>>>  Laatst gewijzigd: 29 januari 2024   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Hanneke de Graaf is als senior onderzoeker verbonden aan Rutgers, het bekende Nederlandse expertisecentrum voor seksualiteit met een lange geschiedenis (NVSH, NISSO). Ze is projectleider van een paar grote bevolkingsonderzoeken zoals Seks onder je 25ste.

Dit rapport gaat over de kwestie van seksualisering. Het wordt hier iets anders geformuleerd, maar seksualisering heeft dus te maken met de beeldvorming in de media en de invloed van die beeldvorming op mensen, met name jongeren. Hoe normatief die kwestie is blijkt meteen uit de formuleringen hier: "overmaat aan .... eenzijdige, gender stereotype, seksueel getinte ... geïdealiseerde beelden". Wanneer is er sprake van overmaat? Wanneer is beeldvorming eenzijdig of stereotiep of geïdealiseerd of seksueel getint? Dat maakt het ook lastig om van die beeldvorming te zeggen of die 'invloed' heeft, of er een 'verband' of 'samenhang' is, of er zelfs sprake is van oorzaak-en-gevolg-relaties.

De Graaf is kritisch. Ze schenkt veel aandacht aan definities, aan of er bewijs is voor beweringen, of onderzoeken bepaalde eenzijdigheden hebben, welke richting samenhangen / oorzaak-gevolg-relaties uitgaan, en zo verder. Hoofdstuk twee (Literatuuronderzoek) en hoofdstuk drie (Secundaire analyses) zijn wat dat betreft echt geweldig.

Over haar eigen kwantitatieve en kwalitatieve onderzoek ben ik minder tevreden, zie mijn commentaar. Er valt nogal wat af te dingen op de methoden van onderzoek, de populatie, de selectie, de werkwijze. Het niveau van de reacties is bedroevend laag, er is nauwelijks reflectie. Alle bekende zaken komen meteen naar voren: jongens worden geil van de mediabeelden en meisjes niet (zeggen ze), jongens zijn op seks uit en meisjes niet, jongens letten vooral op uiterlijk en meisjes op het innerlijk, jongens zijn ongevoelig en weinig subtiel en meisjes veel meer (lijkt het), jongens masturberen wel en meisjes niet, meisjes denken aan hun reputatie / willen niet als slet gezien worden en jongens niet, en zo meer. Sociale wenselijkheid in de antwoorden is een groot probleem.

Je ziet goed terug wat De Graaf in hoofdstuk twee beschreef: de media zijn maar één factor, de normale contacten met ouders, school, vrienden en vriendinnen bevestigen ook al lang tradtionele rolverdelingen, het is bijna niet apart te onderzoeken.

Met name de meiden zien die media niet als zo van invloed, staat er. De machtsongelijkheid en de dubbele moraal tussen de seksen zijn voor hun veel belangrijker en goed geïnformeerd zijn over seksualiteit ook. Dat kan ook echt gerealiseerd worden in de praktijk. Dat zou die meiden weerbaarder maken, al zouden ze ook meer problemen krijgen met hun ouders, mannen, de islam, hun geloof, en zo verder, want dat is wat emancipatie doet. Waar ze niets aan kunnen doen is aan het kapitalisme, de marketing, de media. Dat is abstract en ver weg.

Voorkant De Graaf e.a. 'Seksualisering: reden tot zorg? Een verkennend onderzoek onder jongeren' Hanneke DE GRAAF e.a.
Seksualisering: reden tot zorg? Een verkennend onderzoek onder jongeren
Utrecht: Rutgers Nisso Groep / Nederlands Jeugdinstituut / MOVISIE, 2008, 158 blzn.

Voorwoord

"Seksueel getinte uitingen en geïdealiseerde beelden in de media en mogelijke verbanden met gedrag en welzijn van jongeren zijn de laatste tijd een bron van maatschappelijke onrust. Gaan jongeren eerder aan seks doen als ze veelvuldig met seksuele beelden worden geconfronteerd? Vinden meisjes hun uiterlijk overmatig belangrijk door de gefotoshopte modellen in de glossy’s? Om een antwoord te krijgen op deze en andere vragen heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dit voorjaar opdracht gegeven tot een verkennend onderzoek. Dit rapport doet verslag van deze studie." [mijn nadruk] (i)

Samenvatting

"In deze studie is verkend of er verbanden bestaan tussen de overmaat aan eenzijdige, gender stereotiepe, seksueel getinte uitingen in de media enerzijds (‘seksualisering’) en het seksuele en psychosociale welzijn van jongeren anderzijds. Tal van factoren waar seksualisering mogelijk mee samen hangt, zijn onder de loep genomen, zoals seksueel (grensoverschrijdende) attitudes en gedrag, ongelijkheid tussen jongens en meisjes, tevredenheid over het eigen lichaam, zelfobjectivering (overmatige aandacht voor het eigen uiterlijk) en psychosociaal welzijn. Daarnaast is de beleving en behoeften van jongeren zelf, beroepskrachten en (in mindere mate) ouders in kaart gebracht."

(1) 1 - Introductie

"Er is de laatste tijd maatschappelijke onrust ontstaan rondom seksueel getinte uitingen in de media en de mogelijk negatieve effecten daarvan op jongeren. (...) Meisjes en vrouwen worden vaak afgebeeld als ‘lustobject’, jongens en mannen als dominant, vrouwonvriendelijk en onderdrukkend. Daarbij ligt een sterke nadruk op een mooi en sexy uiterlijk, vooral voor meisjes en vrouwen. (...) Jongeren worden hierbij gezien als een groep die extra kwetsbaar is, omdat zij nog volop bezig zijn met hun seksuele en relationele ontwikkeling en omdat zij intensieve mediagebruikers zijn. In de media verschijnen met enige regelmaat berichten die het bestaan van dergelijke verbanden onderstrepen.(...)
Aanwijzingen zijn er genoeg, maar er is nog geen bewijs dat seksueel getinte beelden in de media een negatief effect hebben op de attitudes en het gedrag van jongeren. De literatuurstudie van de APA Taskforce (2007) schetst weliswaar een verontrustend beeld voor de Verenigde Staten, maar het is niet gezegd dat de beschreven verbanden repliceerbaar zijn in Nederland, waar een liberaal seksueel klimaat bestaat (Braeken, Rademakers & Reinders, 2002). Bovendien blijven jongens in de APA-studie geheel buiten beschouwing." [mijn nadruk] (1)

