>>>  Laatst gewijzigd: 7 september 2023   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Deze dissertatie van Boudry vat op een heldere manier de kritiek samen die je op zoiets als de psychoanalyse kunt hebben. Opvattingen van dat soort zijn immuun voor kritiek en kunnen wetenschappelijk niet weerlegd of bevestigd worden.

Het boek begint met een harde kritiek op de mythevorming van Freud en binnen de psychonalyse en gaat dan verder in op de verschillende manieren waarop Freud en zijn volgers hun opvattingen immuun maken voor kritiek.

De bekendste manier is uiteraard dat iedereen die kritiek heeft verweten wordt "weerstand" tegen de psychoanalyse of tegen de psychoanalyticus te hebben. Hoe dom dat op de man of vrouw spelen is, hoe krampachtig dat gepsychologiseer vanuit nota bene je eigen theorie is, wordt duidelijk als je bedenkt dat de ander dan even gemakkelijk kan zeggen dat de psychoanalyticus "weerstand" heeft tegenover mensen die kritiek op hem hebben. Je schiet werkelijk niets op met dat soort reacties en ze zijn dan ook typisch voor iedereen zonder enige vorm van zelfkritiek.

Hierna worden nog meer van dat soort truukjes besproken. Ik kan het iedereen aanraden om er eens doorheen te lezen. Heel boeiend, ook voor dogmatische opvattingen buiten de psychoanalyse.

Het boekje is erg in overeenstemming met mijn eigen gedachten. Het is ook helder geschreven. Ik heb alleen wat moeite met de plaatsing van hermeneutiek en met de bewering dat de waarheid of onwaarheid van een interpretatie er volgens hermeneutici niet toe doen (p.72: "aangezien de hermeneuten afstand doen van elke waarheidsaanspraak"). Een interpretatie is niet zo maar subjectief, ook voor interpretaties geldt dat controleerbaarheid belangrijk is, wat postmodernen daar ook over roepen. Maar Boudry heeft gelijk dat Freud dat zelf nooit zo benaderd heeft, die man dacht echt dat hij natuurwetenschap beoefende. Niets is minder waar.

Voorkant Boudry 'De naakte keizers van de psychoanalyse' Maarten BOUDRY
De naakte keizers van de psychoanalyse - De immunisatiestrategieën van een pseudowetenschap
Gent: Universiteit Gent, dissertatie wijsbegeerte, 2006, 125 blzn.

(6) [1] Inleiding

(6) [1.1] Proloog

"In zijn essay ‘Freud and the idea of a pseudoscience’ schrijft de filosoof en notoire Freud-criticus Frank Cioffi: “A successful pseudoscience is a great intellectual achievement. Its study is as instructive and worth undertaking as that of a genuine one.” Met deze studie wil ik één van de merkwaardige eigenschappen van de psychoanalyse belichten – haar immuniserende karakter – die mede haar succes als één van de meest invloedrijke culturele drijfkrachten de 20e eeuw heeft verzilverd. De immunisatiestrategieën waarvan sprake vormen een specifieke categorie van drogargumenten waarmee de proponenten van de psychoanalyse empirische weerleggingen en kritische argumenten in het algemeen ontvluchten of op zich laten afketsen, met de bedoeling om de psychoanalytische doctrine in de praktijk onweerlegbaar maken."

(7) [1.2] Verantwoording

(11) [2] Het strijdtoneel

(11) [2.1] De Freud wars

"Eén van de kritieke hoogtepunten in de academische disputen rond Freud en zijn geesteskind, die omwille van hun aanhoudende hevigheid bekend staan als de Freud Wars, was de publicatie op 18 november 1993 in The New York Review of Books van The Unknown Freud, een artikel van de literaire criticus en voormalige Freudiaan Frederick Crews. In de gepubliceerde briefwisseling die op het controversiële essay van Crews volgde, vloeide meer inkt dan The New York Review of Books ooit aan de nasleep van een artikel had besteed."(11)

(12) [2.2] Het zwartboek van de psychoanalyse

"In september 2005 verscheen bij de Franse uitgeverij les Arènes een zwaarlijvig boek dat sindsdien een storm van protest heeft ontketend in intellectueel en therapeutisch Frankrijk: Le Livre Noir de la Psychanalyse. Meer dan veertig historici, epistemologen, psychiaters, psychologen en gedupeerde patiënten maken er, onder de redactie van Catherine Meyer, een kritische balans op van een eeuw freudisme."(12)

(15) [3] De Bewijslast

(15) [3.1] De mythe en haar eerste barsten

"Het boek dat de eerste barsten aanbracht in deze mythe – die ook nu nog door een deel van het grote publiek voor waar wordt aangenomen – was The Discovery of the Unconscious van de historicus Henri Ellenberger. In zijn uitvoerig hoofdstuk over Freud betoogt Ellenberger dat de mythe van de vijandige weerstand die Freud destijds trotseerde gebaseerd is op een overdrijving van het antisemitisme en de vermeende Victoriaanse vooroordelen die de ‘aanvaarding’ van de psychoanalytische inzichten in de weg stonden. Van groter belang is dat de ideeën van het Onbewuste en de rol van de seksualiteit, waarvoor Freud altijd zijn volstrekte originaliteit heeft benadrukt, volgens Ellenberger in werkelijkheid al zijn terug te vinden in het werk van onder anderen Herbart, Fechner, Nietzsche, Meynert, Moll, Krafft-Ebing, Schopenhauer en Janet." [mijn nadruk] (15)

