>>>  Laatst gewijzigd: 6 december 2020   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Incididunt nisi non nisi incididunt velit cillum magna commodo proident officia enim.

Voorkant DeVisscher e.a. over Arendt Jacques De VISSCHER / Marc van den BOSSCHE / Maurice WEYEMBERGH (redactie)
Hannah Arendt en de moderniteit
Kampen: Kok Agora, 1992

Het merendeel van de artikelen in deze bundel is niet te lezen omdat ze 1) slecht geschreven zijn (met name Weyembergh) of 2) bol staan van het beroerdste abstracte filosofische taalgebruik, een taalgebruik dat nauwelijks meer raakt aan de werkelijkheid. Het kán zijn dat al dat gezeur over de politieke filosofie van Arendt en over het denken, het willen en oordelen voor een deel te wijten is aan Arendt's eigen eigenwijze manier om te schrijven en te denken. Ik krijg hier steeds weer het gevoel dat ik had bij Kant (KrV), Heidegger (SZ), en Husserl (Ideen), en dat gevoel wens ik niet meer te hebben. Mogelijkerwijs heeft Arendt zelf zich nooit losgemaakt van die abstracte veel te moeilijke manier om over simpele filosofische problemen te praten. Het is gewoon jammer dat ik dit boek gekocht heb.

De enige goede stukken zijn die van Prins, Achterhuis en van Legros (hoewel dit laatste toch helemaal klassieke academische filosofie is - echt vooroordelen heb ik toch niet helemaal).

In het kader van Habermas is het volgende citaat van en over Arendt wél boeiend.

"'Want de wereld is niet menselijk enkel omdat hij door menselijke wezens gemaakt is, en hij wordt niet menselijk omdat de menselijke stem er klinkt, maar enkel als hij het onderwerp wordt van het spreken. Hoezeer we ook beroerd worden door de dingen van de wereld, hoe diep ze ons ook mogen bewegen en stimuleren, ze worden enkel menselijk als we erover kunnen discussiëren met onze medemensen. (...) We humaniseren wat er gebeurt in de wereld en in onszelf enkel door erover te spreken, en in het verloop van het gesprek leren we menselijk te zijn.' (MDT, 24-25 [= Men in Dark Times 1968]).

In dit citaat brengt de schrijfster op bezielde wijze één van de peilers van haar politieke denken onder woorden. In The Human Condition stelt zij een gehumaniseerde ruimte als bakermat van pluraliteit, vrijheid en publieke opinie aan de orde. De publieke ruimte ontstaat wanneer mensen elkaar in woord en daad op voet van gelijkheid tegemoet treden. Deze gelijkheid staat diametraal tegenover de aangeboren en radicale verschillen waarmee unieke wezens zich van elkaar onderscheiden. De principiële gelijkwaardigheid die binnen de publieke ruimte in acht genomen wordt, is kunstmatig. Zij is het resultaat van menselijke organisatie, van vereniging in de politieke betekenis van het woord. (...) Deze intersubjectiviteit is voorwaarde voor het ontstaan van een publieke werkelijkheid. Zodra een algemeen belang - een inter-esse - in de openbaarheid ter discussie staat, onthullen de deelnemers aan deze discussie hun standpunten door een optreden in woord en daad. Als gevolg van de veelheid van standpunten ontstaat een 'in-between', een intersubjectieve openbaarheid, waarbinnen de werkelijkheid een publiek gehalte krijgt."(78-79)
Uit: W.B.PRINS 'Menselijkheid en de traditie van de politieke theorie', p.70-82 in genoemde bundel.

Het beste stuk is het kortst. Het betreft 'Arendt en de moderne techniek' van Hans Achterhuis op p.161-175 van deze bundel. Achterhuis besprak Arendt al tekstgetrouw in zijn boek Arbeid - een eigenaardig medicijn. Toen was zij nog volstrekt onbekend in Nederland. Inmiddels is er wel aandacht voor deze filosofe (bijna ondanks de vrouwenbeweging trouwens). Hij constateert allereerst A.'s verwarrende opvattingen over de natuurwetenschappen en handelen. Dan duidt hij de bonte stoet van denkers aan (n.a.v. VdPot) die negatief stonden tegenover de technische ontwikkelingen. Plato klaagde al over het alfabet en het vastleggen van al het denken via het schrift. Achterhuis wil de rationele kern van al die kritiek lospeuteren van de tijdsgebonden aankleding bij die denkers, want dat ze iets te vertellen hadden staat vast, al zagen ze dan te weinig de positieve mogelijkheden van de techniek.

"Recente beschouwingen van denkers als Ong, Steiner en Illich hebben bijvoorbeeld de overgang van een orale naar een geletterde cultuur uitvoerig gethematiseerd. Daarbij zijn inderdaad, zoals Plato signaleerde, bepaalde menselijke verhoudingen en mogelijkheden definitief verloren gegaan, maar tevens hebben zich nieuwe geopend."(166)

Verder wijst Achterhuis - net als in het boek De maat van de techniek - op de opvattingen van Bijker e.a. over de sociale constructie van technologie.

"Aansluitend bij de zogenaamde 'empirische wending' in de wetenschapssociologie en wetenschapsfilosofie wordt hierin sterk de nadruk gelegd op het gegeven dat techniek niet gezien kan worden als de uitdrukking van een noodzakelijke, wetmatige en rationele ontwikkeling. Met name de door bijvoorbeeld Dessauer en Ellul verdedigde opvatting dat er voor een bepaald probleem slechts één technische oplossing, 'the best one way', zou bestaan, wordt hierin via historische reconstructies bestreden. Het ontstaan van technische artefacten kan niet post factuum verklaard worden uit het feit dat zij 'goed werken', de beste oplossing voor een probleem vormen."(171)

Als voorbeeld wordt de ontwikkeling van de fiets kort beschreven. Deze stroming geeft in feite aan dat techniek en maatschappij niet te scheiden zijn.

"Smits en Leyten stellen in hun recente proefschrift dat techniek het resultaat is van sociaal handelen en van sociale strategieën van verschillende maatschappelijke groepen. Al naar gelang de macht en de invloed van deze groepen kan technologie een verschillende gestalte krijgen.(...) Net als van elk ander groot maatschappelijk proces zijn ook van techniekontwikkeling de uitkomsten principieel onvoorspelbaar. Verrassenderwijs en vanuit een totaal onverwachte - en onverdachte - hoek doemt hier het handelingsbegrip van Arendt op."(172-73).

Een en ander verdient een nadere analyse, dat wel, zie p.174.