>>>  Laatst gewijzigd: 14 maart 2023   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Incididunt nisi non nisi incididunt velit cillum magna commodo proident officia enim.

Voorkant Braeckman-Boudry 'De ongelovige Thomas heeft een punt - Een handleiding voor kritisch denken' Johan BRAECKMAN / Maarten BOUDRY
De ongelovige Thomas heeft een punt - Een handleiding voor kritisch denken
Antwerpen / Utrecht: Houtekiet, 2011, 682 blzn. (epub);
ISBN-13: 978 90 8924 3997

(7) Voorwoord [Jean Paul Van Bendegem]

"Niet alleen stellen de auteurs het kritisch denken centraal, maar ze laten ook duidelijk zien dat een kritisch oog voor de subtiliteiten die ons dagelijks bedreigen in de beoordeling van wat we waarnemen en wat anderen ons zeggen, geen vermogen is dat we gratis bij de geboorte meekrijgen. Zoals de lezer zal ontdekken, zijn we integendeel door onze biologische voorgeschiedenis uitgerust met vermogens om te dwalen. Kritisch denken is een capaciteit die we moeten ontwikkelen en onderhouden."(9)

(12) Woord vooraf

"AIs het waardevol is om niet elke bewering voetstoots aan te nemen, hoe moeten we dan te werk gaan? Hoe kunnen we desinformatie opsporen en ondeugdelijke argumenten doorprikken? Kunnen we sommige onwaarschijnlijke opvattingen onmiddellijk van tafel vegen, of moeten we elke nieuwe bewering even grondig onderzoeken, hoezeer die ook indruist tegen alles wat we (denken te) weten?" [mijn nadruk] (15)

"Wie zich de principes van het kritische denken uit dit boek eigen maakt, leert om de mate van waarschijnlijkheid van een bewering in te schatten. Sommige opvattingen zijn zo sterk onderbouwd dat er een grote wetenschappelijke consensus over bestaat: ‘mensen en dieren delen een gemeenschappelijke voorouder, ‘een perpetuum mobile is onmogelijk’, ‘dinosaurussen zijn uitgestorven.’ Toch zijn er mensen die zelfs deze inzichten verwerpen. Anderen hechten dan weer geloof aan beweringen die radicaal indruisen tegen wetenschappelijke verworvenheden of die erg ongeloofwaardig zijn: ‘de stand van de planeten bepaalt ons karakter’, ‘spoken bestaan’, ‘aliens ontvoeren mensen voor seksuele experimenten.’ Op een continuüm van waarschijnlijkheid, gaande van zo goed als zeker tot quasi onmogelijk, bevinden deze uitspraken zich aan de tegengestelde uiteinden. Andere beweringen bevinden zich ergens tussenin." [mijn nadruk] (18)

"In de Angelsaksische filosofie bestaat kritisch denken of critical thinking al een tijdje als afzonderlijke discipline."(18)

(21) 1 - De ondraaglijke lichtgelovigheid van de mens

"De geschiedenis van mythologie en religie biedt ons ontelbare andere voorbeelden van overtuigingen, praktijken en gewoonten die vanuit hedendaags wetenschappelijk perspectief volslagen onzinnig zijn. Het kader van waaruit de Schotse antropoloog James Frazer mythen, magie, taboes en religie bespreekt in zijn klassieker The Golden Bough (1890) mag dan wetenschappelijk verouderd zijn, zijn voorbeelden zijn nog steeds bijzonder leerzaam en illustratief. Er komt geen eind aan zijn bespreking van bizarre opvattingen en gebruiken."(27)

"Niemand kan Frazers boek lezen zonder diep onder de indruk te komen van de vatbaarheid van het menselijk brein voor bijgeloof, valse verbanden en geloof in bovennatuurlijke krachten. Een fundamenteel uitgangspunt van dit boek is dat ook wie vandaag in een westerse stad leeft in wezen nog altijd kwetsbaar is voor bijgeloof en irrationeel denken. Frazer zou over onze tijd een omvangrijk vervolg op zijn studie kunnen schrijven, met daarin vele opvattingen en gebruiken die momenteel in het Westen populair zijn, maar niet echt verschillen van de exotische voorbeelden die hij opsomt. Een greep uit de losse pols: mensen geloven in helderziendheid, homeopathie, handoplegging, geesten en spookhuizen, aardstralen, paranormale precognitie, telekinese en telepathie, urinetherapie, bioritmes, de voorspellingen van Nostradamus, buitenaardse wezens die graancirkels maken, numerologie, oorkaarstherapie, astrologie, intelligent design, de voorspellende kracht van dromen, wichelroedelopen, verdrongen herinneringen, psychoanalyse, auratherapie, chakra’s, engelen, vampiers, zombies, grafologie, sterrenkinderen en wenende Mariabeelden." [mijn nadruk] (29)

"De hedendaagse sceptici zijn de moderne intellectuele erfgenamen van het antieke pyrrhonisme. In tegenstelling tot de antieke sceptici beschikken zij echter over de experimentele methode en verwante wetenschappelijke methodes. Moderne sceptici menen dan ook dat betrouwbare kennis op meerdere domeinen wel degelijk haalbaar is." [mijn nadruk] (34)

"Precies omwille van het enorme succes van de wetenschappelijke methodes voeren hedendaagse sceptici kritisch onderzoek uit naar theorieën en praktijken die met de beste wetenschap in strijd zijn, of die de wetenschappelijke methodologie aan hun laars lappen."(36)

"De scepsis van Cartailhac over de prehistorische vondst in Altamira was onterecht. Minstens even leerzaam echter is de studie van kritische denkers die door de geschiedenis gelijk gekregen hebben. Dat nodigt uit tot gematigd optimisme. Hetzelfde brein dat ons zo vaak de mist instuurt en ontstellende vormen van lichtgelovigheid produceert, is ook in staat tot zorgvuldige argumentatie en redelijke inzichten (mocht dat niet zo zijn, dan had een boek ter bevordering van het kritische denken niet zoveel nut). De filosofie en de wetenschap bieden ons vele voorbeelden, maar het meest illustratief zijn die auteurs die zich expliciet kritisch opstelden tegenover het irrationalisme, het bijgeloof en de pseudowetenschap in hun tijd."(52)

"De cruciale vraag, waarop we nog zullen terugkomen, is waarom Balthasar Bekker en Charles Mackay wel sceptisch waren, in tegenstelling tot vele andere, nochtans vaak zeer intelligente en hoogopgeleide mensen. Bekker en Mackay waren bovendien sceptisch op een evenwichtige manier: voldoende kritisch om onzin te ontmaskeren, maar voldoende open van geest om niet alle merkwaardige opvattingen dogmatisch te verwerpen."(57)

(62) 2 - De kwetsbaarheid van het brein

"Onze hersenen gaan niet op een passieve manier om met de informatie die de zintuigen aanleveren. Een videocamera kan een landschap min meer getrouw registreren en opnieuw weergeven, maar de hersenen zijn voortdurend bezig met bemiddelen, filteren, kneden, reconstrueren, modelleren en verbanden leggen."(63)

"De rode draad doorheen dit hoofdstuk is de vaststelling dat ook een gezond, normaal functionerend brein vaak verbanden legt of tot opvattingen komt die niet stroken met de werkelijkheid. Ook wij kunnen, als we ons een beetje concentreren, ten onrechte menen onze naam te horen als we ons in een rumoerige ruimte bevinden, maar wie aan een psychose lijdt, hoort zijn naam voortdurend en overal."(63)

"Omdat onze hersenen zijn ingesteld op de detectie van gezichten en andere evolutionair belangrijke patronen, nemen ze soms patronen waar zonder dat die er in werkelijkheid zijn."(70)

"Ons brein is een biologische, informatieverwerkende machine die, door middel van automatische en onbewuste statistische analyses, op zoek gaat naar betekenis, orde en patronen in de stimuli waarmee het voortdurend wordt gebombardeerd. Door de bank genomen lukt dat vrij aardig, tenminste voor wat vanuit evolutionair perspectief belangrijk is voor ons."(79)

[Dat zijn nu van die uitspraken waarvan ik niet zo blij word. ]

"Hoewel correcte opvattingen over de wereld in veel opzichten bijdragen tot onze fitness, kunnen we dus flink wat foute overtuigingen aanhangen zonder dat natuurlijke selectie ingrijpt. De causale verbanden en patronen die onze hersenen spontaan ontwaren, kunnen zich vaak met grote stelligheid aan ons opdringen, soms met dramatische gevolgen."(80)

"De valse patronen die ons brein waarneemt, weerspiegelen vooral onze eigen preconcepties, in het bijzonder ons diepgewortelde mens- en wereldbeeld."(81)