"Tot de historici die het pad van Ellenberger verder volgden en de Freudiaanse legende op de helling zetten, behoren Paul Roazen met zijn boek Freud and his Followers en Frank Sulloway met Freud, Biologist of the Mind. Beide historici toonden aan hoe Freud op bijna elk punt in zijn werk de geschiedenis uitwiste om er een psychoanalytische mythe voor in de plaats te stellen." [mijn nadruk] (16)

"Maar als de ‘crypto-bioloog’ Freud – om Sulloways term te gebruiken – de wetenschappelijke en minder wetenschappelijke theorieën van zijn tijd gretig overnam, hoe waarschijnlijk is zijn stellige bewering dan nog dat hij enkel onbevooroordeelde waarnemingen heeft gemaakt, en dat hij met geen enkele theoretische vooronderstelling naar zijn patiënten heeft geluisterd? Was die bewering van Freud niet zijn voornaamste argument om vol te houden dat er geen vorm van ‘suggestie’ kon aan het werk geweest zijn? Een antwoord op de suggestieproblematiek wordt geformuleerd in Adolf Grünbaums The Foundations of Psychoanalysis."(16)

(16) [3.2] Het geboorteuur van een pseudowetenschap

"Het relaas over de overgang van de verleidingstheorie naar de fantasme-theorie bijvoorbeeld, dat verhaalt hoe de eigenlijk psychoanalyse het levenslicht zag en bijgevolg hét sleutelmoment is in haar orthodoxe en officiële geschiedenis, is een kaartenhuis van manifeste leugens en verdraaiingen." [mijn nadruk] (16-17)

"Zoals Cioffi – en later Israëls, Schatzman en Esterson – hebben betoogd, is dit verhaal een compleet verzinsel: het was Freud zelf geweest die deze seductie-verhalen had gereconstrueerd en vervolgens met de grootst mogelijke moeite aan zijn patiënten had opgedrongen, in weerwil van hun protest en ongeloof. Freud hield destijds vol dat deze seksuele herinneringen, om een pathogene kracht te bezitten, per definitie onbewust moesten zijn, en dat de therapeut ze slechts middels dwingende insistentie van zijn kant kon lospeuteren."(17)

[Waaruit maar weer eens blijkt dat onbevooroordeeld luisteren en interpreteren niet samengaan met een autoritaire en dogmatische persoonlijkheid.]

(18) [3.3] Het verdict van de wetenschap

"In ieder geval: in zoverre de psychoanalyse vatbaar is voor empirische weerleggingen, is het wetenschappelijke verdict over haar tijdens de laatste eeuw quasi unilateraal negatief geweest. Dat de psychoanalyse aan de faculteiten psychologie van de meeste universiteiten nog hoogstens als een historische curiositeit wordt aangezien, komt omdat er na honderd jaar nog steeds geen enkele specifiek psychoanalytische hypothese is die confirmatie heeft gekregen in onafhankelijke en gecontroleerde onderzoeken." [mijn nadruk] (18)

[Hear hear!]

(19) [3.4] Verdere onthullingen

"Zoals Freud in zijn latere levensjaren min of meer toegaf, maar helaas zonder er de gepaste theoretische conclusies uit te trekken, was zijn carrière een aaneenschakeling van therapeutische mislukkingen. Historici wezen niet alleen uit dat Freud nagenoeg geen enkele van zijn beroemde patiënten – de Wolfman, Dora, Elisabeth von R., Cäcilie M. – heeft genezen, maar dat hij met zijn autocratische en wilde therapeutische methodes een puinhoop heeft gemaakt van nagenoeg al zijn gevalsstudies. Daarnaast hebben nauwgezette historische onderzoeken, samen met de integrale publicatie van de Freud-Fliess correspondentie, die voorheen aan de kleinzielige censuur van orthodoxe Freudianen Ernst Kris en Anna Freud onderworpen was, steeds meer compromitterende zaken aan het licht gebracht: dat Freud in 1898 opschepte over talloze therapeutische successen die in feite onbestaande waren; dat hij zich in zijn therapeutische praktijk steevast liet leiden door zijn theoretische preoccupaties van het moment, die hij vervolgens middels suggestieve en dwingende methoden aan zijn patiënten opdrong; dat hij zich op de borst klopte dat onafhankelijk onderzoeken zijn theorieën over infantiele seksualiteit ‘tot in elk detail’ bevestigd hadden, terwijl deze onderzoeken in werkelijkheid nooit hadden plaatsgevonden; dat hij zijn meest geroemde analyses in De Droomduiding en de Psychopathologie van het Dagelijkse Leven verzonnen heeft; dat hij doorheen zijn hele carrière, zoals Peter Kramer het verwoordde, “stretched facts on the procrustean bed of theory”; dat hij leugens verspreidde over zijn voormalige collega Breuer om deze te discrediteren en zo als enige de eer op te strijken voor de ‘ontdekkingen’ van de psychoanalyse; dat de psychoanalytische beweging zich onder zijn auspiciën meer als een religieuze sekte gedroeg dan als een wetenschappelijke onderneming; dat hij op een cynische en opportunistische manier misbruik maakte van zijn patiënten en volgelingen; etc.." [mijn nadruk] (19-20)