"De mate waarin de media invloed hebben op jongeren, is afhankelijk van tal van persoonlijkheidskenmerken, zoals de interesse voor en het begrip en de interpretatie van media-uitingen. Daarnaast is het zo dat seksualisering zich niet alleen in de media manifesteert, hoewel de maatschappelijke discussie anders doet vermoeden. Denk bijvoorbeeld aan ouders die veel waarde hechten aan het uiterlijk van hun dochter of die meebetalen aan plastische chirurgie, of aan de druk in de vriendengroep om er goed uit te zien." [mijn nadruk] (2)

"In de doel- en vraagstellingen staan verschillende termen die nadere toelichting behoeven. Het zijn termen die in de eerder beschreven maatschappelijke discussie vaak terugkomen, maar waarvan de betekenis vaak onduidelijk is. Het gaat om de termen ‘seksualisering’, ‘objectivering’ en ‘zelfobjectivering’." [mijn nadruk] (3)

"Aan de ene kant richt de discussie zich op de overmaat aan eenzijdige, gender stereotiepe, seksueel getinte uitingen in de media. Dit benoemen wij als seksualisering. (...) Wij noemen deze overmatige belangstelling voor iemands lichaam of uiterlijk, in combinatie met een beperkte aandacht voor andere kenmerken van die persoon: objectivering. Wanneer iemand deze objectivering internaliseert, dus wanneer iemand overmatig veel waarde hecht aan het eigen uiterlijk, of meer waarde hecht aan het eigen uiterlijk dan aan andere persoonlijke kenmerken, spreken we van zelfobjectivering.
Objectivering en seksualisering komen vaak in combinatie met elkaar voor. In bepaalde videoclips, bijvoorbeeld, worden vrouwen zowel geobjectiveerd (ze hebben zuiver een decoratieve functie) als geseksualiseerd (ze hebben weinig kleding aan, de focus is vooral op borsten en billen en de bewegingen zijn seksueel getint). Een sexy uitstraling maakt deel uit van het huidige schoonheidsideaal." [mijn nadruk] (3)

[Heel kritisch, deze introductie. Er wordt niet meteen meegehuild met de wolven in het bos zogezegd. Prima. ]

(15) 2 - Literatuuronderzoek

[De vraag is - net als bij onderzoek naar beelden van geweld in de media - dat jongeren wat ze zien als voorbeeld zien en overnemen in hun houding en gedrag. Dat ze daardoor dus gewelddadiger worden, of eerder aan seks gaan doen, of vrouwvijandiger worden, en zo verder. Dit hoofdstuk geeft een goed overzicht van de stand van zaken wat betreft allerlei media.]

"De cultivatietheorie stelt dus dat a) de media veelvuldig stereotiepe representaties naar voren brengen en b) dat die vertekende beelden door zware mediagebruikers eerder voor waar en relevant gehouden worden. Lichte mediagebruikers zouden daarentegen minder stereotiepe verwachtingen hebben."(16)

"In reactie op de gangbare theorieën, zoals die hiervoor zijn beschreven, houden onderzoekers er tegenwoordig steeds meer rekening mee dat kinderen en jongeren actieve gebruikers zijn van media-inhouden en dat zij zelf min of meer bewuste keuzen voor de media maken. Ze zijn geen passieve consumenten die het media-aanbod over zich heen laten komen, maar zijn actief bezig de beelden van de media te begrijpen en in te passen in hun begrip van zichzelf en van de wereld om hen heen. Jongeren zijn op zoek naar sociale en individuele grenzen en experimenteren met het aangaan van relaties en vriendschappen. Daarbij gebruiken zij zowel de traditionele media, zoals tv, bladen en films (Ward, 2003), als moderne media zoals chat sites en MSN (Valkenburg, Schouten & Peter, 2005) en games (Jansz, 2005). Kinderen en jongeren brengen dus hun eigen kennis en vaardigheden mee bij de confrontatie met de media en proberen die kennis te verrijken. Daarbij gaat het overigens niet alleen om cognitieve vaardigheden. Ook emotionele en affectieve processen spelen bij de confrontatie met media-inhouden een rol. Voorkeuren voor bepaalde media-inhouden en de actieve verwerking ervan vindt dus zowel plaats op cognitief niveau, als op affectief en emotioneel niveau." [mijn nadruk] (17)

[Dat lijkt me een grote vooruitgang. Maar ik denk wel dat we niet te snel moeten generaliseren: niet alle jongeren hebben dezelfde vermogens om te kiezen, dat soort handelingsbekwaamheid wordt ook bepaald door persoonlijkheid, intelligentie, milieu, opleiding, en dergelijke en kan dus van persoon tot persoon en van groep tot groep verschillen.]

"Het Media Practice Model houdt echter geen rekening met andere factoren die het beïnvloedingsmodel kunnen sturen, zoals leeftijdgenoten, broers en zussen, ouders, school of religie en cultuur. De media kunnen immers niet gezien worden als de enige en ultieme scheppers van waarden en normen. De externe actoren kunnen op elk van de ‘beslismomenten’, zowel een filterende of beschermende rol hebben, als een schadelijke of versterkende rol. Commentaar van ouders bijvoorbeeld op wat jongeren in videoclips zien kan hun gedachten sturen en daarmee bepaalde effecten voorkomen.
Emoties, houding en gedrag worden bovendien ook geheel buiten de media om gevormd. Kinderen groeien niet in een vacuüm op. Ouders, vrienden, broers en zussen en professionele opvoeders hebben ook los van de media een directe invloed op jongeren en kunnen ook op die manier de seksualisering bij jeugdigen sturen, versterken of tegengaan. De ideeën die ouders huldigen over mannen- en vrouwenrollen zijn bijvoorbeeld een belangrijke determinant van hoe kinderen daarover denken en welke rol zij voor zichzelf zien. Zo zijn vooral moeder-dochter interacties relevant voor het idee dat vrouwen slank horen te zijn (Ogle & Damhorst, 2004). Opvattingen van moeders over hun eigen gewicht en over dat van hun dochters, zijn gerelateerd aan eetproblemen bij meisjes. Waarschijnlijk omdat meisjes vooral van hun moeders meekrijgen dat het voor hen belangrijk is om slank en attractief te zijn. Opmerkingen van vaders tegen hun kinderen gaan ook wel vaak om uiterlijk, maar zijn dan vaker gekoppeld aan seksualiserende opmerkingen. Daardoor kunnen meisjes hun lichaam en vooral een mooi uiterlijk belangrijker gaan vinden dan hun gevoelens en het feitelijke welzijn. Ouders kunnen verder ook nog heel direct meewerken aan de seksualisering van hun kinderen door hen specifieke kleding te geven, mee te laten doen aan schoonheidswedstrijden, of door bijvoorbeeld cosmetische chirurgie te financieren." [mijn nadruk] (18-19)