[Dus blijkbaar is het brein niet zo maar een informatieverwerkende machine die automatisch etc.etc. Het brein doet dingen vanuit preconcepties lezen we nu. ]

"Niet alleen zien we af en toe iets wat eigenlijk niet bestaat, vaak ontglippen reële dingen ook aan onze aandacht, hoewel ze zich duidelijk in ons gezichtsveld bevinden."(84)

"Psychologen stelden vast dat we de neiging hebben om enkel naar bevestigingen van ons standpunt op zoek te gaan en tegenstrijdige informatie te negeren of weg te verklaren. Die universele neiging om bevestiging te zoeken voor wat we al ‘wisten’ is uitvoerig onderzocht en staat in de psychologie bekend als het bevestigingsvooroordeel of confirmation bias."(91)

"Het bevestigingsvooroordeel kan zich op verschillende niveaus manifesteren. Niet alleen gaan we in een datapool op zoek naar de stukjes informatie die onze opvattingen bevestigen, maar daarnaast interpreteren we die uitgefilterde data op een manier die ons goed uitkomt. Bovendien onthouden we bevestigingen ook nog eens beter dan de conflicterende informatie."(93)

"Omdat onze hersenen doorgaans maar een kleine selectie verwerken van mogelijke opvattingen en argumenten, vinden we het steeds moeilijker om ons in te leven in mensen met totaal andere overtuigingen. Dat zorgt zelfs voor een vals consensuseffect, waarbij mensen overschatten hoeveel anderen hun mening delen."(98)

"Die houding staat in de psychologie bekend als de fundamentele attributiefout. Als we gedrag van anderen verklaren, doen we dat vaak in termen van karaktertrekken en andere intrinsieke kwaliteiten. Ons eigen gedrag duiden we echter doorgaans als een gevolg van de context en de omstandigheden."(99)

"We hechten aan onze opvattingen en menen dat we ze verwierven door redelijk denken. Anderen daarentegen, zo veronderstellen we, hebben hun geliefkoosde opvattingen vooral om emotionele redenen. De attributiefout in deze vorm kunnen we opvatten als een voorbeeld van positieve zelfillusie, iets wat we in het zesde hoofdstuk uitvoeriger bespreken."(102)

"Enig inlevingsvermogen in de oorzaken en redenen van bizarre opvattingen kan ons veel inzicht opleveren in de fundering van onze eigen overtuigingen."(109)

[Ik vind dat een wat vreemd standpunt. In allerlei bizarre opvattingen kunnen we ons niet eens inleven. Als je rationeel bent kun je niets met - bijvoorbeeld - iemand die meent dat 'aliens' mensen ontvoeren voor seksuele experimenten, omdat er geen onderbouwing is die deugt. Wat kun je daar van leren dan?]

"Als we de treffers en missers willen inschatten van bijvoorbeeld een horoscoop, dan is een eerste vereiste dat we intuïtief over enige notie van kansberekening beschikken en dat we het type gebeurtenissen waarvan sprake helder kunnen definiëren. In veel gevallen gaan we daarbij al de mist in. (...) Maar door de manier waarop ons brein gebeurtenissen definieert en met elkaar verbindt, onderschatten we de waarschijnlijkheid van een bepaalde coïncidentie dikwijls dramatisch."(111)

"In de cognitieve psychologie zijn talloze situaties beschreven waarbij onze intuïtieve kansberekening ons systematisch in de verkeerde richting stuurt."(117)

"In hun boek Sleights of Mind uit 2010 bespreken de neurowetenschappers Stephen Macknik en Susana Martinez-Conde tal van goocheltrucs, die ze telkens wetenschappelijk analyseren. Keer op keer blijkt dat goochelaars gebruik maken, bewust of intuïtief, van de mechanismen waarmee onze hersenen informatie verwerken en een beeld van de werkelijkheid construeren. Wie die mechanismen kent, kan erop inspelen om mensen te misleiden, te bedriegen, te entertainen en te verbazen. Goochelaars beseffen zeer goed dat mensen, omwille van de werking van het geheugen en de waarnemingspsychologie, bepaalde verwachtingen koesteren over hoe voorwerpen zich gedragen en waar ze zich bevinden."(128)

"Mediums en gebedsgenezers passen precies dezelfde psychologische technieken toe, maar dan te kwader trouw."(131)

"Het is geen toeval dat James Randi, een van ’s werelds beste goochelaars en mentalisten – magician in het Engels – ook een vooraanstaand scepticus is. Beter dan wie ook begrijpt hij immers hoe verbluffend gemakkelijk het is om mensen te misleiden, ook als zij kritisch ingesteld zijn. Randi wijst er al decennia op dat wetenschappers in het bijzonder zich in de luren laten leggen door bedriegers van allerlei pluimage. Net door zijn enorme kennis van goocheltechnieken kan hij mensen ontmaskeren die claimen over bijzondere vermogens te beschikken. Wetenschappers die onderzoek doen naar die vermeende vermogens, kennen die technieken doorgaans niet en gaan er bovendien vanuit dat mensen eerlijk zijn en dus geen bedrog plegen. Daarenboven denken zij van zichzelf, gemiddeld meer dan anderen, dat ze voldoende verstandig en scherpzinnig zijn om eventueel bedrog te herkennen."(131)

"Hoewel Uri Geller vandaag niet langer beweert over paranormale krachten te beschikken, maar zich een mystifier en entertainer noemt, zijn er ongetwijfeld nog honderdduizenden, misschien miljoenen mensen van overtuigd dat hij telepathisch en telekinetisch begaafd is. Hoe is zoiets mogelijk? Hij werd meerdere keren ontmaskerd als bedrieger."(137)

"Wie diep overtuigd is van het bestaan van bijvoorbeeld telepathie, telekinese of precognitie, gaat soms verbluffend ver in het verdedigen van die opvattingen. Er zijn telkens weer mensen die menen dat Randi sommige van zijn acts uitvoert door middel van bovennatuurlijke krachten, terwijl hij dit zelf ten stelligste ontkent."(141)

"Heel wat hoogopgeleide en verstandige mensen verdedigen op slimme wijze opvattingen die ze zich ooit eigen maakten op basis van volstrekt onverstandige redenen. Elke lezer heeft zich ongetwijfeld al meer dan één keer afgevraagd: ‘Hoe kan iemand die zo verstandig is, tegelijk zo dwaas zijn?’"(152)

"Heel wat mensen lijken expertise als een soort essentie te beschouwen, die alles opwaardeert wat iemand denkt of zegt. Dat geldt wellicht in het bijzonder voor prijswinnaars, voor mensen met academische titels en voor wie een grote maatschappelijke waardering geniet. De neiging om aan de opinies van experts meer waarde toe te kennen dan aan de meningen van anderen, staat bekend als de drogreden ‘argumentum ad verecundiam’. Louter uit respect voor iemands expertise hecht men grotere waarde aan diens opinies. Dat is tot op zekere hoogte terecht, als die persoon uitspraken doet over kwesties waarvoor zijn expertise relevant is."(153)

"Ons punt is duidelijk: verstandige en getalenteerde mensen blijken dikwijls onverstandig en talentloos van zodra ze zich buiten hun vakgebied begeven. Vaak zien noch zijzelf, noch hun toehoorders en bewonderaars dit in. De expert denkt van zichzelf dat hij expert is in alles omdat hij expert is in iets. Zijn toehoorders bekrachtigen hem in die opinie."(154)

"Eerder dan aan een gebrek aan intelligentie lijden pseudowetenschappers aan een gebrek aan wetenschappelijke methodiek. In plaats van hun intelligentie aan te wenden om valse opvattingen te elimineren en tot betere kennis te komen, stoppen zij al hun intellectuele energie in het verdedigen van achterhaalde of weerlegde opvattingen."(156)

(156) 3 - Over samenzweringstheorieën

"Samenzwerings- of complottheorieën, in elk geval de gecontesteerde voorbeelden, zijn complexe vormen van geloofsovertuigingen die, zoals we zullen aantonen, gebaseerd zijn op selectieve waarneming en cognitieve illusies. De studie van samenzweringstheorieën is dan ook zeer illustratief voor de valkuilen van de menselijke cognitie." [mijn nadruk] (157)