"Het werk van Malcolm Macmillan vormt, samen met de bloemlezingen van Frederick Crews en Catherine Meyer, de belangrijkste uitdaging voor hedendaagse psychoanalytici die het hoofd boven water willen houden. Voor we onderzoeken op welke manier de psychoanalyse zich tegen de kritieken immuniseert die ik in de voorbije pagina’s heb opgesomd, moeten we eerst nog een belangrijke vraag beantwoorden: is de psychoanalytische theorie überhaupt falsifieerbaar? Hoe situeren haar immunisatiestrategieën zich ten opzichte van de theorie?"(20)

(21) [4] Niet-falsifieerbaarheid en pseudo-wetenschap m.b.t. de psychoanalyse

(21) [4.1] Het verdict van Popper

"In Conjectures and Refutations velt de wetenschapsfilosoof Karl Popper zijn beruchte verdict over de theorieën van Freud en Adler: aangezien er geen enkel menselijk gedrag denkbaar is dat in strijd zou zijn met het Adlerisme of het Freudisme, zijn beide theorieën niet-falsifieerbaar en kunnen ze derhalve niet tot de wetenschap gerekend worden ..."(21)

"In 1958 vroeg de wetenschapsfilosoof Sidney Hook aan een auditorium psychoanalytici welke gedragingen een kind zou moeten stellen om de psychoanalyticus ervan te overtuigen dat het geen Oedipuscomplex heeft. Er kwam geen antwoord."(21)

(22) [4.2] De Psychoanalyse: een theoretisch kluwen

"De psychoanalytische theorie bevat een uitgebreid gamma aan conceptuele jokerkaarten die andere delen van de theorie, wanneer deze door weerleggingen bedreigd worden, te hulp kunnen schieten. Aangezien Freud deze jokerkaarten zelf al gretig gebruikte om er potentiële weerleggingen mee te overtroeven, wordt de opdracht om een falsifieerbare theorie-op-zichzelf te onderscheiden van de immuniserende technieken van haar aanhangers hiermee nog méér bemoeilijkt." [mijn nadruk] (25)

"De jokerkaarten die ik net behandelde mogen dan wel bijzonder handige instrumenten zijn om bepaalde soorten falsificaties te ontduiken, maar ze volstaan bijlange niet om in de hedendaagse Freud wars het hoofd boven water te houden. Vermits de verzamelde bewijslast tegen de psychoanalyse uit talloze hoeken tegelijk komt – experimenteel, epistemologisch, historisch, therapeutisch, wetenschapsfilosofisch – is er nood aan meer krachtige en algemene methodes om de psychoanalyse tegen de kritiek te beschermen. Zoals we zullen zien, zijn de immunisatiestrategieën die in dit werk behandeld worden methodes om de bewijslast in zijn totaliteit te kortsluiten." [mijn nadruk] (27)

(28) [4.3] Defecte methodologische manoeuvres: de theorie-op-zichzelf?

"Frederick Crews heeft het terecht over “[the] ambiguous and opportunistic character of the whole Freudian system, in which any given proposition, however testable in theory, is preserved from risk by escape clauses, vague interpretations or even outright contradictions. [mijn cursivering]”"(30)

(30) [4.4] Pseudo-wetenschap?

"De nietfalsifieerbaarheid is in dat opzicht enkel de finale impasse van het pseudo-wetenschappelijke proces waar het in essentie om draait: de systematische pogingen om kritieken en weerleggingen allerhande te ontvluchten en de perverse gewoonte om deze zelfs als glasheldere confirmaties van de theorie te beschouwen."(30-31)

(32) [5] De immunisatiestrategieën van de psychoanalyse

(32) [5.1] Immunisatie 1 : De Symptoomanalyse van de Kritiek

"Zonder twijfel het meest beruchte voorbeeld van zo’n argument dat oorspronkelijk als theoretische jokerkaart dienst deed maar na verloop van tijd werd opgevijzeld tot een polyvalente immunisatiestrategie, is het ‘argument van de weerstand’. Aanvankelijk diende het argument bij Freud om de patiënt – ongeacht wat deze zei of naliet te zeggen – in het voorgeschreven theoretisch kader te dwingen, maar het duurde niet lang eer Freud er een methode in ontdekte om ook zijn critici monddood te maken." [mijn nadruk] (32)

"Zoals de historische onderzoeken van onder anderen Ellenberger, Cioffi en recent nog BorchJacobsen & Shamdasani hebben aangetoond, maakt dit verhaal over de irrationele negatieve receptie van de psychoanalyse deel uit van een mythe die door Freud zelf is vereeuwigd om zijn eigen ‘morele moed’ te verheerlijken. De historische realiteit wijst uit dat de wetenschappelijke tijdsgenoten van Freud in ieder geval geen ‘irrationele weerstand’ boden in de zin dat ze bijvoorbeeld zijn boeken openlijk verafschuwden en zonder enige vorm van rationele kritiek in de banvloek sloegen. De ontvangst van Freuds bekende werken was misschien niet onverdeeld positief, maar al bij al konden zijn wilde theoretische speculaties nog op relatief veel bijval rekenen. In het algemeen waren de kritieken op zijn werk genuanceerd en rationeel onderbouwd, en sneden ze dikwijls methodologische kwesties aan die ook in de hedendaagse kritieken blijven opduiken." [mijn nadruk] (33)

"Zoals Borch-Jacobsen en Shamdasani in Le Dossier Freud hebben gedocumenteerd, zijn de aspecten van Freuds werk die destijds sceptische wenkbrauwen deden fronsen – de schijnbare willekeur van de methode, de verwaarlozing van de suggestie-problematiek, de onzorgvuldigheid in het onderscheiden van hypothesen en feiten – precies dezelfde thema’s die ook vandaag vele kritieken op de psychoanalyse inspireren." [mijn nadruk] (34)

[Het grootste probleem met die algemene insteek van weerstand is dat hij ook geldt voor psychoanalytici. Laat die maar eens uitleggen waarom hun immunisterende reacties op kritiek niet óók voortkomen uit weerstand.]

