het begrijpen van bijv. documenten uit het verleden (waarbij de toenmalige actoren dus niets van de aanwezigheid van de interpreet zullen merken) noch het begrijpen van levende actoren in een situatie kan voltrokken worden zonder de voorwaarden voor de geldigheid van allerlei uitspraken in de communicatie te kennen.

"Die Bedeutung der kommunikativen Akte kann er nur verstehen, weil diese in den Kontext verständigungsorientiertes Handelns eingebettet sind - das ist Wittgensteins zentrale Einsicht und der Ausgangspunkt für seine Gebrauchstheorie der Bedeutung."(168/69)

De interpreet kan de semantische betekenis van uitingen van actoren al-leen vanuit de handelingscontext begrijpen, waarin ja/nee - stellingna-men spelen met alle vaak impliciete redenen daarvoor.

"Diese meist impliziten Gründe bilden die Achsen, auf denen Verständigungsprozesse abrollen. Wenn aber der Interpret, um eine Äußerung zu verstehen, die Gründe vergegenwärtigen muß, mit denen ein Sprecher erforderlichenfalls und unter geeigneten Umständen die Gültigkeit seiner Äußerung verteidigen würde, wird er selbst in den Prozeß der Beurteilung von Geltungsansprüchen hereingezogen."(169).

Redenen kunnen namelijk niet beschreven worden zonder toe te stemmen of af te wijzen of wat ook. Het rationeel duiden van redenen houdt namelijk het reconstrueren van de geldigheidsaanspraak in.

"Der Beschreibung von Gründen verlangt eo ipso eine Bewertung auch dann, wenn sich der, der die Beschreibung gibt, außerstande sieht, im Augenblick ihre Stichhaltigkeit zu beurteilen. Man kann Gründe nur in dem Maße verstehen, wie man versteht, warum sie sichhaltig oder nicht stichhaltig sind, und warum gegebenfalls eine Entscheidung darüber, ob die Gründe gut oder schlecht sind (noch) nicht möglich ist. () Und er kann nicht Stellung nehmen, ohne eigene Standards der Beurteilung anzulegen, Standards jedenfalls, die er sich zu eigen gemacht hat."(170)

Het begrijpen van communicatieve handelingen en rationele duidingen gaan dus hand in hand.

(d) Een puur descriptieve duiding van de waarheids- / geldigheidsaanspraken van actoren zou die aanspraken reduceren tot subjectieve meningen en bedoelingen, m.a.w. tot individuele expressieve uitingen. Rationele duiding neemt die aanspraken serieus en onderwerpt ze aan een kritiek vanuit context etc., waarbij de mening, het doel, het gevoel van de actor ook vanuit ideaaltypische criteria bestreden kan worden. Iemands waarachtigheid kan bijv. rationeel ter discussie gesteld gaan worden in een rationele duiding en wordt niet gewoon afgedaan als een subjectief standpunt waarover verder niets te zeggen valt zoals in een descriptieve duiding. Een en ander geldt zowel voor de teleologische, de normgereguleerde als voor de dramaturgische handeling.

In het communicatieve handelen is de interpretatiecompetentie van waarnemer en actor even rijk en heeft de waarnemer / interpreet geen geprivilegieerde status meer. Kritiek is van twee kanten mogelijk.

(2) Aus der Sicht der Verstehenden Soziologie

Verdere methodische problemen m.b.t. de objectiviteit in het begrijpen van betekenissen. Wetenschappers kunnen veel leren van het alledaagse verloop van communicatief handelen waar het gaat om de correctie van interpretaties, het uit de weg ruimen van misverstanden, en zo.

"Dieselben Strukturen, die Verständigung ermöglichen, sorgen auch für die Möglichkeiten einer reflexiven Selbstkontrolle des Verständigungsvorgangs ."(176)

Dit wil H. laten zien aan de hand van een weergave van een stuk metho-dediscussie in etnomethodologie en hermeneutiek.

(a) Eerst wordt Schütz (1932-1971) besproken die drie postulaten heeft voor het begrijpen van de leefwereld van mensen:

Gevaar daarbij is dat een wetenschapper vast komt te zitten aan het particulier karakter van een bepaalde leefwereld (bijv. aan de opvattingen van een bepaalde maatschappelijke groep) en die niet meer theoretisch weet te overstijgen. Schütz meent dat dat wel kan, nl. door de theoretische instelling in te nemen van een "ongeïnteresseerde waarnemer" die afstand heeft genomen van alledaagse belangen en besloten heeft het waardesysteem van de wetenschap te stellen boven het waardesysteem van de alledaagse praktijk.

Maar ik vind dat met H. een onbevredigend standpunt. Je bereikt geen objectiviteit door in de fictieve en utopische rol van een "ongeïnteresseerde toeschouwer" buiten een leefwereld te kruipen.

"Er wird vielmehr in den allgemeinen Strukturen der Verständigungsprozesse, auf die er sich einläßt, die Bedingungen der Objektivität des Verstehens suchen müssen, um festzustellen, ob er sich in Kenntnis dieser Bedingungen der Implikationen seiner Teilnahme reflexiv vergewissern kann."(179)

(b) Precies op dat punt zit de methodendiscussie in de etnomethodologie (Garfinkel en leerlingen) waar de scheiding der geesten zich voltrekt. Eén standpunt is dat een universele aanspraak op waarheid voor etnomethodologen onmogelijk is. Gevaar is natuurlijk de "Konsequenz eines selbstzerstörerischen Relativismus"(183): de wetenschapper geeft ook maar wat particuliere gedachten in een eigen leefwereld. Van de andere kant is er juist ook het zoeken naar universalia maar dat brengt nu net het beschreven probleem weer met zich mee (zie 185).