"Een eerste belangrijke vereiste voor een samenzweringstheorie is dat ze, in tegenstelling tot verrassingsfeestjes, een kwaadaardige opzet verbergt die het daglicht niet mag zien. Een tweede kenmerk is dat ze een verklaringskader voor een historische gebeurtenis biedt dat radicaal indruist tegen de officiële of gangbare versie daarvan. Ten derde worden samenzweringen per definitie ondernomen door meerdere individuen, die naar een gemeenschappelijk doel streven. Een samenzwering op je eentje is wat eigenaardig. We verdedigen de stelling dat samenzweringstheorieën in essentie onbewezen veronderstellingen zijn die ervan uitgaan dat achter bepaalde belangrijke gebeurtenissen mensen of groepen zitten die intentioneel, in het grootste geheim en illegaal die gebeurtenissen hebben veroorzaakt, waarbij ze het officiële en algemeen aanvaarde verhaal als dekmantel gebruiken." [mijn nadruk] (158)

"De wijze waarop de officiële versies ontstaan en de context waarin ze zich ontwikkelen, zijn uiteraard essentieel om de geloofwaardigheid ervan in te schatten. De officiële versie van de Chinese overheid van wat zich op 4 juni 1989 afspeelde op het Tiananmenplein verschilt sterk van die van bijvoorbeeld mensenrechtenorganisaties. Van belang is dan ook niet zozeer of een versie van een gebeurtenis officieel is, maar hoe ze tot stand is gekomen. Hoe en door wie zijn de gegevens verzameld? Wat is de kracht van het bewijsmateriaal, en hoe betrouwbaar zijn de bronnen? Hoe coherent is de theorie die de feiten verklaart?" [mijn nadruk] (162)

"De sociologische aantrekkingskracht van samenzweringstheorieën is precies die van de onorthodoxe minderheidspositie, een hechte en kleine gemeenschap van dappere waarheidsvorsers die vechten tegen de collectieve verdwazing van de rest van de wereld. In tegenstelling tot de grote massa durven zij de ogen te openen en de leugens van de officiële instanties en de wetenschap te ontmaskeren." [mijn nadruk] (163)

"Los van de vaststelling dat het geloof in onbewezen samenzweringstheorieën gevaarlijk kan zijn, roept dit voorbeeld ook een psychologische vraag op: waarom blijven mensen geloven in samenzweringstheorieën die ondubbelzinnig ontkracht werden?" [mijn nadruk] (168)

[Hopelijk komt op die vraag nu eens een zinnig antwoord. ]

Over de 9/11-samenzweringstheorie:

"Net als alle aanhangers van complottheorieën bezondigen ze zich aan kersenplukken (cherry picking). Ze focussen op alles wat hun stelling lijkt te onderschrijven, maar veronachtzamen of negeren alle andere beschikbare en relevante informatie, in het bijzonder als die in strijd is met hun opvatting. Deze psychologische valkuil, zoals we zagen in hoofdstuk 2, staat bekend als het bevestigingsvooroordeel. Ook de drogreden van het anekdotisch bewijs duikt voortdurend op. Eén ooggetuige zou iets gezien hebben dat in strijd is met de officiële opinie, wat die versie volkomen onderuit zou halen. Nog een gemakkelijk herkenbare drogreden in deze context is de ‘valse tegenstelling’, vaak gekoppeld aan het onvermogen om iets te accepteren wat niet strookt met onze intuïties. Naast het argument van de inslag in het Pentagon achten waarheidszoekers het onmogelijk voor vier of vijf jonge mannen die nauwelijks Engels spreken en slechts gewapend zijn met cuttermesjes, om een vliegtuig te kapen en de piloot en co-piloot te overmeesteren. Ook de veronderstelling dat iemand na enkele uren vliegles een ingewikkeld dalingsmanoeuvre kan uitvoeren is volgens hen onhoudbaar. Professionele piloten weten dat het een stuk gemakkelijker is om een vliegtuig te laten neerstorten dan het veilig op de grond te zetten, maar die kennis wordt gemakshalve genegeerd. De complotdenker heeft een redeloos vertrouwen in zijn eigen intuïtie. Als hij zich niet kan voorstellen dat enkele uren vliegles volstaan om een vliegtuig dat zich al in de lucht bevindt te manoeuvreren, dan moet de hele officiële versie overboord en is 9/11 een klus van binnenuit." [mijn nadruk] (192)

"Een kritische denker houdt rekening met alle relevante informatie en hoedt er zich voor om die te plooien naar een vooropgezette overtuiging. Daarnaast is hij zich bewust van de psychologische verleidingen van het kersenplukken, de confirmation bias en het gelijkeniscriterium. De overtuiging van believers is overigens vaak onmiskenbaar ideologisch gekleurd. Zo zijn 9/11-complottheorieën in het Westen vooral populair in (extreem-)linkse kringen, terwijl zogenaamde Holocaustontkenners – zelf spreken ze liever over revisionisme – zich vooral extreemrechts van het politieke spectrum bevinden."(194)

"Merk op dat ze zich via de vergiftigingsdrogreden immuniseren tegen elke vorm van kritiek, zelfs al is die zeer redelijk en grondig beargumenteerd. In de logica van het complotdenken is iedere bron die zich kritisch uitlaat over de samenzweringstheorie per definitie verdacht, en dus de moeite niet om in overweging te nemen. Sterker nog: hoe meer de complotdenker de wind van voren krijgt, wat onvermijdelijk is, hoe duidelijker de enorme omvang van het complot wordt en hoe stelliger hij meent op het goede spoor te zitten."(195)

"De bewijslast voor een buitengewone bewering ligt bij diegene die de bewering doet. Wie wordt beschuldigd van een misdaad, moet niet bewijzen dat hij die misdaad niet pleegde. Als een waarheidszoeker beweert dat de torens zijn neergehaald door explosieven, dan is het aan hem om die claim te bewijzen. Waarheidszoekers, zoals alle pseudowetenschappers, dagen hun critici voortdurend uit om te bewijzen dat die explosieven niet waren aangebracht. Dat is een onredelijke eis, want meestal is het onmogelijk om te bewijzen dat iets niet gebeurde. We kunnen niet zwart op wit bewijzen dat het mannetje op de maan niet bestaat. Misschien zit het goed verstopt of is het erg klein en zijn onze telescopen te zwak om het te zien. Of misschien wordt het wel onzichtbaar telkens als we ernaar kijken. De believers in het mannetje, niet de sceptici, moeten met bewijzen voor de dag komen.
Dat geldt des te meer wanneer een bewering onwaarschijnlijk is of in strijd met goed onderbouwde kennis, zoals bij het mannetje op de maan. Hoe houdt het wezentje zich daar in leven? Hoe kwam het daar terecht? Is het op de maan ontstaan? Is het uniek in zijn soort of deel van een populatie maanmannetjes? Alle denkbare antwoorden zijn bijzonder problematisch vanuit het perspectief van zowat alle relevante kennis waarover we beschikken. Complottheorieën, en dat geldt zeker voor die over 9/11, zijn in hetzelfde bedje ziek. De officiele verklaring voor 9/11 daarentegen is niet in strijd met de feiten en heeft geen veronderstellingen nodig die onwaarschijnlijk zijn of waar geen bewijzen voor bestaan. Ze is dus economisch en niet in strijd met het ‘scheermes van Ockham’. Dat filosofisch principe stelt dat men geen extra (overbodige) veronderstellingen mag invoeren waar ze niet nodig zijn."(197)

[Mooi uitgelegd.]

"Een van de belangrijkste bezwaren tegen de denkpatronen van de complotdenkers, zo wist de filosoof Karl Popper, is dat ze de wereld als veel te voorspelbaar en inzichtelijk voorstellen, alsof al onze plannen altijd van een leien dakje lopen en we met elke mogelijkheid rekening kunnen houden."(200)

"Al deze beschikbare informatie geeft een vrij helder beeld van wat zich afspeelde op 9/11. De waarheidszoekers slagen er in het geheel niet in om dit beeld te ontkrachten, maar vallen terug op hun meest geliefde argumentatietechniek. Ze stellen voortdurend insinuerende en verontrustende vragen, waarbij ze inzoomen op ogenschijnlijke anomalieën in het officiële verhaal en die vervolgens uitvergroten."(204)

"Het overgrote deel van de complotdenkers bezit geen expertise op het vlak van de claims die ze maken. De beweging Scholars for 9/11 Truth, net zoals de daaruit gegroeide groep Scholars for 9/11 Truth & Justice, bestaat weliswaar grotendeels uit academici, maar de meerderheid van hen is gespecialiseerd in theologie, religie, filosofie en andere zogenaamde geesteswetenschappen.
Nu is het op zich verstandig en kritisch om een bewering te onderzoeken los van de achtergrond van wie ze maakt, maar expertise is wel degelijk relevant om de geloofwaardigheid van diverse beweringen in te schatten, in het bijzonder als dit gespecialiseerde en technische kennis vereist. (...) Ter illustratie: een stelling over het ontstaan van een bepaald soort tumor wint aan belang naarmate meer kankerspecialisten haar onderschrijven. Het aantal godsdienstfilosofen of literatuurwetenschappers dat de stelling beaamt, doet er niet toe." [mijn nadruk] (206-207)

"De burgerjournalistiek die dankzij internet mogelijk is en exponentieel toeneemt, heeft ongetwijfeld voordelen, maar zorgt ook voor een eindeloze stroom aan ongecontroleerde en eenzijdige beweringen, pure speculatie en regelrechte leugens. Zonder studie of ervaring kan iedereen zichzelf onderzoeksjournalist, wetenschapper of politicoloog noemen. Complottheorieën gedijen daardoor uitstekend in een digitale omgeving. Een bijkomend probleem is dat fouten en leugens op het internet een eeuwig leven leiden. Tal van beweringen door waarheidszoekers zijn al meermaals weerlegd, maar blijven steeds weer opduiken op nieuwe websites. Met chronologie houdt het internet nauwelijks rekening, zodat lezers moeilijk kunnen achterhalen welke informatie oud of recent is, welke weerlegd of net bevestigd is." [mijn nadruk] (213)

[Ja, met name dat laatste is bijzonder vervelend.]