"Wie historisch onderzoek verricht naar de begindagen van de psychoanalyse, krijgt niet de indruk dat Freud de gewoonte had om meningsverschillen op een rationele manier te beslechten. Spijts zijn retoriek over wetenschappelijke integriteit en zorgvuldigheid, bleek het idee van een degelijke intellectuele discussie, waarin verschillende rationele en empirische argumenten tegen elkaar worden afgewogen, niet bepaald aan Freud besteed. De historicus Frank Sulloway leert ons dat Freud zijn volgelingen zelfs expliciet aanraadde om hun wetenschappelijke tegenstanders te behandelen als ongeanalyseerde patiënten die ‘weerstand’ bieden." [mijn nadruk] (36)

"Nagenoeg iedereen zal het erover eens zijn dat we hier namelijk met een ietwat ranzig en eigenlijk compleet ontoelaatbaar ad hominem argument te doen hebben, en veel moderne Freudianen beseffen dan ook dat ze zichzelf in diskrediet brengen door het openlijk in de mond te nemen."(37)

"Voor die vertwijfeling over het argument van de weerstand hebben de hedendaagse Freudianen – het mag geen wonder heten – een aantal goede redenen:
* Ten eerste bezondigt elke symptoomanalyse van de tegenkritiek zich, zoals het kleinste kind inziet, aan het petitio principii: de geldigheid van de psychoanalyse is net wat ter discussie staat, dus het brengt geen zoden aan de dijk om de critici te lijf te gaan met hetgeen ze net betwisten: het zorgt hoogstens voor een uitzichtloze intellectuele loopgravenoorlog.
* Ten tweede baart de al te grote potentiële slagkracht van het argument vele psychoanalytici terecht zorgen, zoals ik hierboven al aanstipte. Wie het argument van de weerstand gebruikt in de versie die Freud hanteerde – die stelt dat ook dikke boeken van eminente critici simpele emotionele weerstand kunnen verhullen – meet zichzelf impliciet een soort van intellectuele ongenaakbaarheid aan. Wie garandeert immers dat er ook maar één argument is dat niet door de immunisatiestrategie van de ‘weerstand’ kan worden weggewuifd?"(40)

"Door de critici van de psychoanalyse systematisch op de sofa te sleuren en hun verborgen pathologische complexen of weerstanden bloot te leggen, pretendeerden psychoanalytici dat ze zich niets van hun argumenten hoefden aan te trekken."(43)

" ... het drogargument van het petitio principii: de geldigheid van de psychoanalyse is net wat ter discussie staat, dus wie de kritieken op de theorie te lijf gaat met hetgeen deze critici precies betwisten, preekt enkel voor eigen parochie." (44)

"Wanneer we kunnen aantonen dat de consequenties van een immunisatiestrategie manifest absurd zijn en dat geen enkele min of meer redelijke psychoanalyticus ze op andere domeinen zou toepassen, dan hebben we aangetoond dat de gekozen verdediging een arbitraire vluchtweg is en een bedenkelijke manier om de psychoanalyse ad hoc een intellectuele vrijbrief te verlenen."(44)

(49) [5.2] Immunisatie 2: Alle Platitudes leiden naar Wenen: de Exclusiviteit van het Truïsme

"Door de psychoanalyse ten gepasten tijde te associëren met wollige truïsmen over onze menselijke conditie of met triviale common sense-psychologie, waar ze in het beste geval lang geen alleenspraak kan op maken en in het slechtste geval omzeggens niets mee te maken heeft, proberen psychoanalytici hun pseudotheorie in de praktijk van de intellectuele discussie incontournable te maken."(49)

"Door de psychoanalyse in de nabijheid van Freud-critici zo vaag en platitudinaal mogelijk voor te stellen, worden haar potentiële falsifiers verminderd.(...) Bovendien zorgt het vage karakter van dergelijke proposities ervoor dat ze überhaupt niet bijzonder ‘risicovol’ zijn in de Popperiaanse betekenis. Als de psychoanalyticus zijn theorie dus valselijk identificeert met nietszeggende platitudes die niemand wil of kan ontkennen, maakt hij de psychoanalyse – of althans haar minimalistische uithangbord – in de praktijk onweerlegbaar of incontournable."(50)

"Naast het opmerkelijke feit dat Lear in deze citaten de volledige bewijslast tegen de psychoanalyse als onbelangrijk wegwuift, is het opnieuw typerend hoe hij ons probeert voor te spiegelen dat er wat betreft de psychologie van de irrationaliteit voorbij het rijk van Freud enkel braakliggend niemandsland is."(51)

"Met zijn kritiek op het intellectueel isolationisme en fanatisme van Freud en zijn volgelingen stond Alfred Hoche beslist niet alleen. Hoe het ook zij, na verloop van tijd begon de strategie van de ‘oerfreudianen’ haar vruchten af te werpen: door de legende van de heroïsche Sigmund die als een Columbus van de geest het woeste continent van het Onbewuste ontdekte, steeds opnieuw te herhalen en later in de officiële biografie van Ernest Jones te institutionaliseren, zijn wij die ahistorische legende in onze cultuur stilaan als gemeengoed gaan beschouwen." [mijn nadruk] (52)