"Wat kinderen of jongeren zelf inbrengen bij het bekijken van televisiebeelden, websites of tijdschriften is afhankelijk van hun persoonlijke situatie. Jongeren van verschillende leeftijden kunnen heel verschillend reageren op wat zij in de media tegenkomen. Beelden die voor jonge kinderen ongeschikt of zelfs schadelijk zijn, hoeven voor oudere kinderen of jonge adolescenten geen problemen op te leveren. Andersom kan overigens ook. Sommige beelden gaan aan jonge kinderen voorbij, terwijl oudere kinderen daar wel door geraakt kunnen worden. Het vermogen om de ‘boodschappen’ in mediaproducties te kunnen begrijpen en interpreteren is immers afhankelijk van de cognitieve, morele en emotionele ontwikkeling van jongeren (zie Nikken, 2007a). Reclameboodschappen en fantasy-fictie kunnen doorzien, gebeurt bijvoorbeeld pas vanaf acht à negen jaar. Realistische fictieproducties zoals soaps, bioscoopfilms en meer realistische dramaseries kunnen begrijpen en op waarde schatten, gebeurt doorgaans pas goed vanaf het twaalfde jaar, terwijl goed om kunnen gaan met genreparodieën, horror en andere ‘volwassen’ onderwerpen in mediaproducties meestal pas na de adolescentie goed mogelijk is. Leeftijd en in kunnen schatten wat (on)realistisch en daardoor relevant is, is dus een belangrijke modererende factor als het gaat om de mogelijke vatbaarheid voor uitingen in de media. Taylor (2005) vond dan ook dat jongeren die meer realiteit toekennen aan vertekende seksuele mediaproducties meer liberale ideeën hebben over controversiële seks dan jongeren die een meer kritische blik op beelden van zulke seks hebben. Brown en haar collega’s (2005) vonden verder dat oudere meisjes (circa 15 jaar) meer geïnteresseerd zijn in seks in de media (dating, zwangerschapspreventie en soa’s) dan jongere meisjes (circa 12 jaar). De verschillen bleken vooral met hun seksuele ontwikkeling van doen te hebben. Meisjes die eerder dan hun leeftijdgenoten menstrueerden hadden meer interesse in seks in de media en keken daar ook vaker naar." [mijn nadruk] (20)

"Een laatste risico van de verhoogde aandacht van de media voor seks is te omschrijven als een verhoogde kans op eerder beginnend seksueel gedrag. Vooral in de Amerikaanse literatuur wordt de confrontatie met een veelheid aan geseksualiseerde boodschappen in de media als risico gezien voor het idee dat seks op jongere leeftijd geaccepteerd is en voor ‘te vroeg’ aan seks beginnen (Collins et al., 2004) en aan seks doen zonder bescherming waardoor soa’s en tienerzwangerschappen kunnen worden voorkomen (Kunkel et al., 2005)." [mijn nadruk] (24)

[Uiteraard is dat wat ze in de VS denken. Daar zie je de interacties weer: al die boodschappen werken zo verkeerd uit door het ontbreken van goede seksuele voorlichting of de verkijgbaarheid van voorbehoedmiddelen.]

"Hoewel jongeren tegenwoordig dus meer media consumeren dan een of twee decennia terug, betekent dat op zich nog niet dat ze ook een groter risico lopen om in contact te komen met seksualisering. Het hangt er daarvoor maar net van af of de media veelvuldig geseksualiseerde media-inhouden voor jongeren aanbieden. Hieronder behandelen we daarom wat er bekend is over de mate waarin de media aandacht besteden aan seksualiteit, relatievorming en uiterlijk.
In de communicatiewetenschappen is in de afgelopen decennia relatief veel aandacht geweest voor analyses van de inhoud van verschillende media. In het algemeen hebben de inhoudsanalyses uitgewezen dat het media-aanbod een duidelijk vertekend beeld geeft van zowel de aanwezigheid als van de verschijningsvormen van vrouwen en mannen en van hun onderlinge omgangsvormen." [mijn nadruk] (25)

Vervolgens aandacht voor de seksualisering en objectivering via verschillende media als televisie, muziekclips, animatiefilms, sportprogramma's, nieuwsprogramma's, bioscoopfilms, reclame, tijdschriften, games, internet.

"Tegelijkertijd wordt de verantwoordelijkheid voor gezond seksueel gedrag, zoals voorbehoedsmiddelen en de grenzen, in veel Engelse programma’s wel alleen bij de meisjes gelegd. Die trend is ook door Aubrey (2004) vastgesteld (...) Het seksuele gedrag van jongens lijkt op televisie dus minder risicovol en meer geaccepteerd te zijn dan dat van meisjes."(25-26)

"Onderzoek naar seksualiteit en uiterlijk in nieuwsprogramma’s is zeer schaars. In Engeland is één studie verricht naar de aandacht voor seksueel kindermisbruik in het tv- nieuws en de kranten over een periode van 12 maanden (Kitzinger & Skidmore, 1995). De onderzoekers rapporteren dat ook het nieuws een vertekend beeld geeft van de werkelijkheid, doordat het vooral aandacht besteedt aan misbruik dat buitenshuis plaatsvindt. Er is veel aandacht voor grote scandaleuze zaken en relatief weinig voor kleinere, maar daarom niet minder ernstige zaken die zich vooral in het gezin afspelen. Bovendien bericht het nieuws vooral over het voorkomen van de feiten en is er weinig ruimte voor de mogelijke oorzaken en de preventie van seksueel misbruik van kinderen." [mijn nadruk] (27)