"Net zoals verdedigers van pseudowetenschappen in het algemeen negeren complotdenkers alles wat tegen hun opvattingen indruist, zelfs wanneer die manifest worden ontkracht. Het is met andere woorden onmogelijk om believers van mening te doen veranderen, wat een typisch kenmerk is van dogmatisch denken."(214)

[Maar nog steeds is de vraag: hoe kan het dat mensen dat doen / zo zijn? Het is dan bijzonder eenzijdig om aan te komen met 'het brein' en zijn verleidingen, of met (evolutionaire) psychologie.]

"Naast deze psychologische factoren, zo schrijft Jonathan Kay, ontstond tijdens de afgelopen decennia in de Verenigde Staten een nihilistisch wantrouwen in de overheid, een vervreemding van de conventionele politiek en een verlangen om de wereld te begrijpen volgens eenvoudige goed-versus-kwaadschema’s. Dat leidde tot een besmetting van de seculiere politiek met religieuze apocalyptische visies, tot een afwijzing van de basisprincipes van redelijk denken en tot een heftige anti-intellectualistische stroming. De situatie in Europa verschilt zeker van die in de Verenigde Staten, maar ook dichter bij huis weerklinken soortgelijke geluiden. Dat geldt in het bijzonder voor het laatste punt dat Kay aanhaalt: een afwijzing van het redelijke denken, van het geloof in een kenbare realiteit en van het vertrouwen in onze mogelijkheid om die realiteit te leren kennen."(217)

[Bijvoorbeeld. Maar beter: armoede, weinig kansen, slecht onderwijs, slechte banen, en zo verder. Maar daar wordt verder niet op ingegaan. ]

"Onze kennis over de mens en over menselijke culturen heeft nog niet hetzelfde epistemologische niveau bereikt als in de natuurwetenschappen, maar ook hier vinden we steeds meer redenen tot optimisme. De moderne antropologie en sociologie, in samenspraak met diverse takken van de psychologie en de neurowetenschappen, vergroten ook hierover in stijgend tempo onze inzichten.(...) Ondanks het ontstaan van de wetenschappelijke methodes, dat de antieke sceptici niet konden voorzien, ontstonden in de twintigste eeuw nieuwe vormen van wantrouwen tegenover het redelijk denken. Diverse postmoderne denkers en invloedrijke filosofen van verschillende strekkingen, waaronder Michel Foucault, Jacques Derrida en Richard Rorty, hebben proberen aan te tonen dat wetenschap helemaal geen objectieve kennis over de wereld oplevert, maar integendeel tot in haar kern cultureel, economisch, politiek, taalkundig, subjectief of sociaal geconstrueerd en gedetermineerd is. Het postmoderne wantrouwen in wetenschap en rationaliteit heeft zich in enkele decennia als een virus verspreid, vooral in de mens- en cultuurwetenschappen (humanities). In bepaalde academische kringen heerst een relatieve consensus, zowel bij docenten als bij studenten, dat waarheid louter een constructie is, of een illusie die de heersende machten ons voorspiegelen. In hoofdstuk 9 gaan we daar dieper op in, maar hierbij toch al het volgende.
In een bepaalde, eerder triviale zin klopt het natuurlijk dat waarheid een constructie is. Wat we waarheid noemen, bestaat niet los van mensen. Dankzij hun geëvolueerde brein en de methodes die ze ontwikkelden, zijn mensen in staat om kennis te produceren. Tot op zekere hoogte is ‘waarheid’ dan ook onvermijdelijk subjectief en relatief. De conclusie die velen daar uit afleiden, namelijk dat alle ‘waarheden’ epistemologisch evenwaardig zijn of dat waarheid altijd onbereikbaar blijft, is echter bijzonder bedenkelijk en zelfs zelfweerleggend. De toenemende populariteit van die opvatting en – ironisch genoeg – haar epistemologische status als ‘evident waar en onbetwistbaar’, heeft de voorbije decennia in sterke mate het respect voor wetenschappelijke kennis aangetast en het vertrouwen erin ondergraven.
Dat neemt niet weg dat een gezonde vorm van respectloosheid voor de wijze waarop wetenschappelijke kennis ontstaat, evenals een zekere dosis wantrouwen tegenover de context waarin wetenschap kan worden gebruikt en misbruikt, toe te juichen is. Wetenschap komt zelden neer op zuiver, vrij en fundamenteel onderzoek, louter gericht op het verwerven van kennis omwille van de kennis. In een democratie leggen ethische regels beperkingen op aan allerlei vormen van onderzoek (bijvoorbeeld experimenten op mensen) en zijn er commissies en politieke adviezen die het onderzoek kanaliseren (bijvoorbeeld minder of meer onderzoek naar kernenergie of ruimtevaart). De meeste studies zijn vrij duur, dus ook financiële overwegingen spelen een grote rol. Veel onderzoek wordt gefinancierd door bedrijven, die natuurlijk vooral geïnteresseerd zijn in onderzoek met een economische finaliteit. Als het onderzoek op termijn niet resulteert in commerciële toepassingen, is het voor bedrijven niet interessant om het te financieren. Dat leidt er in de farmaceutische industrie bijvoorbeeld toe dat men vooral geneesmiddelen tracht te ontwikkelen die een grote afzetmarkt kennen. Men investeert veel minder in onderzoek naar middelen om zeldzame ziekten te bestrijden.
Dit alles betekent echter niet dat wetenschappelijke kennis onvermijdelijk subjectief en relatief is. Sociale, economische en andere factoren maken dat er kennis wordt verworven over bepaalde interessante kwesties en bijgevolg niet over andere, maar dat is geen reden om de kwaliteit van de verworven kennis op zich te betwijfelen. De betrouwbaarheid ervan is louter een kwestie van de methodologische gestrengheid waarmee ze verworven is. Zelfs wanneer een farmaceutisch bedrijf uitsluitend gemotiveerd is door winst, kan de scheikundige en medische kennis die het verwerft toch van zeer hoge epistemologische kwaliteit zijn. Het bedrijf heeft trouwens goede redenen om de lat hoog te leggen. De kans dat een middel dat voortkomt uit kwalitatief hoogstaand onderzoek effectief zal zijn, is immers groter dan bij minderwaardig onderzoek.
" [mijn nadruk] (219-222)

[Daar kan ik het helemaal mee eens zijn.]