"En wat met Freuds theorieën over seksualiteit? Was hij het niet die ons als eerste de allesdoordringende invloed van de seksualiteit aantoonde, in een cultuur die haar altijd genegeerd en verdrongen heeft?"(52-53)

"Men hoeft geen historicus van de seksualiteit te zijn om aan te voelen dat er een luchtje zit aan dit argument. Niet alleen was Freud bijlange de eerste niet om ons op de aantrekkingskracht en de grote invloed van de seksualiteit te wijzen, zelfs zijn specifieke theorieën daarover waren schatplichtig aan wetenschappelijke en minder wetenschappelijke voorlopers als Fechner, Meynert, Benedikt, Herbart en Janet. De ideeën over de doordringende en soms pathologische invloed van de seksualiteit bijvoorbeeld hadden – in tegenstelling tot wat Freud altijd volhield – rond de 19e eeuw al ruim ingang gevonden in de Europese psychiatrie."(53)

"Het is echter niet alleen historisch onjuist om Freud als de uitvinder van het Onbewuste voor te stellen, de psychoanalytische invulling ervan valt ook geenszins te rijmen met wat volgens Verhaeghe tegenwoordig in wetenschappelijke kringen aanvaard is. In tegenstelling tot het almachtige psychodynamische Onbewuste van Freud, dat driftmatig en irrationeel is, volgestouwd met perverse en agressieve inhouden die uit het bewustzijn werden verbannen, is het cognitieve onbewuste van de moderne wetenschap probleem-oplossend en computationeel, kan het niet door vrije associatie ontbloot worden, is het geenszins uit onze bewuste geest 'verdrongen' en is het juist onontbeerlijk om gewoon te leven, denken en doen." [mijn nadruk] (54)

"In feite is Eagle nodeloos voorzichtig wanneer hij het heeft over de ‘meeste’ wetenschappers, want de stelling dat ‘een groot deel van onze mentale activiteit buiten ons bewustzijn om gebeurt’ is zo oncontroversieel dat geen enkele hedendaagse wetenschapper ze – in die algemene formulering! – zou betwisten."(55)

"Waarom wil iemand de gemeenplaatsen dat ‘seks belangrijk is in ons leven’, dat ‘mensen soms irrationeel zijn’, en dat ‘in ons hoofd veel dingen onbewust gebeuren’ per se aan een Weense zielenknijper uit een vervlogen eeuw toeschrijven, zelfs als de geschiedenis vierkant tegen zijn standpunt pleit?"(58)

"Hoe dan ook is het toenemende en steeds meer doorzichtige gebruik van deze immunisatiestrategie een symptoom van het nakende intellectuele bankroet van de psychoanalytische beweging. Als Paul Verhaeghe bijvoorbeeld als Freudiaan niet meer kan hardmaken dat elke jongen zijn vader wil vermoorden en naar bed wil met zijn moeder, en hij zich in de plaats daarvan moet verschansen achter het mistige truïsme dat “kinderen een nauwe band hebben met hun moeder, waar ze achteraf van moeten loskomen”, dan betekent dat dat de kleren van de keizer al zo flinterdun en verbleekt zijn geworden dat ze zijn naaktheid nauwelijks meer kunnen verhullen. Binnen afzienbare tijd zal iedereen dan ook de ultieme holheid van de hedendaagse ‘psychoanalytische inzichten’ inzien en met Frank Cioffi kunnen beamen: “We don’t need bloody Freud to tell us that!”" [mijn nadruk] (58)

(59) [5.3] Immunisatie 3: Het Hermeneutische Hazenpad

"Eén ding was duidelijk: zolang psychoanalytici zich naar de gangbare maatstaven van de wetenschap schikten, werden ze langzamerhand teruggedrongen in een klein hoekje en achtergelaten met een handvol weinig opzienbarende platitudes. Que faire? Zou het niet kunnen dat die zogenaamde ‘wetenschappelijke’ standaarden van bewijsvoering eigenlijk helemaal niet van toepassing zijn op de psychoanalyse, omdat ze zich fundamenteel op een ander niveau bevinden, of omdat ze de essentie van de psychoanalyse niet raken?" [mijn nadruk] (59)

"... het idee dat de psychoanalyse zich op één of andere manier aan de normale wetenschappelijke bewijsvoering onttrekt, en dat de kritieken uit die richting met andere woorden hun doel voorbij schieten. De eerste van die strategieën is het ‘Hermeneutische Hazenpad’, dat eind de jaren zestig voor het eerst werd ingeslagen door de Franse filosoof Paul Ricoeur en de Duitse filosofen Jürgen Habermas en Karl Jaspers." [mijn nadruk] (59)

"Freuds werkelijk theoretische verdiensten, aldus de hermeneutische Freudianen, liggen namelijk niet op het wetenschappelijke terrein van de etiologie van de geestesziekten of de causale verklaringen van mentale fenomenen, maar op het ‘hermeneutische’ terrein van interpretatie en semantiek, van het betekenis-verlenen aan de nuances en de meerzinnigheid van talige uitingen.(...) Op de kritiek dat de psychoanalyse geen wetenschap is, kan het antwoord dus enkel luiden: ‘Natuurlijk niet!’"(59-60)