Wat je dan namelijk moet aantonen is

"wie eine sozialwissenschaftliche Analyse an Alltagsinterpretationen zwar anschließen, diese aber reflexiv durchdringen und den jeweiligen Kontext soweit überschreiten kann, daß eine Rekonstruktion allgemeiner communicationsvoraussetzungen möglich ist."(186)

In feite kom je dan weer op het beschreven standpunt van de "ongeïnteresseerde toeschouwer" dat al afgewezen is.

(c) In de etnomethodologie wordt al het alledaagse handelen als interpreterend gezien. In de filosofische hermeneutiek wordt interpretatie meer als uitzondering gezien, namelijk als pas noodzakelijk wanneer vanzelfsprekendheden niet meer blijken te kloppen en normale manieren om elkaar te begrijpen niet meer werken. Het interpretatieprobleem duikt pas op wanneer men zich verdiept in een onbekende cultuur, een onbekende periode, een onbekende taal, een pathologische uiting.

"Die Aufgabe der Interpretation läßt sich nun so bestimmen, daß der Interpret sein eigenes Kontextverständnis, das er zunächst mit dem des Autors zu teilen glaubte, diesem aber tatsächlich nur unterschoben hatte, vom Kontextverständnis des Autors unterscheiden lernt. Die Aufgabe besteht darin, die Situationsdefinitionen, die der überlieferte Text voraussetzt, aus der Lebenswelt des Autors und seiner Adressaten zu erschließen."(189)

Op p.190 staat precies bij elkaar wanneer je dan zou mogen zeggen dat je een tekst van iemand begrepen zou hebben in de lijn van de eerder gegeven standpunten: je moet in ieder geval de cognitieve, normatieve en emotionele aspecten van de auteur in je interpretatie weten te betrekken en ten aanzien van allerlei mogelijke redenen stelling nemen. Voor Gadamer is de tekst van de auteur echter nogal heilig (wat te maken heeft met zijn bezig zijn met de dogmatische interpretatie van canonieke sacrale geschriften; p. 195): wij kunnen iets van de auteur leren, maar vergeten wordt dat de auteur ook iets van ons kan leren omdat rationaliteit in dit opzicht twee kanten kan uitgaan (tenslotte is daarbij altijd uitgegaan van de mogelijkheid van wederzijdse kritiek en een poging om het gezamenlijk eens te worden).

"Nur eine systematische Geschichte der Rationalität, von der wir weit entfernt sind, könnte uns davor bewahren, entweder in schieren Relativismus zu verfallen oder unsere eigenen Rationalitätsstandards auf naive Weise absolut zu setzen."(194)

Een prachtige uitspraak!!

H. sluit af met een korte conclusie en een lange vooruitblik op het volgende grote deel. De rationaliteitproblematiek in de grondbegrippen van het sociale handelen en in de methoden van het begrijpen van betekenis, zullen daar in verband gebracht worden met de theorieën over de rationalisering van de maatschappij. Het zoeken naar algemene rationaliteitstructuren is nodig omdat anders het gevaar bestaat dat de auteur en wetenschap zich baseren op een te particulier idee van rationaliteit.

"Wenn in die handlungstheoretischen Grundlagen der Soziologie unvermeidlich irgendein Begriff von Rationalität eingebaut ist, läuft die Theoriebildung Gefahr, von vornherein auf eine bestimmte kulturell oder historisch gebundene Perspektive eingeschränkt zu werden; es sei denn, man könnte die Grundbegriffe so ansetzen, daß der implizit mitgesetzte Begriff der Rationalität umfassend und allgemein ist, d.h. universalistischen Ansprüchen genügt."(197)

Dat is geenszins eenvoudig natuurlijk.

"Das ist eine sehr starke Forderung für jemanden, der ohne metaphysische Rückendeckung operiert und auch nicht mehr auf die Durchführbarkeit eines strengen, Letztbegründungsansprüche stellenden tranzendentalpragmatischen Programms vertraut."(198)

Precies mijn ervaring! Een ander citaat herhaalt hetzelfde idee:

"Wenn wir für unseren Begriff der Rationalität, mit wievielen Vorbehalten auch immer, Allgemeingültigkeit beanspruchen, ohne dabei einem völlig unhaltbaren Fortschrittsglauben anzuhängen, übernehmen wir eine erhebliche Beweislast."(198)

Drie wegen zijn dan mogelijk. Die van de formeelpragmatische uitwerking van het voorlopig gegeven idee van communicatief handelen en van communicatieve rationaliteit en het steeds toetsen ervan aan de realiteit. Die van het koppelen van een en ander aan het onderzoek van pathologische communicatiepatronen, van antropogenetische ontwikkelingen, en van ontwikkelingspsychologische resultaten (in de lijn van Piaget). En als derde die van een theoretische uitwerking van de maatschappelijke rationalisering. Deze laatste weg kiest H. en de rest van het hele dikke boek is de verdere uitwerking van dit idee.