(229) 4 - Over hoaxen en cryptiden

"Ook de onderwerpen in dit hoofdstuk illustreren hoe snel onze waarneming fout loopt en hoe gemakkelijk we ons laten misleiden. We bespreken de waargebeurde geschiedenis van Han van Meegeren (1889-1947), een gefrustreerd Nederlands kunstenaar die op spectaculaire wijze zowel de kunstwereld als een kopstuk van de nazi’s bedroog."(230)

"Hoe is het mogelijk dat het zelfbedrog van intelligente mensen dergelijke proporties aanneemt? We bespraken al meerdere aspecten van een plausibele verklaring. Experts, net omdat ze expert zijn, gaan er te snel van uit dat ze niet vatbaar zijn voor bedrog. Ze doen aan zelfoverschatting, ontwikkelen een tunnelvisie en zijn net zoals iedereen onderhevig aan groepsdruk."(241)

"Kortom, de bewering dat Nessie bestaat is buitengewoon, maar het bewijsmateriaal ervoor is volkomen ontoereikend. De waarnemingen op zich zijn authentiek, maar het betreft ofwel hoaxen ofwel visuele en cognitieve illusies."(262)

"Ongekende, uitgestrekte en geheimzinnige gebieden prikkelen de verbeelding. Het universum roept al zeer lang de gedachte op aan buitenaards leven, in zeeën en meren zouden enorme monsters huizen en wouden en bergen zijn volgens velen bewoond door primaatachtige reuzen. Wat we over het monster van Loch Ness vaststelden, geldt echter voor alle cryptiden: veel verhalen, bitter weinig bewijzen. Als Nessie op nummer één prijkt van de cryptozoölogische lijst, dan staat Bigfoot, die zou leven in de uitgestrekte wouden van het Amerikaanse Noordwesten en Alaska, ongetwijfeld op twee. Ook in andere werelddelen is Bigfoot gekend, zij het onder andere namen, zoals Yeti of de verschrikkelijke sneeuwman in de Himalaya en Yowie in Australië."(264)

"Anders dan de publieke opinie, die overwegend de cryptozoölogische intuïties en hoop lijkt te delen, heeft de wetenschap overwegend scherp geoordeeld over Bigfoot, Nessie en een hele reeks andere cryptiden. Niettemin zijn ook hier uitzonderingen. Het lijkt bijna een wetmatigheid: hoe onwaarschijnlijk een bewering ook is, er zijn altijd wetenschappelijk geschoolde academici die er geloof aan hechten. Wat betreft Bigfoot is Grover Sanders Krantz de belangrijkste. Krantz (1931-2002) was als evolutionair antropoloog verbonden aan Washington State University."(271)

[Tja, iemand in de hoek van de evolutionaire sociale wetenschappen ... Wat wil je?]

"In 1964 verwees de fysicus Richard Feynman in een lezing naar een gesprek dat hij met iemand voerde over UFO’s, in die tijd vliegende schotels genaamd. ‘Kan je bewijzen dat vliegende schotels niet bestaan?’, vroeg zijn gesprekspartner. ‘Neen,’ antwoordde Feynman, ‘dat kan ik niet. Maar ik kan wel duidelijk maken dat het veel waarschijnlijker is dat ze niet bestaan dan dat ze wel bestaan.’ Waarop de ander Feynman onwetenschappelijk noemde. Die manier van denken maakt echter, zoals Feynman zelf meteen verduidelijkte, precies de kern uit van wetenschap: niet zozeer het onderscheid maken tussen mogelijk en onmogelijk, maar tussen minder en meer waarschijnlijk. Wat vliegende schotels betreft, zo besloot hij zijn lezing, is het veel plausibeler dat ze het resultaat zijn van de gekende irrationele aspecten van de menselijke psychologie hier op aarde, dan dat ze het product zijn van het onbekende rationele denken van buitenaardse wezens."(283)

"Ook goede wetenschap kan het slachtoffer worden van een hoax, waardoor het onderzoek jarenlang de verkeerde kant uitgaat. Dergelijke gevallen zijn de moeite waard om grondig te bestuderen, omdat ze ons iets leren over de manier waarop wetenschap werkt en soms niet werkt.
Het beroemdste voorbeeld is de zogenaamde Piltdownmens, een fossiel dat vooral Britse wetenschappers beschouwden als de missing link tussen apen en mensen.(...) Dat de Piltdownmens een hoax was, werd pas meer dan veertig jaar later bewezen, in 1953."(285-286)

"Belangrijker zijn de vragen die de Piltdownmens oproept over de betrouwbaarheid van wetenschappelijk onderzoek. Op tal van creationistische websites verwijst men naar de Piltdownmens als een bewijs van de onbetrouwbaarheid van de paleontologische gegevens over de menselijke evolutie. Als één fossiel vals is, zo redeneren creationisten, dan kunnen ze net zo goed allemaal vals zijn. Dat klopt natuurlijk niet. Over de overgrote meerderheid van fossielen met betrekking tot de evolutie van de mens bestond nooit discussie zoals dat bij de Piltdownmens het geval was (sommige betwijfelden van meet af aan de echtheid van het fossiel). Momenteel beschikken we over geavanceerde dateringstechnologie, waardoor een hoax zoals de Piltdownmens vrijwel uitgesloten is. De bedenker ervan zou snel door de mand vallen. Bovendien toonden wetenschappers zelf aan dat de Piltdownmens een vervalsing is die hun collega’s uit vorige generaties misleidde." [mijn nadruk] (298)

(310) 5 - De trukendoos van het geheugen

"Net zoals we intuïtief van mening zijn dat onze visuele waarneming de werkelijkheid registreert zoals die is, denken we dat ons geheugen alles vastlegt alsof het om een harde schijf of een videocamera gaat. We erkennen dat we zaken vergeten, maar zijn ervan overtuigd dat heldere en levendige herinneringen zeker betrouwbaar zijn. De naam van een persoon of een titel van een boek kunnen we vergeten, maar we denken met 100 procent zekerheid te weten dat het regende tijdens grootmoeders begrafenis. Helaas, het optimisme over de realiteitszin van ons geheugen is onterecht." [mijn nadruk] (311)

"Een groeiend aantal studies toont aan dat ons geheugen allesbehalve vergelijkbaar is met een filmopname door een camera of de opslag van informatie op een harde schijf. Sommige zaken worden relatief goed opgeslagen, maar vele details gaan verloren. De meeste mensen zullen hiermee instemmen, alleen al op basis van hun eigen ervaringen. Maar de resultaten van het geheugenonderzoek zorgden voor grotere verrassingen. Wat we als ons geheugen beschouwen, is het resultaat van een creatief neurobiologisch en psychologisch constructie- en reconstructieproces. Ons brein herschrijft onze ervaringen voortdurend. In de loop der tijd veranderen de verhalen; sommige zaken worden geschrapt, andere aangevuld. Ons geheugen is ook uiterst vatbaar voor suggestie."(313)

"Sommige voorvallen worden volkomen weggewist uit ons geheugen, alsof ze nooit plaatsvonden. Andere herinneringen worden gereconstrueerd en als het ware herschreven. Nog andere verwijzen naar gebeurtenissen die zich nooit voordeden. Het feit dat we ook die laatste categorie van herinneringen kunnen hebben, is misschien het meest verrassende aspect van de werking van ons geheugen."(315)

"Uit deze studies blijkt dat wanneer iemand met enige overtuigingskracht iets suggereert aan een persoon met een levendig voorstellingsvermogen, de kans vrij groot is dat die laatste bij zichzelf een sterke, gedetailleerde herinnering creëert. Dat gebeurt niet onmiddellijk, maar het duurt ook niet erg lang." [mijn nadruk] (318)

"Het is belangrijk te weten dat de proefpersonen niet liegen. Zelf zijn ze volkomen overtuigd van wat ze vertellen. Ze hebben ook de herinnering waarvan ze verslag uitbrengen, alleen strookt die niet met de werkelijkheid. We bespraken al eerder hoe eenvoudig het is om mensen te bedriegen, bijvoorbeeld door hoaxen of goocheltrucs. Mits een klein duwtje van buitenaf, kunnen mensen ook zichzelf relatief makkelijk bedriegen." [mijn nadruk] (319)

"Jezelf aanpraten dat je als kind in een winkelcentrum verdwaalde is niet zo’n ramp. Het maakt niet veel uit of die herinnering juist is. Loftus’ bevindingen hebben echter enorme implicaties voor kwesties die er wel toe doen. Ze startte haar onderzoek naar valse herinneringen naar aanleiding van diverse gevallen waarbij jonge vrouwen, na een behandeling door een psychotherapeut of hulpverlener, hun vader beschuldigden van seksueel misbruik tijdens hun kindertijd." [mijn nadruk] (320)

"Als trauma’s problemen veroorzaken, gaan ze niet eerst twintig jaar sluimeren om dan in alle hevigheid los te breken. De notie van verdringing, waarbij een traumatische herinnering volledig uit het bewustzijn wordt verbannen, in die mate dat de patiënt zich met de beste wil van de wereld niets meer kan herinneren, is pseudopsychologische fictie. Intuïtief klinkt verdringing aannemelijk, maar het verschijnsel is niet wetenschappelijk aangetoond, ondanks talloze pogingen. Prospectieve studies, die mensen opvolgen nadat ze een zwaar trauma opliepen, hebben nog nooit een authentiek geval van verdringing aangetroffen. Precies het tegendeel blijkt het geval. De slachtoffers wensen niets liever dan over zo’n psychologisch afweermechanisme te beschikken, waarmee ze de kwellende herinnering uit hun bewustzijn kunnen bannen. In plaats daarvan blijft de traumatische herinnering hen achtervolgen." [mijn nadruk] (322)

[Precies. Helder geformuleerd.]