"Wie eender welk werk van Freud op een willekeurige pagina openslaat, zal inzien dat de hermeneutische reconstructie van de psychoanalyse kant noch wal raakt. Freud heeft niet zomaar een interpretatief of hermeneutisch kader ontworpen om het menselijke bestaan ‘narratief begrijpelijk’ te maken, hij heeft een theorie voorgesteld met een aantal empirische proposities – weliswaar dikwijls dubbelzinnig en zelden falsifieerbaar – over de structuur en de causale werking van ons mentaal leven, die net zo goed als eender welke andere theorie over de werking van de menselijke geest in principe vatbaar is voor de normale procedures van wetenschappelijk onderzoek. Zonder de wetenschappelijke aspiraties houdt het hele Freudiaanse oeuvre geen steek, en wie beweert dat Freud de aard van zijn eigen theoretische verwezenlijkingen op een danige fundamentele manier ‘verkeerd begrepen’ heeft, kan net zo goed de hele theorie in de prullenmand werpen. Voor Freud, die zichzelf als de rechtstreekse intellectuele erfgenaam van Copernicus en Darwin beschouwde, was het essentieel om het wetenschappelijke karakter van zijn geesteskind te benadrukken. Hij vond het dan ook een “gross injustice that people have refused to treat psychoanalysis like any other science.”en schreef over de psychoanalytische theorie: “like every other natural science, it is based on a patient and tireless elaboration of facts from the world of perception"." [mijn nadruk] (160-161)

"Zoals Filip Buekens opmerkt: hoe kan een theorie of een ‘narratief schema’ waarvan de eventuele waarheid irrelevant is, ooit als basis fungeren voor interpretaties die wél pretenderen waar te zijn?"(65)

[Ik heb wat moeite met de plaatsing van hermeneutiek en de waarheid of onwaarheid van een interpretatie hier. Zie bv. p.72: "aangezien de hermeneuten afstand doen van elke waarheidsaanspraak". Is dat zo?]

(66) [5.4] Immunisatie 4: Duurzame Genezing door Diepe Inzichten

"Om zijn theoretische systeem overeind te houden, moet de Freudiaan er dus van uitgaan dat geen enkele andere therapievorm benevens de psychoanalyse tot therapeutische successen in staat is. Hoe speelt hij of zij dat klaar? Die zogenaamde successen van de andere therapieën, zo verklaart de psychoanalyticus, zijn slechts van een oppervlakkige aard en derhalve nooit duurzaam, omdat ze niet tot het ‘diepere complex’ doordringen dat aan de mentale stoornis – steevast gekwalificeerd als ‘symptoom’ – ten grondslag ligt. Erger nog: wanneer zo’n symptoom door een oppervlakkige psychotherapie ‘onderdrukt’ wordt, dan zal de druk op de psychische ketel verhogen en het onopgeloste complex een andere uitweg zoeken. Voor dit vermeende verschijnsel van ‘symptoomsubstitutie’ baseren psychoanalytici zich op het psychische model van de stoomketel dat Freud introduceerde." [mijn nadruk] (67)

"Ook tot op vandaag is het argument van de ‘duurzame genezing door diepe inzichten’ voor een groot deel van het psychoanalytische veld – dat voorts nochtans uitermate verdeeld is door theoretische geschillen – een gemeenschappelijk geloofsartikel."(68)

"Gelukkig hoeven we ons niet te veel zorgen te maken omtrent deze overwegingen, want er is hoe dan ook geen spatje empirische evidentie voor de bewering dat de graad van terugval bij ‘gewone’ psychotherapieën hoger is dan een psychoanalytische therapie, of dat deze laatste meer duurzame effecten zou bereiken. Zelfs Fisher en Greenberg, die in hun kritische studie The Scientific Credibility of Freud’s Theories and Therapy nochtans sympathiseren met de psychoanalyse, erkennen dit punt ..." [mijn nadruk] (71)

"Door steeds opnieuw de klemtoon te leggen op de mysterieuze diepgang van de psychoanalyse, en haar te contrasteren met het ‘oppervlakkige’ karakter van de rivaliserende theorieën, weten psychoanalytici nog steeds veel mensen een rad voor de ogen te draaien. Los daarvan geeft de lange duur en het extreme prijskaartje van een behandeling de psychoanalyticus ook begrijpelijke motieven om prat te gaan op de unieke diepgang van de therapie. Wie immers tien jaar lang elke week verschillende uren tegen vorstelijke bedragen op de sofa heeft doorgebracht, mág zich wel eens aan een spectaculaire en grondige verbetering verwachten."(73)

(74) [5.5] Immunisatie 5: De Cynische Socrates

"Wetenschappelijke studies wijzen uit dat de cognitieve gedragstherapie voor bijvoorbeeld angststoornissen en posttraumatische stress na een relatief klein aantal sessies positieve en relatief duurzame effecten kan voorleggen, terwijl de psychoanalyse zelfs na een intensieve en veel langere therapie niet doeltreffender blijkt dan een placebobehandeling. (...) Voor vele mentale aandoeningen heeft de wetenschap weliswaar nog geen doeltreffende behandeling gevonden (psychotherapeutisch of farmacologisch), maar dat neemt niet weg dat de psychoanalyse in haar honderdjarig bestaan op nog geen enkel gebied haar beloofde superioriteit ten opzichte van andere therapieën heeft kunnen bewijzen."(74)