"De vele internationale inhoudsanalyses van vooral televisie en tijdschriften, en in mindere mate bioscoopfilms, games en internet, laten in het algemeen zien dat er relatief veel aandacht in de media is voor seksualiteit, relatievorming en uiterlijk en dat dat aanbod doorgaans weinig van doen heeft met de realiteit van alledag. Mannen en vrouwen worden beide in stereotiepe rollen neergezet met verschillende aandacht voor uiterlijk en prestaties. Ook lijkt het er volgens de vele buitenlandse studies sterk op dat er heden ten dage meer sprake is van een geseksualiseerd beeld in de media dan een of twee decennia terug. Voor de Nederlandse situatie moet echter geconstateerd worden dat er geen actuele en precieze cijfers voorhanden zijn over hoe vaak de televisie, bladen, games en internet geseksualiseerde beelden aan jongeren tonen." [mijn nadruk] (29)

[Als ik dit overzicht zo zie dan kan ik me niet voorstellen dat er geen enorme invloed uitgaat van al die media op jongeren, vooral door de voortdurende stereotypering, objectivering. Toch schijnt dat dus mee te vallen?? ]

"Dat jongens en meisjes verschillend reageren op mediavoorbeelden blijkt ook uit de interviews die Jung en Peterson (2007) hielden met 50 kinderen tussen de acht en elf jaar oud. De jongens hadden bovenal als wens dat zij gespierd en zwaarder zouden zijn dan ze op dat moment waren. De meisjes vonden vooral dat ze slanker en lichter moesten zijn. Die wens kwam sterk overeen met de mediavoorkeuren van de kinderen: jongens keken het liefst naar programma’s waarin spieren, kracht en atletisch vermogen centraal stond, terwijl de meisjes meer gecharmeerd waren van programma’s rond uiterlijk, relatievorming en aantrekkelijkheid."(30)

"Het probleem met bovenstaande studies is dat de verbanden, zelfs wanneer deze over een periode van een jaar worden bekeken, ook verklaard kunnen worden door zogenoemde derde variabelen. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat kinderen of jongeren die veel televisie kijken in een andere leefomgeving opgroeien die ertoe bijdraagt dat ze meer ontevreden zijn over hun uiterlijk. In een studie (Borzekowski, Robinson & Killen, 2000) werd bijvoorbeeld aanvankelijk ook een verband aangetroffen tussen de mate waarin meisjes van rond de vijftien jaar muziekclips bekeken en het belang dat ze toekenden aan een aantrekkelijk uiterlijk en de angst om te dik te zijn. Na controle voor lichaamsbouw (BMI) en etnische achtergrond verdween dit verband echter." [mijn nadruk] (31)

"De meeste studies hebben de media-invloed tijdens de adolescentie vastgesteld. Enkele onderzoeken hebben echter aanwijzingen gevonden dat ook jongere kinderen al gevoelig zijn voor de invloeden van de media. Voor zover het correlationele onderzoek het toelaat, lijkt het er daarbij op dat meisjes zich dan al meer laten beïnvloeden dan jongens. Een negatieve uitkomst van de vergelijking met mediavoorbeelden bevordert dan een afname van het zelfbeeld en dat resulteert in een afname van het zelfvertrouwen. Het onderzoek naar de beïnvloeding van het zelfbeeld geeft echter aan dat er belangrijke verschillen zijn tussen jongeren. Zwarte (Afro-Amerikaanse) meisjes laten zich mogelijk minder snel negatief beïnvloeden dan blanke meisjes, deels omdat het slankheidideaal in de media te ver weg staat van hun realiteit. Ook bij jongeren die emotioneel sterker in hun schoenen staan en die zichzelf minder vergelijken met rolmodellen is de kans op beïnvloeding kleiner. Effecten hangen dus sterk af van het type voorbeelden dat de media bieden en van de kenmerken van de jongeren zelf. Tegelijkertijd is het wellicht mogelijk dat een lager zelfvertrouwen ook weer tot een specifiek mediadieet leidt. Aubrey (2007) vond een aanwijzing dat jongeren zichzelf ook kunnen beschermen door juist seksualiserende media te mijden." [mijn nadruk] (34)

"Meer liberale opvattingen over seksualiteit worden ook door Nederlandse meisjes die vaker naar muziekclips kijken gehuldigd. Nikken (2007b) vond voor meisjes in dezelfde leeftijdsgroep een klein, maar significant verband tussen het zien van muziekclips en het gewoon vinden van gedragingen als seks voor het huwelijk, seks in ruil voor een breezer, je borsten via de webcam tonen of seks hebben met iemand die je nog maar net kent. In een andere recente studie onder een paar duizend Taiwanese jongeren (Lo & Wei, 2005), is gevonden dat jongeren die regelmatig porno zoeken via het internet, ‘vrijelijk’ seksueel gedrag meer acceptabel vinden en zelf ook meer ervaring met seks hebben buiten een vaste relatie." [mijn nadruk] (35)

"Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de correlationele en experimentele studies erop wijzen dat het consumeren van media waarin een stereotiep beeld wordt gegeven van mannen of van vrouwen samen kan gaan met meer traditionele opvattingen over mannen en vrouwen of met meer geseksualiseerde opvattingen. Videoclips, reclames en vooral porno blijken een sterke samenhang te vertonen met meer liberale opvattingen over seksualiteit en opvattingen over de vrouw als lustobject. Andere media-inhouden, zoals talkshows, soaps en tijdschriftartikelen blijken samen te gaan met opvattingen over gender rollen voor mannen en vrouwen. De verbanden zijn zowel bij jongens als meisjes mogelijk, hoewel het erop lijkt dat de relaties bij jongens sterker zijn dan bij meisjes."(37)

"Een derde thema waar onderzoekers aandacht aan besteed hebben is de invloed op feitelijk seksueel gedrag. De in de literatuursearch gevonden studies houden zich ofwel bezig met de mogelijke invloed van televisie of van internet. Gepubliceerd onderzoek naar de mogelijke invloed van tijdschriften op het seksgedrag van jongeren is er niet of nauwelijks. De meeste onderzoeken zijn ook cross-sectioneel van aard en geven dus alleen inzicht in mogelijke verbanden, niet in feitelijke invloeden. Experimenten waarin een mogelijke invloed van seksueel geaarde media op het gedrag van jongeren is onderzocht zijn er, logischerwijs op ethische gronden, niet. Hierdoor blijft het vooralsnog moeilijk om concrete uitspraken te doen over de effecten van de media op het seksuele gedrag van jongeren." [mijn nadruk] (38)