"In ieder geval, onder invloed van dergelijke intuïtieve en pseudopsychologische opvattingen suggereerden in de jaren negentig vele therapeuten aan hun patiënten dat hun stoornissen voortkwamen uit seksueel misbruik tijdens de kinderjaren. Ze probeerden patiënten te behandelen door hun ‘herinneringen’ weer in het bewustzijn te brengen."(325)

"Na verloop van tijd circuleerden ook talloze zelfhulpcursussen voor overlevers van seksueel misbruik, waarvan de meest beruchte ongetwijfeld The Courage to Heal (1988) is van Ellen Bass en Laura Davis. Deze populaire zelfhulpgids, waarvan wereldwijd bijna twee miljoen exemplaren over de toonbank gingen, leerde overlevers hoe de symptomen van verdrongen seksueel misbruik te herkennen en hoe de herinneringen terug aan de oppervlakte te brengen. De symptoombeschrijving van Bass en Davis is zo vaag dat nagenoeg iedereen er zich in kan herkennen: vermoeidheid, depressieve gedachten, rusteloosheid, duizeligheid, slechte nachtrust. Bass en Davis hadden geen opleiding in de psychologie en waren onbekend met de onbetrouwbaarheid van ons geheugen en de gevaren van valse herinneringen. Dat hinderde hen niet om te schrijven: ‘Als je denkt dat je misbruikt werd en je leven vertoont de symptomen, dan werd je misbruikt.’ Dit roekeloze uitgangspunt, dat gemeengoed werd in de overleversbeweging die Bass en Davis op gang brachten, leidde de auteurs tot de hypothese dat bijna de helft van de vrouwelijke Amerikaanse bevolking het slachtoffer was van seksueel misbruik." [mijn nadruk] (327)

"De psychologie heeft aan hypnose relatief lange tijd het voordeel van de twijfel gegeven, maar momenteel beschouwt een grote meerderheid van geheugendeskundigen het als een onbetrouwbare techniek om herinneringen terug te halen. Integendeel, hypnose bevordert de creatie en inprenting van valse herinneringen."(330)

"Geheugenonderzoekers als Elizabeth Loftus, Richard Ofshe en Mark Pendergrast zagen het gevaar van deze therapeutische praktijken en hervonden herinneringen zeer goed in. Vooral Loftus’ onderzoek werd gedreven door een combinatie van wetenschappelijke nieuwsgierigheid en rechtvaardigheidsgevoel. Ze ontving brieven van radeloze vaders en moeders die met de meest waanzinnige aanklachten waren geconfronteerd."(337)

"Zoals de Amerikaanse senator Daniel P. Moynihan ooit stelde: ‘Iedereen heeft recht op zijn eigen mening, maar niet op zijn eigen feiten.’"(342)

(342) 6 - Zelfbedrog en cognitieve dissonantie

"Relatief recent is grondig wetenschappelijk onderzoek opgestart naar de oorzaken en mechanismen van zelfbedrog. Vooral wijdverspreid zijn vormen van wat psychologen positieve zelfillusies noemen."(347)

"Pseudowetenschap en het paranormale vormen een vruchtbare voedingsbodem voor zelfbedrog. Misschien een van de interessantste discussies binnen de sceptische beweging betreft de vraag of en in welke mate mediums, paragnosten en pseudowetenschappers zelf geloven wat ze beweren. Is een medium dat met overledenen praat oprecht overtuigd van haar gaven of weet zij maar al te goed dat zij haar klanten blaasjes wijsmaakt? Geloven astrologen zelf de onzin die ze in horoscopen schrijven? In bepaalde gevallen bestaat er geen zweem van twijfel over bedrog en bedrieger." [mijn nadruk] (349)

"Het algemene inzicht dat Trivers verduidelijkt, is dat het proces van evolutie door natuurlijke en seksuele selectie geen brein ontwikkelde dat er per se op gericht is om de waarheid over de werkelijkheid te leren kennen. In vele opzichten zijn ware overtuigingen evolutionair voordelig, maar selectie wil, metaforisch gesproken, niet in eerste instantie een waarheidslievend brein laten evolueren. Een brein moet gedrag bewerkstelligen dat een positief effect heeft op de overleving en voortplanting van ‘zijn’ organisme. Of preciezer uitgedrukt: op de reproductie van het genetisch materiaal.(...) Maar evolutie is niet verknocht aan waarheid, noch aan intelligente breinen." [mijn nadruk] (372-373)

[De pretentie te weten wat er evolutionair 'werkte' ... En in persoonlijke termen praten over de evolutie (de evolutie is verknocht aan) ... Niet goed. Jammer dat dit boek zo hangt aan evolutionaire zaken.]

"Dezelfde evolutionaire logica kan onze vatbaarheid voor bijgeloof en valse correlaties verklaren. In een complexe ecologische omgeving is het belangrijk om reële causale verbanden op te sporen. Welke paddenstoel is giftig en welke voedzaam, welke indicaties wijzen op naderend onweer, waar en wanneer kan ik rijpe vruchten vinden? Ons brein is uitgerust om dat soort verbanden op te sporen en in ons voordeel uit te buiten, maar een ongewenst neveneffect daarvan is dat we ontvankelijk zijn voor bijgeloof. Opnieuw is het kostelijker om een reëel causaal verband over het hoofd te zien dan er af en toe een te verbeelden. Cognitieve psychologen en evolutiepsychologen hebben de afgelopen jaren nog andere beperkingen of vooroordelen van ons cognitieve apparaat ontdekt, of gekende tekortkomingen vanuit een evolutionair perspectief belicht." [mijn nadruk] (381)

[Dat is simplisme: over 'evolutionaire logica' praten alsof er geen toeval speelt, vergeten dat mensen van andere mensen leren welke paddenstoelen giftig zijn en welke eetbaar. Het lijkt wel of dit hoofdstuk door een heel ander persoon geschreven is. Er staan allerlei aanvechtbare beweringen in. En weer eens in samenhang met evolutionaire psychologie. ]

"Men kan zich terecht de vraag stellen of we ons brein dan wel ergens over kunnen vertrouwen. We kunnen die scepsis overigens ook toepassen op de evolutietheorie zelf, die aanleiding gaf tot bovenstaande beschouwing."(386)

"We stellen vast dat mensen een bijzonder talent voor zelfbedrog lijken te hebben. Als het klopt dat de psychologie achter zelfbedrog een adaptieve functie heeft, dan moeten we niet verwachten dat we de wijze waarop we onszelf bedriegen gemakkelijk zullen doorgronden of omzeilen. Ons brein zal zich hardnekkig verzetten tegen dergelijke ontmaskering. Die veronderstelling, in combinatie met ons vermogen om op een slimme wijze onze valse overtuigingen te verdedigen, kan iemand die rationeel en kritisch wil denken moedeloos maken. Het pessimistische besluit dat wij gedoemd zijn om niet alleen valse overtuigingen te hebben, maar ook om ze te koesteren, lijkt onontkoombaar." [mijn nadruk] (392)

[Nee, dat klopt dus niet. En ons 'brein verzet zich niet hardnekkig', wat een onzin. Wat zich vooral vaak verzet is emotionele behoefte aan zekerheid en erkenning in samenhang met sociale druk, erbij willen horen. De hersenen leren de hele dag bij. En de evolutie stopt niet ineens. Mensen kunnen ook leren om kritisch te denken, skepsis te voelen bij alles wat er door mensen beweerd wordt, een behoefte aan controleerbaarheid te ontwikkelen. Makkelijk? Nee. Maar het kan gewoon.]

(399) 7 - Religie en het bovennatuurlijke

[Dat hier weer zoveel aandacht besteed wordt aan religie. Zo zinloos. En waarom schrijven over of bidden werkt?]

