>>>  Laatst gewijzigd: 16 juni 2023   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Incididunt nisi non nisi incididunt velit cillum magna commodo proident officia enim.

Buelens 'Sigmund Freud - Kind van zijn tijd' Jan BUELENS
Sigmund Freud - Kind van zijn tijd
Amsterdam: Boom, 1971, 334 blzn.

(7) Ten Geleide (Apostel)

Het gaat om een wetenschapsgeschiedenis van de psychoanalyse, waarvan de essentiële elementen zijn: onbewuste processen, weerstand en verdringing, de waardering van de seksualiteit, en het Oedipuscomplex. Qua kennis is gaat het er om een eenheid van theorie en praktijk en van een wederzijdse assymetrische beïnvloeding van subject en object.

"Alle menselijke gedragingen, alle versprekingen, alle neurosen, alle dromen, alle bewustzijnsinhouden hebben voor Freud een fundamentele betekenis. Deze betekenis opsporen wil de psychoanalyse juist doen."(9)

[Eigenlijk zou dat een open deur moeten zijn wanneer je mensen niet reductionistisch maar in hun geheel wilt begrijpen. Ik vind het wel een mooie uitspraak. Al is natuurlijk de vraag of al die elementen allemaal even zwaarwegend zijn of zo zwaarwegend zijn als Freud denkt.]

(21) Inleiding

Veel auteurs over Freud doen alsof hij los van alles en iedereen een aantal briljante inzichten heeft geformuleerd (geniecultus, heldencultus). Dat is niet zo en Buelens gaat dus de achergronden / de context onderzoeken, al zal dat moeten met de nodige beperkingen (te veel bronnenmateriaal): zijn onderzoek beperkt zich daarom tot de periode tot en met 1900 (Traumdeutung).

Bronnen: werken, brieven en bibliotheek van Freud. Buelens meent dat

"Freud zeer weinig naar anderen verwijst, tenzij om af en toe eigen opvattingen te staven, en men krijgt eerder de indruk dat hij de kunst verstond om auteurs, die vóór hem analoge opvattingen in hun werk naar voren brachten, bewust of onbewust dood te zwijgen."(33)

(37) Hoofdstuk 1 - Biografische schets (1856-1900)

Freuds studiekeuze werd volgens Buelens vooral ingegeven door de sociaal-economische situatie van het Joodse gezin in Wenen: de familie Freud had het niet breed en arts worden kon (een vrij beroep, Joden mochten allerlei zaken niet kiezen) en bracht brood op de plank. Ook andere Joden maakten die keuze, dus er weinig vreemds aan Freuds studiekeuze. Freud had ook stomweg belangstelling voor exacte vakken.

De keuze om uit het lab bij Brücke te stappen heeft eenzelfde reden: hij was verloofd en wilde zo spoedig mogelijk een redelijk inkomen verwerven. De belangstelling voor psychiatrie en neurologie kwam onder andere voort uit de behoefte zichzelf en zijn 'neurasthenie' te leren kennen. 1886 begint hij zijn eigen praktijk in Wenen. Hij begon na de dood van zijn vader aan een uitgebreide zelfanalyse van 1897-2000.

[Het erge is dat allerlei latere auteurs psychoanalytische verklaringen gaan geven voor elke keuze die Freud ooit maakte en de sociaal-economische context stomweg vergeten. Goed van Buelens.]

(48) Hoofdstuk 2 - Het begin van Freuds wetenschappelijke activiteit: onderzoek van structuren en methodes

(59) Hoofdstuk 3 - Een experimenteel intermezzo: de cocaïnestudies (1884-1887)

"Als men het hele denken van iemand van Freuds gehalte gaat zien in het licht van één enkele beïnvloeding doet men automatisch de werkelijkheid geweld aan door er een partieel beeld van op te hangen."(49)

Buelens analyseert de neurologische geschriften op de algemene denkwijze die er uit spreekt. De positivistische van Helmholtz (Brücke werkt onder andere in die geest; het is een fysicalistische fysiologie). Invloed van Darwin. Freud heeft in zijn histologische werk observatie geleerd, hij had niet zo veel op met de experimentele methode waarvan veel mislukte bij hem (denk aan de cocaïnestudies). Freud wordt door Breuer gezien als iemand die gemakkelijk generaliseert en graag wil shockeren.