"Brown en haar collega’s (2006) ondervroegen ruim 1.000 jongeren op hun 12e of 14e jaar en daarna nog eens twee jaar later over hun mediagebruik en over hun seksuele gedrag. Jongeren die veel mediaproducten consumeerden, die qua inhoud sterk seksueel te typeren zijn, bleken twee jaar later significant vaker aan geslachtsgemeenschap te doen dan jongeren die matig of geen seksuele media keken. Een longitudinale studie van Collins en collega’s (2004) onder bijna 1.800 jongeren van 12 tot 17 jaar wees eveneens uit dat jongeren die meer naar seksueel getinte programma’s kijken twee jaar later meer aan seks doen." [mijn nadruk] (38)

[Weer dat merkwaardige vage: "aan seks doen" of dat nog merkwaardigere "seks is (blijkbaar) neuken / geslachtsgemeenschap".]

"Het is waarschijnlijk dat vooral jongeren met een laag zelfbeeld idolen opzoeken om zich aan op te trekken."(41)

"Het overzicht van de literatuur wijst echter ook op enkele beperkingen. Een van de belangrijkste conclusies is dat empirisch Nederlands onderzoek naar seksualisering van jongeren zeer gewenst is, omdat onderzoek naar de Nederlandse situatie spaarzaam is. De overgrote meerderheid van de wetenschappelijke literatuur behandelt resultaten die zijn verzameld onder Amerikaanse jongeren. Qua media-aanbod mag wel aangenomen worden dat de Nederlandse situatie voor een groot deel overlapt met die van de Verenigde Staten. Een groot deel van ons aanbod op televisie en in de bioscoop komt immers uit de VS en games worden bijna volledig door de Amerikaanse markt gedomineerd. Tegelijkertijd geldt echter ook dat in Nederland een duidelijk andere moraal heerst over seksualiteit, zodat het niet op voorhand evident is dat het media- aanbod ten onzent op dezelfde wijze geïnterpreteerd en ‘gebruikt’ wordt door jongeren. Bovendien mag duidelijk zijn dat ons media-aanbod ook op belangrijke punten afwijkt. Een Nederlands jongerenprogramma bijvoorbeeld als Spuiten & Slikken zal in de Verenigde Staten waarschijnlijk niet op de buis kunnen verschijnen. De gevonden verbanden tussen het mediagebruik en opvattingen over seks, relaties en uiterlijk in de internationale literatuur kunnen dus niet één op één vertaald worden naar de Nederlandse situatie." [mijn nadruk] (42-43)

"Een tweede beperking is dat een deel van de wetenschappelijke literatuur gegevens presenteert die zijn verkregen onder gelegenheidspopulaties, namelijk studenten. Ook is een groot deel van het onderzoek gehouden onder jong volwassenen. Deze populaties zijn in een levensfase waarin seksualiteit, uiterlijk en identiteitsvorming meer bestendig voorkomen dan bij jonge adolescenten of pubers." [mijn nadruk]

"Een vierde punt van aandacht is de betrekkelijkheid van de onderzoeksopzet in de meeste studies. Het onderzoek naar de mogelijke invloeden van seksualisering bestaat hoofdzakelijk uit correlationele studies waarbij slechts op één moment is vastgesteld wat jongeren in de media zien en welke ideeën ze hebben of welk gedrag ze vertonen. Die studies geven aan dat er verbanden kunnen zijn tussen het gebruik van specifieke media-inhouden en houding en gedrag, maar kunnen geen oorzakelijk verband aanwijzen." [mijn nadruk] (43)

(45) 3 - Secundaire analyses op bestaande data

"Echter, de basis van de analyse blijft een cross-sectionele dataset. De beperkingen daarvan blijven dus evengoed van kracht. Dat houdt in dat ook met behulp van dit statistiekprogramma niet kan worden aangetoond welke richting bepaalde verbanden hebben. Hierover worden van tevoren wel aannames opgesteld, op grond van eerder onderzoek, bestaande theorieën of ‘gezond verstand’, maar dit blijven aannames. Voor ál deze verbanden geldt dat het verband evengoed andersom kan werken. Dit moet steeds goed in gedachten worden gehouden."(45)

"Seksuele ervaring: dit is de meest vergaande seksuele ervaring is die iemand heeft (0 = geen enkele ervaring; 1 = ervaring met verkering, maar nog niet met zoenen of verdergaande vormen van contact; 2 = ten hoogste ervaring met zoenen; 3 = ten hoogste ervaring met voelen en strelen; 4 = ten hoogste ervaring met naakt vrijen; 5 = wel eens seks gehad; 6 = best vaak seks gehad)."(46)

[Opvallend dat onder seksuele ervaring weer niet masturberen gerekend wordt, het gaat altijd om geen tot veel contact met anderen. Het blijft ook hier onduidelijk wat 'seks hebben' betekent. Het lijkt erop dat weer neuken bedoeld wordt.]

"Evenals in eerder onderzoek blijkt ook hier duidelijk dat jongeren die meer naar MTV kijken, meer seksuele ervaring hebben en meer geïnteresseerd zijn in beelden van mooie, sexy mannen en vrouwen. Bij deze algemene conclusie moeten heel wat kanttekeningen worden geplaatst. Ten eerste blijft nog steeds onduidelijk wat de richting is van dit verband. Het is mogelijk dat de (angstige) vermoedens van velen waar zijn: deze jongeren doen na wat ze op televisie zien, en naarmate ze dergelijke beelden vaker zien raken ze hier steeds meer in geïnteresseerd. Het omgekeerde is echter evenwel denkbaar: jongeren die meer ervaring hebben met seks en meer geïnteresseerd zijn in beelden van sexy mannen en vrouwen, gaan eerder naar een zender kijken waar dergelijke seksueel getinte beelden ook te zien zijn. Wat de kip en wat het ei is, blijft dus – helaas – nog steeds onduidelijk."(50-51)

(53) 4 - Kwantitatief onderzoek

"De werving van de jongeren verliep via de ouders. Hier werd voor gekozen omdat in sommige gevallen wel bekend was dat ouders kinderen hadden in de leeftijd van onze doelgroep, maar deze kinderen nog niet in het panel zaten. Daarnaast was op deze wijze direct de toestemming van de ouders verkregen (een ethisch vereiste bij het doen van onderzoek naar dit thema onder jonge adolescenten). (...) Een nadeel van werving via de ouders is dat bepaalde jongeren hierdoor wellicht minder gemakkelijk in de steekproef terecht komen, bijvoorbeeld jongeren die een slechte relatie met de ouders hebben." [mijn nadruk] (53)

[Wat een waanzinnig idee, dat ouders bij minderjarige kinderen toestemming moeten geven voor het onderzoek. Dat is geen ethisch vereiste, maar een politieke en juridische inperking van onderzoek. Alsof jongeren tusszen de 12 en 17 jaar dat zelf niet kunnen beslissen.]