"Of iemand nu beweert dat water uit de bron van Lourdes geneeskrachtig is, of magische kristallen onder ons bed, of een rituele dans bij volle maan, steeds kunnen we zo’n bewering aan een gecontroleerde dubbelblindproef onderwerpen. Idem dito voor bidden."(421)

"Na Galtons aanzet moeten we nog lang wachten op een nieuwe studie naar de effectiviteit van bidden. Er zijn drie redenen voor die lange aarzeling. Ten eerste benaderen vele wetenschappers religieuze opvattingen anders dan pseudowetenschappen en het paranormale. Terwijl telepathie bijvoorbeeld al in de tweede helft van de negentiende eeuw werd onderzocht, besteedde men aan bidden geen aandacht. Ten tweede vonden veel wetenschappers zowel als theologen het onderwerp te frivool voor ernstig onderzoek. Ten onrechte, vinden wij. Mocht bidden echt werken, dan zou dat een spectaculaire bevinding zijn, zowel om wetenschappelijke als medische en theologische redenen. Ten derde waren veel wetenschappers terughoudend om geloofsovertuigingen die door zo velen oprecht werden beleefd, aan onderzoek te onderwerpen." [mijn nadruk] (424)

"Ondanks alles blijven mensen geloven in de kracht van bidden. De Nederlandse hersenwetenschapper Dick Swaab schrijft in zijn boek Wij zijn ons brein (2010): ‘Bij de grote massa is er geen spoor van twijfel: 82% van de Amerikanen gelooft dat bidden ernstige ziekten kan genezen, 73% gelooft dat bidden voor anderen een ziekte kan genezen, en 64% wil dat artsen voor hen bidden.’"(433)

"Omwille van de problemen die dergelijke vragen oproepen, hebben meerdere filosofen in het verleden het dualisme en het bestaan van de ziel verworpen. Hedendaagse wetenschappelijke bevindingen ondersteunen dat inzicht. De neurowetenschappen geven aan dat het onderscheid tussen geest en lichaam een illusie is. Er is enkel lichaam, waarvan een bepaald deel – onze hersenen – bewustzijnsprocessen voortbrengen, zoals gedachten, waarnemingen en gevoelens."(438)

[Maar andersom werkt dus ook, zoals de auteurs zelf aangeven. Dat wordt hier ineens weer vergeten. ]

"Los van onze spontane psychologische neiging om in het bestaan van een lichaamsonafhankelijk bewustzijn te geloven, kan de aanname van een onstoffelijke ziel ook troost en hoop bieden. Het leven lijkt dan niet te stoppen met de dood. Misschien kunnen we overleden geliefden weerzien. Noch onze intuïtieve psychologie, noch het hoopgevend en troostrijk karakter van een gedachte zijn echter goede criteria om haar naar waarheid te schatten. De opvatting dat we een onstoffelijke ziel bezitten, die verder blijft leven na de dood, is zonder twijfel een buitengewone bewering. Zijn de geleverde bewijzen ervoor overtuigend? We bespreken enkele mogelijkheden." [mijn nadruk] (440)

[Waarom wordt dit als een 'spontane psychologische neiging' neergezet? Ook hier bestaan grote sociale invloeden. ]

"Zowel over bijna-doodervaringen als over zogenaamde uittredingen (out of body experiences) bestaan veel anekdotische verhalen."(441)

[Vele pagina's daarover. Daarna ook nog vele pagina's over spoken, geesten, en zo meer. Nergens is bewijs voor. Of anders is bewezen dat het gebeuren er niet was zoals beschreven. En zo verder. Het enige belangrijke bij al dit soort dingen is: waarom geloven zo veel mensen koppig in al die onzin, ook al is het tegendeel bewezen? Omdat ze door religies geleerd hebben te geloven en afgeleerd hebben om zelfstandig en kritisch te denken. ]

(475) 8 - Wetenschap en pseudowetenschap

"De vraag hoe wetenschap zich onderscheidt van pseudowetenschap, of van andere vormen van kennis, houdt filosofen en wetenschappers al sinds de oudheid bezig."(476)

"Wetenschapsfilosofen verwijzen naar het probleem van demarcatie, of de scheidings lijn tussen wat wetenschap is en wat niet. Daarbij is het de bedoeling om de specifieke kenmerken van wetenschap zo eenvoudig mogelijk te beschrijven. De vlag van het demarcatieproject dekt echter twee verschillende ladingen. Omdat het onderscheid tussen die twee versies vaak voor filosofische verwarring zorgt, gaan we hier eerst wat dieper op in. Het eerste en belangrijkste luik van het demarcatieprobleem, dat ons hier in de eerste plaats aanbelangt, betreft de normatieve scheidingslijn tussen wetenschap en pseudowetenschap. Wat zijn de criteria van en voor goede wetenschap? Hoe onderscheiden de methodes, procedures en kennisvormen van bonafide wetenschap zich van pseudowetenschap? Welke zijn de symptomen van pseudo-wetenschap? Die demarcatielijn heeft een ‘normatief’ karakter omdat er een waardeoordeel aan vasthangt. Pseudowetenschap is een allesbehalve neutrale term.(...)
De tweede versie van het demarcatieprobleem betreft de neutrale scheidingslijn tussen wetenschap aan de ene kant en verwante disciplines als filosofie, wiskunde en metafysica (de leer van het zijn, van wat is) aan de andere kant. Niet alles wat geen wetenschap is, behoort tot het domein van de pseudowetenschappen." [mijn nadruk] (478)

"De nauwe verwevenheid van wetenschapstakken, in het bijzonder de reductie naar meer fundamentele disciplines (sociologie naar psychologie, biologie naar chemie, enzovoort), is een belangrijke indicatie van wetenschappelijke volwassenheid. Dat wil niet zeggen dat we de onderverdelingen tussen verschillende wetenschapstakken (en filosofie) volledig moeten opheffen." [mijn nadruk] (485)

[Pardon? Sociologie reduceren tot psychologie? Dat is iets wat evolutionaire psychologen willen, maar slaat de plank geheel en al mis. ]

"Terwijl Popper de theorieën van Freud en Adler in de banvloek van de pseudowetenschap sloeg, aanvaardde hij wel dat het marxisme aanvankelijk wetenschappelijke kwaliteiten vertoonde. Het euvel in dat geval bestond erin dat de historische voorspellingen van het marxisme effectief weerlegd werden, maar dat sommige fanatieke aanhangers dat niet konden verkroppen. In plaats van het historisch marxisme op te geven, probeerden zij de theorie te redden middels artificiële kunstgrepen en uitvluchten, die haar wetenschappelijk karakter sterk aantastten. Dergelijke ad-hocaanpassingen van een theorie, uitsluitend gemotiveerd door de wens om haar van falsificatie te redden, vormen volgens Popper een klassieke pseudowetenschappelijke strategie. De theorieën van Marx degenereerden dus tot pseudowetenschap toen bepaalde aanhangers weigerden gevolg te geven aan de duidelijke weerleggingen. De theorieën van Freud en Adler daarentegen waren volgens Popper al bij aanvang immuun voor weerleggingen, en zijn dat sindsdien gebleven." [mijn nadruk] (495)

"In 1958 vroeg de wetenschapsfilosoof Sidney Hook aan een auditorium vol psychoanalytici welk soort gedrag een kind zou moeten vertonen om de psychoanalyticus ervan te overtuigen dat het geen Oedipuscomplex heeft. Er kwam geen antwoord."(505)

"Wie pseudowetenschappen kritisch onderzoekt, stelt vast dat aanhangers hun theorie steevast indekken tegen potentiële falsificaties en interne contradicties, aan de hand van zogenaamde immunisatie-strategieën en systematische ad-hocmanoeuvres. Niettemin zullen pseudowetenschappers de valse indruk wekken dat hun theorie wel degelijk kwetsbaar is voor weerleggingen, en zullen ze confirmaties voor een theorie opeisen zelfs wanneer er geen enkel risico bestond op falsificatie. We kunnen verschillende types van immunisatiestrategieën onderscheiden, die we hier telkens illustreren met voorbeelden." [mijn nadruk] (509)

"Een typische strategie van pseudowetenschappers bestaat erin om dit Forereffect uit te buiten. Enerzijds wekken ze een indruk van specificiteit (kwetsbaarheid voor weerleggingen), anderzijds is hun theorie perfect bestand tegen elke mogelijke uitkomst."(512)

"Een verwante techniek om een theorie tegen weerleggingen te beschermen, bestaat erin om dubbelzinnigheden vooraf in te bouwen, zodat je de theorie in geval van nood kan afzwakken."(514)

"Meer ingenieuze variaties op deze techniek vinden we onder meer in de freudiaanse psychoanalyse, waar een aantal technische termen een merkwaardig conceptueel dubbelleven leiden."(515)

"In het volgende hoofdstuk over het postmodernisme zullen we nog meer voorbeelden aantreffen van deze dubbellevens, waarbij postmodernisten over en weer springen tussen een sterke en controversiële bewering (‘waarheid is een sociale constructie’), die bijzonder problematisch is, en een afgezwakte versie van dezelfde bewering, die waar maar triviaal is. Door heen en weer te springen tussen twee interpretaties van een opvatting, maken freudianen en postmodernisten van hun theorie een bewegend doelwit, dat elke rationele kritiek tracht te ontlopen. Een extra voordeel van deze strategie is dat, wanneer een criticus de sterke betekenis aanvalt, de pseudoweten-schapper hem kan verwijten dat hij de theorie niet goed begrijpt en een karikatuur aanvalt. Freudianen zullen de bewering dat Freud alles tot seksualiteit en perversie herleidde, vaak weglachen als een simplistisch cliché. Twee minuten later echter spreken ze over de ‘weerstand’ die tegen Freud bestaat (zie verder) omwille van wat hij reveleerde over onze diepste seksuele perversies."(518)

"Wie de psychoanalyse bekritiseert, is zelf ten prooi gevallen aan de machtige invloed van zijn onbewuste en bevestigt dus Freuds voorspellingen. De analogie met complottheorieën vindt haar oorsprong in het freudiaanse concept van het onbewuste als een intentionele entiteit, die plannen kan smeden en ingenieuze vermommingen kan aannemen om ons om de tuin te leiden. De socioloog Ernest Gellner maakte in de jaren tachtig van de vorige eeuw al de vergelijking tussen complottheorieën en de psychoanalyse, en in ons taalgebied werd ze uitgewerkt door de bioloog en scepticus Geerdt Magiels: ‘Complotsmeders verspreiden stelselmatig desinformatie om iedereen op een dwaalspoor te brengen, zoals ook het onbewuste doet.’" [mijn nadruk] (528)

(547) 9 - Onzin voor gevorderden

Over Sokals postmoderne hoax in Social Text.