(66) Hoofdstuk 4 - De overgang van structuren naar functies

Mechanistisch reflexmodel van de werking van de hersenen in de studies uit deze periode. Denkt in de lijn van Meynert in termen van lokalisatie van functies (maar heeft er later kritiek op en ontwikkelt zijn visie van statisch naar dynamisch) en van associaties, onderscheid in primair en secundair ik, hersenschors en hersenkern, de lust-onlust-tegenstelling, materialisme en determinisme (vrije wil is schijn).

"Waar Wernicke en Meynert de voorvechters waren van een streng anatomische lokalisatietheorie voor de verschillende hersenfuncties gaat Freud onder invloed van Jackson, Bastian en het Darwinistische denken in het algemeen over naar een dynamische visie. Niet meer de precieze lokalisatie is van fundamentele betekenis voor een juist begrip van de functie en de pathologie der hersenen, maar wel de verbondenheid en de associatieve opbouw van de functies."(91)

Psychofysich parallellisme, interactionisme.

(98) Hoofdstuk 5 - De overgang van neurofysiologie naar psychopathologie; de eerste visie op de hysterie (symptomatische behandeling)

Freuds eerste gedachten over hysterie:

"De etiologie van de hysterie moet volledig gezocht worden in de erfelijkheid. Alle andere factoren zoals trauma, intoxicatie, emoties, enz. zijn slechts van incidenteel belang als gelegenheidsoorzaken ..."(103)

Later verschuift de nadruk van erfelijkheid naar constitutie en van neurologische theorie naar psychologische theorie.

(117) Hoofdstuk 6 - De hysterie als energetische stoornis of de eerste conflicttheorie

Eerst over de moeizame samenwerking tussen Breuer en Freud en over de Studien über Hysterie.

"Energie, spanning, geleiding, lading en ontlading, het zijn zovele termen, die in de sfeer van de technische ontwikkeling van het tijdskader liggen, die essentieel zijn voor het model [van de hysterie van Breuer en Freud] en die naar alle waarschijnlijkheid verband houden met deze laat negentiende-eeuwse, sensationele expansie van de techniek, in het bijzonder van de elektriciteit, telefonie en telegrafie."(137)

Termen als energie, weerstand, afweer, onderdrukking zijn in die tijd ook al te vinden in de Duitse fysiologische psychologie (Herbart, Fechner) en de Engelse associatieve psychologie (Spencer, Jackson, via Griesinger). (138)

"Zoals bij Herbart is bij Griesinger de opvatting aanwezig dat gevoelens gevaarlijk zijn [mijn nadruk], omdat zij de goede werking van het Ik (dat uit voorstellingen bestaat) bedreigen. Daarom moeten onduidelijke oordelen in klare voorstellingen omgezet worden, waardoor de affectieve toestanden opgeheven worden. Bij Breuer-Freud is er eveneens sprake van het 'eingeklemte Affekt' als oorzaak van een abnormale werking van het psychisch apparaat, in het bijzonder van het ontstaan van neurotische symptomen."(150)

(157) Hoofdstuk 7 - De 'Entwurf' (1895): de ultieme poging om een fysiologische psychologie te realiseren

Is pas in 1950 gepubliceerd en ingewikkeld. De rol van Fliess bij het denkproces. Het stuk geeft al een goed beeld van een aantal typische dualismen uit de pychoanalyse.

Wat betreft de driedeling de productie van endogene Q, de controle van het Ik, en de tussenkomst van de buitenwereld merkt Buelens op:

"De oplossing, waarvoor Freud opteert om een maximaal rendement te bekomen, is die van de liberale individualist: men rekent best op zijn eigen mogelijkheden, dus op versterking van het Ik.
Het is opmerkelijk dat Freud de twee andere mogelijkheden nooit ernstig overwogen heeft: wat de eerste mogelijkheid betreft, een rechtstreekse inwerking op de productie van de endogene Q heeft hij wel meermalen zijn geloof in een chemische (hormonale) beïnvloeding en oplossing onder woorden gebracht, maar de tweede mogelijkheid, die van een wijziging van de externe omgeving, heeft hij steeds afgewezen, met uitzondering van enkele vage pleidooien voor meer begrip in sexualibus. Hij motiveerde zijn houding door te verklaren dat een dergelijke ingreep niet tot de taak van de geneesheer behoort, maar fundamenteel geloofde hij nooit in de efficiëntie van een dergelijke aanpak: cultuur is het resultaat van driftbeheersing en vraagt steeds verdere driftbeheersing, terwijl anderzijds driften in se cultuurvijandig zijn (weer een van de Freudiaanse antinomieën). Een cultureel milieu, dat niet op driftbeheersing zou gebaseerd zijn, is voor Freud ondenkbaar, want per definitie onmogelijk. Hier ligt een principieel en onoverbrugbaar onderscheid tussen de psychoanalyse en het marxisme: voor Freud moet de redding gezocht worden in een verandering van het individu door uitbreiding van zijn Ik en van zijn Es-beheersing, voor Marx is de voorwaarde tot een wijziging van het individu gelegen in een verandering van economische verhoudingen, van relaties in de buitenwereld."(182)

[Zo is het maar net. En dat is waarom ik Freud nooit acceptabel zal vinden.]

De 'Entwurf' is Freuds ultieme poging om een psychologie op basis van de neurologie te ontwerpen. Het is mechanistisch denken ten top:

"In de Entwurf is de mens voor Freud een ware machine, waarvan de werking bepaald wordt door een input van interne en externe energie. Maar op één punt doorbreekt hij dit mechanistische beeld, nl. door de rol, die het Ik in dit apparaat krijgt."(192)

Het is ook Darwinistisch denken ten top: de strijd om het bestaan en om zelfbehoud staat centraal en het Ik is hier de regulator zoals ook in economische theorieën van die periode de markt de regulator was.

"Zo krijgen wij ook in dat model die eigenaardige combinatie van mechanisme en vitalisme: in een apparaat dat volledig gehoorzaamt aan de wetten van de natuur zit een systeem dat werkt met een eigen energie en dat een aanzienlijke macht uitoefent over de werking van het gehele apparaat. Die mysterieuze 'psychische energie' heeft al heel wat inkt doen vloeien in de psychanalytische literatuur ..."(194)

(195) Hoofdstuk 8 - Neurosen en seksualiteit (1894-1899)

Over het morele van Freuds standpunten zegt Buelens behartenswaardige dingen [maar die heb ik zelf ook al opgeschreven.]

"Duidelijk leeft hier de gedachte van de vrouw als een passief seksueel wezen, dat het 'lijdend voorwerp' is van de man. () Dat Freud inderdaad geloofde in de patriarchale gezinsstructuur en in de burgerlijke waarden van de laat negentiende eeuw ten aanzien van de seksualiteit zal ik verder aantonen, wanneer ik op de sociologische achtergronden van deze opvattingen inga."(211)

Over de moraal en het mechanisme van de verdringing heeft Buelens het uitvoerig vanaf p.214. Het Ik is vertegenwoordiger van de moraal.

"Ik meen dat het nuttig was de voorgaande opvattingen van Freud over afweer en verdringing weer te geven, omdat hieruit zijn stelling ten aanzien van de moraal, in het bijzonder, de seksuele, zeer duidelijk blijkt. Deze is uitgesprokjen conservatief: het bestaande wordt absoluut niet 'in Frage' gesteld, op één uitzondering na, nl. het taboe op het bespreken van de seksualiteit. Voor het overige werpt Freud zich op als een verdediger van de burgerlijke seksuele moraal. Deze vormt geen toevallig geheel van regels, gebonden aan allerlei uitwendige omstandigheden, maar een verzameling van voorschriften die uit de mens zelf komen, die constitutioneel bepaald en dus absoluut zijn. De seksuele moraal die de coïtus onder gunstige voorwaarden als enige aanvaardbare oplossing voorschrijft heeft biologisch gelijk: alleen door deze specifieke akt kan de seksuele spanning afgevoerd worden, al het overige leidt tot afwijkingen, neurotisch, of tot neurose predisponerend gedrag."(216-217)

Einde 19e eeuw werd gekenmerkt door een sfeeer van anti-seksualiteit, ook in Wenen. Freud zelf, zijn leermeesters, zijn patiënten behoorden allemaal tot de hogere burgerij. Maar de socioculturele verklaring voor de plaats van de seksualiteit in Freuds werk blijkt onvoldoende. Vandaar een psychologische verklaring. Hij verwijst naar Freuds neurose uit de 90-er jaren en stelt dat duidelijk uit Freuds teksten blijkt dat hij zelf ook masturbeerde.