"Aan het onderzoek deden 640 jongens en 654 meisjes tussen de 12 en de 17 jaar (gemiddeld 15 jaar) mee. Van deze jongeren zat 34% op het VMBO, 47% op de HAVO of het VWO, 12% op het MBO, 3% op de HBO en 5% deed iets anders (bijvoorbeeld basisschool, een gemengd leerjaar of werken)." [mijn nadruk] (53)

"Jongeren tussen de 12 en 18 jaar zijn fervente mediagebruikers en kunnen dat veelal ook zelfstandig doen. Een groot deel van de jongeren (64%) beschikt namelijk op hun slaapkamer over een eigen televisietoestel. Daarnaast is er ook een groot aantal jongeren (56%) dat over een eigen computer met internetaansluiting beschikt. Ruim vier op de tien jongeren heeft aldus de beschikking over zowel een televisie als een computer. Een op de vijf jongeren heeft geen van beide apparaten op de eigen slaapkamer."(55)

[Ik vind dat opvallend veel. Hebben we vooral kinderen van bemiddelde ouders geraadpleegd?]

"Op de vragen of de media met het oog op hun kinderen een te grote nadruk leggen op uiterlijk heeft een relatief groot deel van de ouders positief geantwoord (zie Tabel 4.6). Ouders zijn vooral de mening toegedaan dat de media een veel te mooi beeld geven van hoe mensen eruit zien, dat vrouwen te vaak als lustobject worden gepresenteerd en dat mannen te vaak als stoer worden afgebeeld. Ongeveer een op de drie ouders onderschrijft deze stellingen. Dat ook mannen als lustobject in de media voorkomen wordt minder vaak door de ouders onderschreven. Hier is maar een op de vijf ouders het in meer of meerdere mate mee eens. Moeders zijn in het algemeen wat meer bezorgd over de objectivering door de media dan vaders. Er is geen verschil tussen jongere en oudere ouders, maar wel tussen ouders met verschillende opleidingsniveaus. Lager opgeleide ouders zijn in het algemeen wat meer bezorgd over het beeld van een ideaal uiterlijk dan hoger opgeleide ouders." [mijn nadruk] (60)

"Ook menen veel ouders dat de nadruk van de media op seks nadelig kan zijn voor jongeren. De meeste zorgen worden geuit over het feit dat jongeren door de media te gemakkelijk over seks gaan denken of dat ze er al op te jonge leeftijd mee geconfronteerd worden (zie Tabel 4.7). Circa twee op de drie ouders is het hier mee eens. Relatief de minste zorgen hebben ouders over de hoeveelheid bloot op televisie. ‘Slechts’ de helft van de ouders vindt dat er te veel bloot is. Over de media-aandacht voor seks en bloot maken moeders zich wederom meer zorgen dan vaders. Oudere ouders zijn eveneens wat meer bezorgd over de mogelijk schadelijke gevolgen van seks en bloot in de media voor jongeren dan jongere ouders, net als ouders met een lagere opleiding." [mijn nadruk] (60)

"Driekwart van zowel de jongens als de meisjes heeft wel eens verkering gehad. Ook met tongzoenen heeft nog een kleine minderheid van de jongens (43%) en een meerderheid van de meisjes (54%) ervaring. Met verdergaande vormen van vrijen en seks hebben minder jongeren ervaring. Ervaring neemt sterk toe met leeftijd: geen van de 12-jarigen heeft ervaring met geslachtsgemeenschap, tegenover 29% van de 16-jarigen en 49% van de 17-jarigen. Meisjes hebben vaker ervaring met verschillende vormen van seks dan jongens, hetgeen goed aansluit bij de bevinding uit ander onderzoek dat meisjes vaak seks hebben met jongens die iets ouder zijn dan zijzelf. Ook opleidingsniveau speelt een rol: laag opgeleide jongeren (op VMBO of MBO) hebben vaker ervaring met seks dan hoog opgeleide jongeren (op HAVO, VWO of HBO). Met de meer risicovolle kanten van seks - zoals gedwongen seks, betaalde seks en cyberseks - hebben laag opgeleide jongeren overigens niet meer ervaring dan de hoog opgeleide jongeren."(63)

[Ook hier weer niets over masturberen. Ik vraag me af waarom niet?]

"De resultaten uit dit kwantitatieve onderzoek geven weinig reden tot ernstige zorgen. Het percentage jongeren dat ervaring heeft met geslachtsgemeenschap is laag en ervaring met controversiële vormen van seks (zoals breezerseks en cyberseks) en grensoverschrijding komen slechts bij een zeer kleine minderheid voor. Attitudes ten aanzien van seks zijn ook behoudend te noemen: zowel ouders als kinderen vinden het over het algemeen verkeerd om seks te hebben om de seks of met iemand op wie je niet verliefd bent. Seks in ruil voor een drankje, het tonen van borsten of geslachtsdelen voor de webcam en het dwingen van anderen tot seks wordt nog sterker afgekeurd. Daarnaast hebben de meeste jongeren een realistisch beeld van media-inhouden, een positief seksueel zelfbeeld en lichaamsbeeld en weinig psychosociale problemen. Mogelijk zijn deze positieve resultaten (gedeeltelijk) toe te schrijven aan de wijze waarop de steekproef is geworven en samengesteld." [mijn nadruk] (77)

[Wat een rare conclusie. Dus als jongeren meer seks hebben moeten we ons zorgen maken? Wat een waardeoordeel is dat. En natúúrlijk heeft die selectie enorme invloed gehad: jongeren uit behoudende milieus met behoudende opvattingen, het is niet erg raar. ]