"In de ogen van Sokal bevestigde dat de hypothese van Gross en Levitt. De argumenten en intellectuele kwaliteiten van een artikel doen niet veel ter zake, zolang je maar in het juiste ideologische kamp zit, het postmoderne jargon in de vingers hebt en de laatste lichting nieuwmodische filosofen hebt gelezen."(551)

"Om zijn beweegredenen uiteen te zetten en duiding te geven bij de literatuur waaruit hij inspiratie putte, bundelde hij het jaar daarop de krachten met de Belgische fysicus Jean Bricmont. Het resultaat daarvan was het boek Impostures intellectuelles, dat in 1998 in licht aangepaste vorm in het Engels werd vertaald als Fashionable Nonsense.
De kracht van het boek schuilt in de ogenschijnlijke bescheidenheid ervan. Sokal en Bricmont spreken zich niet uit over de waarde van het totale oeuvre van de intellectuelen die de revue passeren. Ze spitsen zich toe op een aantal specifieke misbruiken van wetenschappelijke concepten, een domein waarin ze toevallig experts zijn. Het retorische effect op de lezer liegt er niet om. Jacques Lacan, Julia Kristeva, Luce Irigaray, Jean Baudrillard, Gilles Deleuze en Félix Guattari, allemaal worden ze betrapt op vormen van schaamteloze intellectuele verlakkerij. Ze proberen hun publiek te intimideren door naar ingewikkelde wiskundige en fysische concepten te verwijzen, maar hebben dikwijls geen flauw benul van de theorieën waarbij ze leentjebuur spelen. Technische concepten worden uit hun context gerukt en op een hoogst eigenzinnige manier gebruikt of lijken willekeurig door elkaar gehaspeld in een potpourri van woorden zonder enige betekenis." [mijn nadruk] (555)

"We beschikken zelden over de nodige tijd en kennis om obscure auteurs en quasi ondoorgrondelijke teksten te bestuderen en op hun waarde te beoordelen. Dat is ook het argument waarmee verdedigers steevast schermen, of het nu over homeopathie, lacaniaanse psychoanalyse, astrologie of de filosofie van Deleuze en Guattari gaat. Nooit heeft een criticus volgens de ingewijden voldoende boeken gelezen om zich met kennis van zaken te kunnen uitlaten over hun theorie (of de criticus heeft net de verkeerde boeken gelezen, zelfs uit het oeuvre van de auteurs die hij bekritiseert!)." [mijn nadruk] (566)

"De frappante onthullingen in het boek van Sokal en Bricmont maken de lezer weerbaarder tegen de sirenenzang van misleidende en betekenisloze teksten. De volgende keer dat we een tekst met dezelfde symptomen tegenkomen, zullen alarmbellen gaan rinkelen. Als we eenmaal hebben vastgesteld dat het obscure discours van een auteur in minstens bepaalde gevallen een moedwillig misbruik van wetenschappelijke concepten verhult en louter bedoeld lijkt om de lezer te intimideren en tot een vruchteloze zoektocht naar diepere betekenis te verleiden, waarom zouden we die auteur dan nog vertrouwen wanneer we over minder houvast beschikken? Zoals de Britse evolutiebioloog en scepticus Richard Dawkins schreef in zijn recensie van het boek van Sokal en Bricmont: ‘Een filosoof die erop betrapt wordt dat hij het erectieorgaan gelijkstelt aan de vierkantswortel van -1 heeft, in mijn ogen, zijn geloofwaardigheid verspeeld als het aankomt op dingen waar ik op mijn beurt niets van afweet.’" [mijn nadruk] (569)

"Onder de grote verhalen die in de ogen van veel postmodernisten achterhaald zijn, behoren de kernelementen van een rationeel en wetenschappelijk wereldbeeld, waarachter het modernisme en met name de Verlichtingsdenkers zich hadden geschaard: (1) de overtuiging dat er een externe wereld bestaat onafhankelijk van onze subjectieve waarneming, (2) de mogelijkheid om min of meer betrouwbare kennis te vergaren over die wereld en (3) de opvatting dat bepaalde redeneervormen objectief gezien beter zijn dan andere."(576)

[Fuck them! :-) ]

"Als postmodernisten menen dat ‘westerse’ wetenschap op dezelfde hoogte staat als eender welke andere primitieve mythologie, of dat wetenschap een sociale constructie is die slechts de ideologie van de wetenschappelijke gemeenschap reflecteert, wat is dan het statuut van dergelijke uitspraken? In feite doet de postmodernist hier een empirische waarheidsaanspraak over de sociale invloeden op wetenschappelijke kennis, de culturele productie van kennis en de betrouwbaarheid van ons denkvermogen. Maar in dat geval zit hij in hetzelfde schuitje als de wetenschapper, uitgerekend het schuitje dat hij tot zinken wil brengen. Laten we de postmodernist ernstig nemen: ofwel heeft hij het bij het rechte eind, zoals hij beweert, ofwel vergist hij zich. Als hij gelijk heeft, is zijn stelling ook op zichzelf van toepassing, waardoor we opnieuw geen reden hebben om ze aan te nemen. Ze is dan slechts een sociale constructie als een andere."(586)

"Onder de invloed van enkele filosofische zwaargewichten, waaronder Thomas Kuhn en Paul Feyerabend, lieten veel wetenschapssociologen het idee varen dat wetenschap in essentie op een rationele wijze verloopt en tot steeds betere kennis over de werkelijkheid leidt. In de stroming van het sociaal-constructivisme, die deze anti-wetenschappelijke tegenbeweging belichaamt, stelt men dat de werkelijkheid (de externe wereld) slechts een verwaarloosbare rol speelt in de totstandkoming van wetenschappelijke kennis. Ontwikkelingen in de wetenschappelijke theorievorming en in het bijzonder wetenschappelijke ‘revoluties’ worden op doorslaggevende wijze gestuurd door sociale en culturele determinanten, door toevallige omstandigheden, door machtsrelaties en coalitievorming, en zo verder. Met andere woorden: wetenschap is veel minder rationeel dan we dachten." [mijn nadruk] (589)

"Hoe complex de dynamiek van theorie- en consensusvorming in een discipline ook is, het is een ontegensprekelijk feit dat empirische argumenten op bepaalde momenten doorslaggevend waren. Zonder die aanname is het uiteindelijke succes van wetenschappelijke theorieën (in casu de nauwkeurige voorspellingen van de platentektoniek) niets minder dan een mirakel. De wetenschappelijke methoden zijn er precies op ingesteld om het verdict van de natuur zo nauwgezet mogelijk op te volgen, al is dat in geïsoleerde situaties een ideaalbeeld en kan het jaren duren vooraleer de natuur het pleit wint."(593)

(602) Nawoord

"Onze bedoeling was niet om het domein van pseudowetenschap en onzin exhaustief in kaart te brengen. Dat zou onbegonnen werk zijn. Met onze gevalsstudies streefden we ernaar om instrumenten voor kritisch denken aan te reiken, die de lezer vervolgens op andere domeinen kan gebruiken. In het bijzonder hebben we veel aandacht besteed aan de psychologische gronden van bizarre opvattingen. Wie begrijpt hoe zulke opvattingen ontstaan en in stand worden gehouden, zal minder geneigd zijn om eraan ten prooi te vallen.
Naast een goed begrip van de psychologische oorzaken van irrationaliteit kan ook een historisch perspectief onze vatbaarheid voor onzin verminderen."(605)