(230) Hoofdstuk 9 - De 'Traumdeutung' (1900): de emancipatie van de psychologie

De dood van zijn vader en Freuds zelfanalyse vanaf 1897 hebben een belangrijke rol gespeeld in het ontstaan van dit boek. Zijn droomtheorie komt neer op: alle dromen zijn zinvol, zijn een volwaardig psychisch product; hun zin ligt in een (verklede) vervulling van een (verdrongen) wens, etc etc.

"Ik kan dit derde deel niet besluiten zonder de bemerking dat Freud zeer vaag blijft in zijn uiteenzetting. Nergens vindt de lezer een definitie van begrippen als logische samenhang, causale samenhang; het vervangen van de 'of-of'-relatie door een 'en-en'-relatie betekent blijkbaar niet dat men in de droom nooit voor keuze- of oordeelsproblemen zou staan, want Freud zelf geeft in de Traumdeutung voorbeelden van dergelijke gevallen (o.m. pp. 216, 265); dingen als negatie, tegenspraak en tegenstelling worden soms in één adem vermeld, alsof het een en hetzelfde gold; absolute uitspraken als 'de negatie komt in de droom niet voor' worden later weer gerelativeerd."(243)

De bespreking van verschillende thema's naar hun achtergrond begint met het idee 'het onbewuste'. Dat houdt bij Freud in:

"1 het onbewuste is een bijzonder gebied van het psychische (topisch);
2 het onbewuste oefent een permanente invloed uit op het bewuste (dynamisch);
3 het onbewuste werkt volgens een eigen modus (fysiologisch);
4 het onwuste staat in directe relatie met het verdrongene;
5 het onbewuste staat in directe relatie met de droom."(256)

1 is niet zo origineel. 2 is dat veel meer - heeft volgens velen te maken met een Romantische beïnvloeding van Freud.

Wat het Oedipuscomplex betreft, dat is door niemand zo geformuleerd. Volgens Freud was het universeel.

"Zoals geweten is de juistheid van dit besluit [door Freud dat het universeel is] achteraf door onderzoekingen van Amerikaanse cultureel-antropologen, weerlegd. Het is verder door een aantal Marxistische auteurs op sociologische gronden aangevallen. Hun verklaring, die ik wens te onderschrijven, is dat de ontdekking en het bestaan van het mannelijk oedipouscomplex niet kunnen losgemaakt worden van de burgerlijke gezinsstructuur van de laat negentiende eeuw. Dit complex is voor hen niet universeel, maar integendeel gebonden aan een autoritaire en patriarchale gezinsvorm. Een gezinsstructuur met een sterk dominerende vader en een moederfiguur, die het symbool is van genegenheid, tederheid en huiselijkheid, zou de verklaring inhouden voor het ontstaan van oedipale gevoelens."(264)

Die waarden raken aan de Joodse waarden en normen voor het gezin waarmee Freud was opgegroeid.

(268) Hoofdstuk 10 - De ontwikkeling van Freuds therapeutische techniek tot 1900

Op p. 275 opmerkingen over de dominantie van het woord, die of te maken zou hebben met de patiënten die vrijwel allemaal uit de hogere milieus kwamen en geleerd hadden zich te beheersen [geen gescheld en getier, geen drukke bewegingen, alleen een beheerst en toegedekt spreken] of met de Joodse achtergronden van deze theapeuten.

En wat betreft de vrije associatie:

"Freud gaat bij zijn methode van de opvatting uit dat er geen 'toevallige' associaties mogelijk zijn, dat zelfs de schijnbaar meest zinloze of futiele gedachten ergens een betekenis hebben."(278)

[Maar de vraag is natuurlijk of dat waar is en zo ja, of we die betekenis kunnen kennen.]

(284) Hoofdstuk 11 - Sigmund Freud, kind van zijn tijd

Samenvatting van alle punten.