"Met deze laatste overweging komen we in de buurt van een andere immunisatiestrategie die een mouw moet passen aan het therapeutische fiasco van de psychoanalyse. Deze redenering, die vooral onder de Franse Lacanianen populariteit kent, is één van de meest sierlijke pirouettes in de geschiedenis van de psychoanalytische beweging, die treffend illustreert dat haar vindingrijkheid om falsificaties te ontlopen geen grenzen kent. ‘Natuurlijk genezen we niemand,’ zo legt de psychoanalyticus uit. ‘Wij zijn tenminste de enigen die ruiterlijk toégeven dat we niemand genezen. Wij durven de waarheid recht in de ogen te kijken, terwijl de anderen zich therapeutische illusies laten voorspiegelen. De grootsheid van de psychoanalyse ligt in het erkennen van de ongeneeslijkheid van de menselijke conditie.’" [mijn nadruk] (75)

"De psychoanalytici die we zagen bij de vorige immunisatiestrategie hielden vol dat enkel de diepe inzichten die hun theorie verschaft heil kunnen brengen. Volgens de Lacanianen die de strategie van de ‘Cynische Socrates’ gebruiken, bestaat het allerdiepste inzicht van de psychoanalyse in het besef dat genezing fundamenteel onmogelijk is." [mijn nadruk] (75)

[Maar dan is psychoanalyse niet meer dan met iemand praten, wat alle theoretische inzichten ervan deugen niet of helpen niet. Dan had je net zo goed een priester - met even slechte inzichten - of een goede vriend(in) kunnen 'nemen' om mee te praten.]

"Zoals Grünbaum ook aantoonde, heeft Freud herhaaldelijk de geldigheid van zijn theorieën als de onvermijdelijke conclusie bestempeld van het onverklaarbare succes van zijn therapie. Als hij dus op het einde van zijn carrière het failliet van zijn therapeutische praktijk toegeeft, dan zet hij daarmee onvermijdelijk ook de theorie op losse schroeven."(78)

"Het verregaande cynisme waarvan veel Lacanianen getuigen is vooral bedenkelijk wanneer we beseffen dat zij in hun therapeutische praktijk met reëel menselijk leed te maken hebben, waarvoor in bepaalde gevallen een wetenschappelijk onderbouwde behandeling bestaat."(79)

(80) [5.6] Immunisatie 6: Postmoderne Loopgraven

"Daar waar de hermeneuten zich dus empirische waarheidsaanspraken ontzeggen, zullen hun postmoderne collega’s eerder proberen de noties van ‘waarheid’ en ‘realiteit’ zelf onschadelijk te maken, hetzij door ze als irrelevant, onbereikbaar of onbestaande af te doen, hetzij door ze zodanig te herdefiniëren dat ze voor de psychoanalytische praktijk ongevaarlijk worden."(80)

"Nog steeds in hetzelfde symposium beweerde de Lacanienne Judith Butler dat de insistentie op waarheid een vorm van “epistemic violence” is."(82)

"Ook de Lacanienne Ruth Leys heeft schimmige postmoderne redenen om vol te houden dat de psychoanalyse niet voor rationele kritiek vatbaar is."(83)

"Is de discours-objectie niet de meest gemakkelijke vluchtweg om eender welk onzinnig idee in stand te houden, en om eender wat tot een ‘bewijs’ uit te roepen, enkel omdat de criteria van het zelf in het leven geroepen ‘paradigma’ het legitimeren? Bovendien is het vulgair relativisme hopeloos zelfondergravend ..."(85)

"Tot slot is de relativistische discourstheorie en de postmoderne minachting voor waarheid potentieel gevaarlijk. Dergelijke drogargumenten kunnen immers ingeschakeld worden door eender wie zijn ideeën boven elke vorm van rationele kritiek wil verheffen."(85)

(88) [5.7] Immunisatie 7: De Stromannen van de Psychoanalyse

"Het drogargument van de ‘Stroman’ is beslist niet door de Freudianen uitgevonden, en in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Symptoomanalyse van de Kritiek of de strategie van de Cynische Socrates beroept dit argument zich niet op theorie-interne concepten. Het drogargument is een klassieker in nagenoeg alle discussies en bestaat erin het standpunt van de tegenstander te vervormen of te overdrijven, met de bedoeling het eigen standpunt redelijker te doen uitschijnen." [mijn nadruk] (88)

"ik wil me in dit hoofdstuk vooral toespitsen op een ander maar verwant fenomeen: de manier waarop sommige psychoanalytici zichzelf als de enige rechtmatige erfgenamen beschouwen van bepaalde humanistische waarden of morele beginselen."(89)

"Verschillende psychoanalytici van het anti-zwartboek draven hier zelfs zo in door dat ze hun tegenstanders beginnen te demoniseren of van groots opgezette complotten verdenken. Geen van hen gaat in op de uitgebreide bewijslast die in het Livre Noir tegen de psychoanalyse geformuleerd is, en hun enige bedoeling lijkt om de tegenstanders van de psychoanalyse zo veel en zo grondig mogelijk door het slijk te halen." [mijn nadruk] (89)

(96) [5.8] Immunisatie 8: Elk Geval is Uniek (vooral dat van de psychoanalyse)