(79) 5 - Kwalitatief onderzoek

"De zorgen in de samenleving ten aanzien van seksualisering van de media en de mogelijke invloed hiervan op jongeren is een zorg van volwassenen, zoals politici, journalisten, beleidmakers en beroepskrachten. Maar wat vinden jongeren zelf? Daar willen we zicht op krijgen in het kwalitatieve onderzoeksgedeelte, waar we in dit hoofdstuk verslag van doen." [mijn nadruk] (79)

"Oorspronkelijk is gekozen voor de methode van individuele interviews en focusgroepen. Gezien de noodzaak tot kostenbesparing zijn de interviews komen te vervallen en is gekozen voor focusgroepen."(83)

[Ja, het mocht natuurlijk weer niets kosten ... Typisch. En dan ook nog eenzijdige keuzes: alleen VMBO, op één persoon na alleen maar allochtonen, en 21 van de 28 personen zijn daarvan Turks en Marokkaans en hebben dus een islamistische achtergrond die lijfelijkheid veroordeeld.]

"De gemengde groepen zijn begeleid door een man van Palestijnse afkomst en een autochtone vrouw. Bij deze groepen waren twee observatoren aanwezig: een man van Surinaamse afkomst en een vrouw van Belgische afkomst. De meisjesgroepen zijn begeleid door deze twee vrouwen en de jongensgroepen door de twee mannen. De bijeenkomst voor professionals werd begeleid door de twee vrouwelijke gespreksleiders. In de hulpverlening is bekend dat de sekse en de etniciteit en andere achtergrondkenmerken van de hulpverlener het gesprek met de cliënt beïnvloeden (Noordenbos, 2007). Mogelijk is dit ook het geval in kwalitatief onderzoek. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat de allochtone jongens gemakkelijker praten tegen de allochtone gespreksleider dan de allochtone meisjes tegen de autochtone en Belgische gespreksleiders. Maar ook is het mogelijk dat de meisjes juist opener durven te zijn tegen de autochtone interviewer omdat ze minder bang zijn dat deze roddels verspreidt in de eigen gemeenschap." [mijn nadruk] (81)

[Nog meer onzekerheden over sociale wenselijkheid in de antwoorden.]

"De groepsgesprekken zijn gevoerd tijdens de ramadan, waar het grootste gedeelte van de jongeren aan meedeed. Volgens de islamitische religie zijn seksuele gedachten verboden tijdens de uren dat er gevast wordt. De focusgroepen hadden uiteraard niet het doel seksuele gedachten te stimuleren, maar dit moest wel duidelijk aan de deelnemers worden uitgelegd om misverstanden te voorkomen. Er is daarom het volgende door de mannelijke gespreksleider van Palestijnse afkomst verteld: “Sommige zullen denken, ik zit in ramadan en ik vind het moeilijk om over seks te praten. Als je dit gevoelige onderwerp tijdens ramadan bespreekt, en als je dat doet om iets te leren, en dat heb ik onderzocht, dan mag dat van islam.” De jongeren leken deze uitleg te begrijpen en te accepteren." [mijn nadruk] (82)

[En nog meer verkeerde invloeden op de objectiviteit. ]

"In de jongensgroepen werd veel explicieter over seksualiteit gesproken dan in de meisjesgroepen. Zo benoemden jongens verschillende seksuele handelingen en lichaamsdelen. Bij de meisjes was de taal meer verhuld."(82)

[En nog een: blufferige jongetjes en verlegen meisjes.]

Het materiaal dat getoond werd is toegevoegd. Nu volgen de resultaten van het onderzoek.

"Er is verder niet meer ingegaan op wat nu precies seks en seksuele intimidatie is. In de eerste jongensgroep wordt wel duidelijk dat de meeste jongens alleen penetratie beschouwen als echte seks." [mijn nadruk] (83)

[Waarom is daar niet verder op ingegaan? Vanwege de ramadan? Lijkt me nogal essentieel. ]

"De jongeren denken dat vooral andere jongeren dan zijzelf beïnvloed worden door de beelden."(85)

[Het niveau van de reacties is bedroevend laag. Nauwelijks reflectie. Alle bekende zaken komen meteen naar voren: jongens worden er geil van en meisjes niet (zeggen ze), jongens zijn op seks uit en meisjes niet, jongens letten vooral op uiterlijk en meisjes op het innerlijk, jongens zijn ongevoelig en weinig subtiel en meisjes veel meer (lijkt het), jongens masturberen wel en meisjes niet, meisjes denken aan hun reputatie / willen niet als slet gezien worden en jongens niet, en zo meer. ]

"In de eerste meisjesgroep vertellen de meisjes dat veel ouders het niet goed vinden dat hun kinderen naar beelden van seks in de media kijken. Vaders zijn hier strenger in dan moeders. Maar volgens de meisjes kunnen ouders het niet controleren of hun kind naar deze beelden kijkt. Ze weten niet wat hun kind op internet ziet en ook de tv staat vaak op de eigen kamer. Ouders accepteren eerder van jongens dat ze naar beelden van seks in de media kijken dan van meisjes. “Het is een jongen zeggen ze dan.” De meisjes vertellen dat zij door hun ouders ook op andere terreinen anders worden behandeld dan jongens. “Jongens mogen sowieso veel meer dan meisjes. Dat is toch niet eerlijk?” De meisjes beginnen harder te praten als dit thema wordt aangesneden. “Als meisjes gaan klagen, zeggen ze altijd ‘het is een jongen’.” Ouders letten veel minder op jongens dan op meisjes. De meisjes vinden dit niet kloppen" [mijn nadruk] (88)

"Ook in de tweede meisjesgroep wordt dit verschil in behandeling van meisjes en jongens door ouders aangehaald. “Een Turkse moeder vindt het niet erg als haar zoon seks heeft.” Bij dochters wordt hier heel anders op gereageerd. De meisjes denken dat jongens door deze andere benadering eerder aan seks gaan doen dan meisjes. Een andere gevolg is dat de meisjes nauwelijks met hun moeders kunnen praten over seksualiteit. Volgens de meisjes zijn moeders bang dat meisjes “het dan meteen gaan uitproberen”. Ouders zijn ook een belangrijke factor als het gaat om het nadoen van videoclips, denken veel meisjes in zowel de eerste als de tweede meisjesgroep. Meisjes die de clips nadoen hebben een “andere cultuur”. Wanneer de meisjes zelf de clips na zouden doen door bijvoorbeeld het dragen van blote kleding, zouden zij grote problemen krijgen met hun ouders." [mijn nadruk] (88)

[En zo worden de waarden en normen rondom rollen van ouder op kind overgedragen, in dit geval in islamitische conservatieve milieus. Niet echt verrassend.]

