>>>  Laatst gewijzigd: 12 december 2020   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Incididunt nisi non nisi incididunt velit cillum magna commodo proident officia enim.

Brinkgreve 'Psychoanalyse in Nederland - Een vestigingsstrijd' Christien BRINKGREVE
Psychoanalyse in Nederland - Een vestigingsstrijd
Amsterdam: De Arbeiderspers, 1984, 350 blzn.; ISBN: 90 2950 7810

(13) Inleiding - Op zoek naar het verleden van de Nederlandse psychoanalyse

"De psychoanalyse wordt algemeen erkend als een krachtige en originele synthese, zo schrijft Ellenberger, maar het probleem van haar wetenschappelijke status is nog niet tot klaarheid gekomen."(14)

[Door wie wordt dat erkend? En hoe kan dat als de wetenschappelijke status niet duidelijk is? Popper schreef naar aanleiding van de psychoanalyse Conjectures and Refutations zegt noot 5. Van Heerden is kritisch in De zorgelijke staat van het onbewuste. En vele anderen natuurlijk. Vandaar dan die positieve waardering? Mujeeb-ur-Rahman The Freudian Paradigm is daarentegen weer positief zegt noot 9.]

".. de huidige geschiedschrijving van de dynamische psychiatrie bevat meer onwaarheden, hiaten en legenden dan de geschiedenis van enige andere wetenschap."(15)

[Zegt Ellenberger blijkbaar op p.V. Psychoanalyse is dan ook geen wetenschap, zeg ik daarop.]

[Brinkgreve kon allerlei materiaal niet verwerven dat ze op het oog had voor het schrijven van deze dissertatie. Waarom niet? Waarom kreeg ze het niet voor elkaar de weigerachtige houding van deze elite - zoals ze de beroepsgroep noemt - te doorbreken?]

"De reden van deze beperking was de betrekkelijke ontoegankelijkheid van de analytische beroepsgroep. (...) Psychoanalytici maken een scherp onderscheid tussen wat goed is voor de beweging en wat schadelijk kan zijn; en onder dat laatste vallen kritiek en pogingen tot correctie, maar ook een onderzoek als dit, naar de ontstaans- en wordingsgeschiedenis van de analyse dat door iemand van buiten de eigen kring wordt verricht."(22-23)

[Dat punt komt steeds terug. En dat is ook de reden waarom je de psychoanalyse nooit een wetenschap kunt noemen.]

(30) Hoofdstuk een - De herkomst van de psychoanalyse

Ze volgt Ellenberger. Het leven van Freud wordt kort geschetst. Daarna kijkt ze naar de samenhang tussen Freuds leven en de ontwikkeling van de psychoanalyse.

"Hij was zo overtuigd van de waarheid van zxijn theorieën dat hij geen tegenspraak duldde. Deze karaktertrek - als intolerantie beschouwd door zijn tegenstanders en als waarheidsliefde door zijn volgelingen - heeft zijn stempel gedrukt op de analytische beweging. Afwijkende meningen werden gauw als verraad aan de zaak beschouwd, en de angst voor verkettering maakte de toon vaak omzichtig, en de inhoud meer gericht op exegese dan op toetsing, correctie en vernieuwing van ideeën."(40-41)

[Idem. Kritische toetsing is essentieel voor een wetenschap.]

Van Eeden en Jelgersma.

(54) Hoofdstuk twee - Vroege ontvangst: feiten en mythen. 1905-1917

Stärcke, Van Renthergem, Bouman, Westerman Holstijn. Op p.71 opmerkingen over de emotionele verbondenheid die de groep van analytici vaak ervaarde, ontstaan door de 'vijandige reacties' van de buitenwerelden doordat men elkaar intiem kende omdat men bij elkaar in analyse was geweest.