"‘Het is niet mogelijk om aan de hand van wetenschappelijke onderzoeken de effectiviteit van de psychoanalyse met die van andere psychotherapieën te vergelijken, want elk therapeutisch geval is uniek.’ Deze stelling betwist ik. Zelfs als we erkennen dat ‘elk geval uniek is’ in deze eerste twee interpretaties, dan wil dat nog niet zeggen dat we op geen enkele manier onderzoeken kunnen uitvoeren om de therapeutische effectiviteit van psychotherapieën te onderzoeken."(96)

"Wie beweert dat we over de mens geen wetenschappelijk wetmatigheden kunnen vaststellen – en daar horen probabilistische wetten ook bij! – ziet zich genoodzaakt om de hele psychologie, sociologie en economie in de prullenmand te gooien. Onze common sense psychologie die we in onze dagdagelijkse omgang hanteren, zit bovendien vol met psychologische vuistregels en causale redeneringen die we door onze ervaring hebben opgedaan (bijvoorbeeld: als ik iemand beledig, dan is de kans groot dat hij kwaad zal worden). Het feit dat wetenschappers empirische wetten formuleren over de mens, of dat elk van ons voortdurend expliciete of impliciete kennis aanwendt om met anderen om te gaan, doet dan ook niets af van de uniciteit van elk individu."(97)

(100) [5.9] Immunisatie 9: De Triomftocht van de Psychoanalyse

"De bewering dat het succes van de psychoanalyse aantoont dat ze daadwerkelijk diepe inzichten bevat, is echter gebaseerd op een manifeste drogredenering, die de psychoanalyticus al snel in een lastig parket brengt."(100)

"Conclusie: de triomftocht van de psychoanalyse in onze cultuur vraagt beslist om een nadere verklaring, maar het zou absurd zijn om haar succes als een bewijs aan te nemen voor de waarheid van de theorie. De geschiedenis heeft beslist ook andere pseudowetenschappen gekend die een tijdlang furore hebben gemaakt – denken we maar aan de frenologie of de astrologie – maar die de vooruitgang van de wetenschappelijke kennis enkel belemmerd hebben en naderhand van het toneel zijn verdwenen."(104)

(105) [5.10] Immunisatie 10: Beyond Freud: de Progressie van de Psychoanalyse

"De psychoanalyse, zo vertellen ons haar hedendaagse apologeten, is niet meer wat ze destijds anno 1900 in Wenen ooit was. Net zoals dat met elke andere discipline het geval is, hebben psychoanalytici geleerd uit hun fouten en hebben ze doorheen de jaren veel vooruitgang geboekt. De critici van de psychoanalyse, die hun pijlen steevast op de Weense zielenknijper richten, zijn zelf een stropop aan het bevechten, want de hedendaagse psychoanalyse heeft Freud niet meer nodig. Wat waardevol was aan het werk van Freud hebben ze uiteraard behouden, maar voorts hebben psychoanalytici hun theorieën voortdurend verfijnd en in het licht van nieuwe gegevens aangepast.(...) Op het eerste zicht lijkt dit een redelijk argument, dat in andere contexten een legitieme verdediging is voor een theorie, en dat ik beslist niet omwille van formele deficiënties als een immunisatiestrategie beschouw. Wat betreft de psychoanalyse dringen zich echter een aantal pertinente vragen op: 1. Hoe kunnen we zeker zijn dat psychoanalytici zich geëmancipeerd hebben van Freud? 2. Waar bevindt zich die progressie precies? 3. Wat hebben de psychoanalytici behouden van Freud, en in welke mate zijn de kritieken op Freud nog op hun moderne psychoanalyse van toepassing?"(105)

"Wat vandaag onder de noemer ‘psychoanalyse’ verzameld is, bestaat uit een onsamenhangend verband van verschillende scholen, bewegingen en splintergroeperingen, die weliswaar allemaal menen dat ze zich op het rechte pad bevinden, maar die bij hun rivaliserende collega’s nauwelijks gehoor vinden."(108)

"Als we nu weten dat er vandaag geen greintje wetenschappelijke evidentie is voor de hypothese van het universele Oedipuscomplex als kenterpunt in de mentale ontwikkeling, en als we de conclusie willen vermijden dat Freud een leugenaar was, hoe moeten we dan verklaren dat hij al die ideeën jarenlang met robuust zelfvertrouwen heeft verkondigd? Zou het niet eenvoudigweg kunnen dat hij zichzelf een methodologisch rad voor de ogen heeft gedraaid?"(112)

(117) [6] Conclusie

(117) [6.1] De Decaloog van een Pseudowetenschap

"We zagen dat het om verschillende redenen geen sinecure is om de propositionele inhoud van de psychoanalyse af te zonderen van de clausules en strategieën die door haar verdedigers worden aangewend om falsificaties te ontvluchten.(...) Wat betreft al deze falsificatie-ontwijkende methodes en clausules in de psychoanalyse is de conclusies gerechtvaardigd die Ernest Gellner ooit kernachtig formuleerde: “The evasion is not brought in to save the theory: it is the theory.”"(117)

"Zoals ik in de inleiding van dit werk opmerkte, is de meest opmerkelijke eigenschap van vele psychoanalytische pleidooien – benevens het veelvuldige gebruik van immunisatiestrategieën – nog steeds dat ze de kritieken eenvoudigweg negeren. Doorheen de verschillende hoofdstukken ben ik enkel terloops op dit punt ingegaan, niet in het minst omdat het natuurlijk interessanter is om te tonen dat argumenten fallacieus zijn dan om aan te tonen dat argumenten blijken na ettelijke pagina’s simpelweg afwezig te zijn." [mijn nadruk] (121)