"De gespreksleider vraagt of het dan klopt dat “jongens eerder stoer zijn, vrouwen eerder hoeren”. “Ja”, zeggen de meisjes en ze zeggen dat ze dit niet eerlijk vinden. “Eigenlijk zouden we een woord moeten bedenken voor jongens die zich als hoeren gedragen.”"

[De twee meidengroepen hebben een vrouwelijke interviewer. Dat is zorgelijk. Vrouwen hebben de neiging voortdurend solidair te zijn met andere vrouwen. Dat zie je aan deze suggestieve vraag. Waarom stelt ze die? Die staat vast niet in het script.]

"De meisjes in beide groepen benadrukken gedurende het gesprek verschillende malen dat iedereen anders omgaat met beelden van seks in de media. Volgens hen heeft iedereen hierin een eigen keuze.(...) De meisjes in de eerste groep zeiden dat ze geen behoefte hadden aan meer informatie of gesprekken over dit thema. Wel vonden ze het interessant om te praten over de ongelijkheid tussen meisjes en jongens. Daar praten ze onderling ook veel over. Ook in de tweede groep werd er vaak over dit thema gesproken. Het praten over het thema seksualiteit vonden beide meisjesgroepen ook erg interessant. Maar de rol van de media vinden ze minder boeiend." [mijn nadruk] (90)

[Goed gezien van die meiden. De machtsongelijkheid en de dubbele moraal tussen de seksen zijn voor hun veel belangrijker en goed geïnformeerd zijn over seksualiteit ook. Dat kan ook echt gerealiseerd worden in de praktijk. Dat zou die meiden weerbaarder maken, al zouden ze ook meer problemen krijgen met hun ouders, mannen, de islam, hun geloof, en zo verder, want dat is wat emancipatie doet. Waar ze niets aan kunnen doen is aan het kapitalisme, de marketing, de media. Dat is abstract en ver weg. Hierna de jongensgroepen. Precies wat je verwacht en conservatief over mannen en vrouwen.]

"In de manier waarop jongeren omgaan met de andere sekse, zien de professionals de invloed vanuit videoclips erg duidelijk. “Meisjes worden gezien als lustobject en jongens moeten stoer zijn”, zegt een professional. “Het beeld van meisjes als gebruiksvoorwerp”, zoals veelvuldig te zien is in de media, zien zij ook zo, vertelt een man. Hierbij spelen ook culturele verschillen een rol. “Vooral Marokkaanse jongens maken meiden uit voor hoeren”, zegt een vrouw. De beelden hebben ook invloed op de manier waarop jongeren omgaan met seksualiteit. De meeste professionals zien dat jongeren steeds vroeger beginnen aan seks. Een man vertelt dat hij jongeren van twaalf in zijn spreekkamer krijgt die aan seks doen. Hij ziet onder jonge tieners geregeld ongewenste zwangerschappen. Dit verontrust hem. Een vrouw vertelt dat de beelden die meiden van TMF hebben, hen het idee geeft dat iedereen het doet. Dat dit waarschijnlijk toch niet alleen aan de beelden ligt, komt regelmatig in de discussie terug."(95)

"Als jongeren seksueel opgewonden raken van de geseksualiseerde beelden in de media, betekent dit dan ook dat zij eerder seks hebben? Zowel de jongens als de meisjes kennen andere meisjes en jongens die ook daadwerkelijk seks zouden hebben, geïnspireerd door de media, zoals videoclips. Het is echter niet te achterhalen in hoeverre deze verhalen daadwerkelijk zijn gebeurd, aangedikt zijn of alleen maar verondersteld worden door de jongeren, dus of er daadwerkelijk sprake is van kopieergedrag."(98)

[Nee, zeker niet met een onderzoek als dit.]

"Het lijkt erop dat sommige jongens de mening zijn toegedaan dat zij niet zelf in de gaten hoeven te houden of zij de grens van een meisje overschrijden. Deze verantwoordelijkheid ligt alleen bij het meisje. Dit zou kunnen betekenen dat meisjes die open zijn over seksueel grensoverschrijdend gedrag dat zij hebben meegemaakt, het risico lopen dat zij hiervoor veroordeeld worden door hun omgeving."(99)

"De meisjes vinden het niet fijn dat jongens veel nadruk leggen op hun uiterlijk en lichaam en minder op andere persoonskenmerken. Als een jongen serieus is, kijkt hij juist ook naar het innerlijk, en dat waarderen de meisjes meer. Ook een aantal jongens lijkt het niet fijn te vinden dat zij niet zo’n gespierd lijf hebben zoals de mannen in de media, maar laten zich daar niet expliciet over uit. De vraag is of jongens dit wel durven te zeggen in de setting van de focusgroep. De groepsdruk leek in ieder geval te groot om zich op een dergelijke kwetsbare manier op te stellen. Dit zou waarschijnlijk ernstige schade hebben toegebracht aan hun imago als ‘man’ (zie o.a. van Oosten & Van der Vlugt, 2002). Om hier zicht op te krijgen zijn individuele interviews (met jongens) nodig." [mijn nadruk] (101)

[En dan nog ... ]

"Het thema ‘media’ leek hen niet direct interessant. Dit komt omdat zij media niet meteen zien als een fenomeen dat een belangrijke invloed heeft op de verhoudingen tussen meisjes en jongens. Zij ervaren de ongelijke sekseverhoudingen eerder als een normaal, en voor de meisjes soms vervelend, onderdeel van hun eigen leven. De eenzijdige, genderstereotiepe, seksueel getinte beelden in de media, in dit onderzoek seksualisering genoemd, lijken hen vaak niet op te vallen omdat deze beelden aansluiten op hun eigen leefwereld die ook sterk bepaald wordt door eenzijdige genderrollen."(106)