"Deze emotionele verbondenheid heeft, zoals we nog zullen zien, een aantal malen hevige spanningen en conflicten binnen de analytische gemeenschap met zich meegebracht, maar tevens een bijna familiaal saamhorigheidsgevoel dat de psychoanalytische beweging ook zijn kracht heeft gegeven."(71)

[Ik vind het nogal ziek, moet ik zeggen: jezelf als uitverkorene bestempelen en de wereld als een bedreiging ervaren, dat is precies de basis van waaruit je voor alle problemen de schuld gaat leggen bij anderen en jezelf als slachtoffer gaat zien. Heel die al eerder beschreven ontoegankelijkheid van de beroepsgroep heeft hier natuurlijk alles mee te maken.]

Brinkgreve beschrijft verschillende mythes die in de beweging een grote rol speelden. Freud presenteerde zichzelf als de eenzame held die tegen een leger van vijanden streed en zijn volgelingen accepteerden dat idee zonder meer. Daarbij werd ook steeds de context voor het ontstaan van Freuds ideeën ontkent en werd ook steeds onterecht steeds de originaliteit van Freuds opvattingen benadrukt. (Ellenberger) En verder had de psychoanalyse de hele tijd met weerstanden te maken:

"De mythe van de weerstanden was niet alleen belangrijk voor de psychoanalytische theorie maar ook voor de beweging. Het idee te leven in een vijandige buitenwereld deed de gelederen hecht aaneensluiten, versterkte de hechtheid van de analytische groep, en vervulde zo niet alleen een functie voor het behoud van de cohesie van de theorie maar ook voor die van de organisatie."(73)

(76) Hoofdstuk drie - De vestigingsstrijd van de Nederlandse psychoanalytici. 1917-1932

"Haar populariteit en prestige in die dagen had de psychoanalyse voor een deel te danken aan de eerste wereldoorlog. Freud leek gelijk te krijgen met zijn pessimistische visie dat de beschaving van de mensen slechts een dun vernislaagje was en dat daaronder agressieve driften woedden die heftig tot uitbarsting konden komen. Maar naast dat theoretisch gelijk kreeg de psychoanalyse ook wat de praktijk betreft de wind mee: vele frontsoldaten kregen last van 'oorlogsneuroses'; kwalen die als psychisch werden beschouwd (ze gingen er immers als gezonde jongens heen en organisch letsel kon niet gevonden worden), waarvoor de hulp van analytici werd ingeroepen."(88)

[In Nederland moet dat toch anders gelegen hebben, want Nederland bleef neutraal tijden WO I.]

De universiteiten moesten niet zo veel van de psychoanalyse hebben:

"Bepaalde regels van openheid van discussie, ontvankelijkheid voor kritiek en zoeken naar mogelijke weerlegging van eigen stellingen behoren tot de regels van het wetenschappelijke spel, hoe zelden die vaak ook nagevolgd worden. Binnen de psychoanalytische gemeenschap gelden iets andere regels: de drang tot toetsing en weerlegging staat daarin minder hoog aangeschreven dan het kennen van de theorie en het vinden van nieuwe bewijzen voor de juistheid ervan.(...) De zorg om 'de juiste lijn', de correcte Freud-interpretatie, heeft steeds geheerst in de analytische gemeenschap, en ook in het Nederlandse materiaal is er een aantal voorbeelden van te vinden, onder meer bij verzoeken om lid te worden van de analytische vereniging."(112-113)

[Brinkgreve formuleert nogal voorzichtig, vind ik. Maar wat mij betreft is het duidelijk: we hebben met een dogmatisch geloof te maken, al deze dingen vind je ook in religies en kerken.]

(137) Hoofdstuk vier - De komst van de emigranten. 1933-1940

Conflicten leidden tot afsplitsingen, alternatieve verenigingen van psychoanalytici. Meningsverschillen over de emigranten speelden daar ook een rol in.

(182) Hoofdstuk vijf - De psychoanalyse ondergronds. 1940-1945

(201) Hoofdstuk zes - De psychoanalytici raken gevestigd. 1945-1980

De meningsverschillen tussen mevr. Lampl-De Groot (trouw aan Freud) en Le Coultre (die ook wilde innoveren en het niet met alles wat Freud had geschreven eens was).

[Dus opnieuw 'de reckelijken en de preciezen', zoals in elke religie.]

(224) Epiloog - Het eendere en eigene