>>>  Laatst gewijzigd: 15 december 2020   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Incididunt nisi non nisi incididunt velit cillum magna commodo proident officia enim.

Voorkant Gehlen 'Der Mensch - Seine Natur und seine Stellung in der Welt' Arnold GEHLEN
Der Mensch - Seine Natur und seine Stellung in der Welt
Wiesbaden: Akademische Verlagsgesellschaft Athenaion, 1978/12, 1940/1; 410 blzn.
ISBN: 37 9970 6100

Het boek is uiteraard door de jaren heen veranderd, komt tegemoet aan of houdt rekening met kritieken. En ook de wetenschappelijke gegevens zijn geactualiseerd.

Einleitung

§1

Gehlen wil een antropologie ontwerpen die niet metafysisch is, maar gebaseerd is op empirische ervaring, met name uit het bereik van de biologie.

[Mij bevalt dat hij er op wijst (p.13) dat je zo'n antropologie alleen kunt bereiken, wanneer je de afzonderlijke wetenschappen die je gebruikt overstijgt met een leidend filosofisch gezichtspunt. Dat gezichtspunt moet een centraal gezichtspunt zijn, dus: niet één kenmerk van de mens (bijv. de ratio) als uitgangspunt nemen, maar een gezichtpunt dat het totale menselijke bestaan karakteriseert. Gehlen neemt als gezichtspunt Nietzsches idee dat de mens het nog niet vastgestelde dier is en in die zin een aparte status heeft.]

Hij illustreert dat hier al met de lichaam-geest-kwestie. Het is absoluut niet zijn bedoeling een naturalistisch, biologistisch standpunt in te nemen van waaruit hij het innerlijk terugvoert op somatische oorzaken. Hij wil wel het dualisme overstijgen en tevens het negatief gestelde idee dat de mens een eenheid van lichaam en geest is, wat inderdaad waar is maar nog niets zegt en in feite de problemen laat liggen. Methodisch praat hij daarbij niet over oorzaken (dit veroorzaakt dat), maar over de samenhang van voorwaarden die elkaar vooronderstellen. Het handelen blijkt als begrip bijzonder bruikbaar, als het er om gaat om in samenhangen te blijven denken (19). Ik ben dat erg met hem eens.

[Met deze thema's zit ik vlak bij mijn belangstellingssfeer en ik ben dan ook blij dat hij de zaken zo benadert. Ik gaf al eerder aan dat ik het er erg mee eens ben om de grenzen van wetenschappelijke en filosofische disciplines te overstijgen, óf naar een leidend wetenschappelijk gezichtspunt (cf. de psychoanalyse van Freud), óf naar een leidend filosofisch gezichtspunt, óf beide samen. Wat mij betreft is de visie:
--het bestaan van mensen kenmerkt zich door dat ze voortdurend tekens moeten interpreteren;
--daarom bestaat er maar een beperkte zekerheid, zélfs wanneer mensen via wetenschappelijke methoden interpreteren;
--die interpretatie speelt een nog fundamenteler rol bij betekenissen in menselijke interacties en instituties;
--dáár is de onzekerheid dientengevolge dan ook het grootst;
--daarbij is fundamenteel dat we bij interpretaties moeten uitgaan van het besef dat elk teken alleen binnen zijn context begrepen kan worden, of dat nu een melodie, een taaluiting, een natuurproces of een handeling is.]

[Vandaar mijn bezwaren tegen een reductie op talige communicatie binnen de psychoanalyse, en tegen alle andere reducties die ik al tegengekomen ben (logisch atomisme en logisch positivisme; ideëen over een universele wetenschappelijke methodologie, en zo verder). Ik denk in complexe samenhangen en Gehlen wil dat ook. Elke interpretatie voltrekt zich binnen de context van de interpretator en het geïnterpreteerde, dat tekent fundamenteel het menselijk bestaan, en dat zet elke reductionistische wetenschappelijke opvatting op zijn kop. Er is te lang gesimplificeerd, er wordt nog steeds te veel gedacht vanuit een 'gehandicapte' of 'gehalveerde' instrumentalistische rationaliteit.]

[Precies die laatste leidt er toe dat mensen een atoombom kunnen ontwerpen en op Hiroshima kunnen gooien, zonder zelfs maar gevoelig te zijn voor de dood en het lijden van zo veel concrete individuele mensen. Zo'n rationaliteit is beperkt en blind en leidt tot een handelen zonder lichaam, zonder gevoel voor mensen.]

[Dat brengt me op een derde punt: 'handelen' is een kritisch begrip, ik merk het steeds meer, het overstijgt de eenzijdigheden, het duidt samenhangen aan. Ook dat ziet Gehlen zo. Het overstijgt zogenaamde tegenstellingen als lichaam-geest, individu-maatschappij, theorie-praktijk. En het maakt de link naar interpretatie mogelijk, want elk handelen is tegelijkertijd en naar zijn kern ook een interpreterend handelen. Ook dat begrip zet een hoop wetenschap en filosofie op zijn kop. Rationeel handelen vooronderstelt een eenheid van gevoel en verstand, van mens en wereld, van innerlijk en uiterlijk, van concreet en abstract. Veel complexer dan reducties, maar anders kan niet.]

§2

Gehlen wil allereerst met een vooroordeel afrekenen dat volgens hem fnuikend is voor de ontwikkeling van een goede antropologie. Hij bespreekt - om dat duidelijk te maken - Scheler's Die Stellung des Menschen im Kosmos, en duidt het aan met het fasen / rangen / trappen / tredenschema [hoe vertaal je verdorie 'Stufenschema'?]. Dit houdt in dat er van dier tot mens een overgang is van instinct naar gewoontevorming naar praktische intelligentie naar geestelijke intelligentie. Het leidt óf tot de klassieke afstammingsleer, waarbij er alleen gedacht kan worden in termen van een continue overgang, van een gradueel onderscheid; óf het onderscheid wordt juist sterk benadrukt door de geest als bijzondere kwaliteit van de mens te zoeken, een geest die dan gedenaturaliseerd wordt.

Gehlen wil een derde weg, waarbij het handelen weer als kritisch begrip gehanteerd wordt: ook al het fysisch-somatische speelt bij mensen een wezenlijk andere rol (22-23, 28). Hij laat zien dat noch de ordening van instinct naar intelligentie noch de koppeling aan een ontwikkeling van lagere naar hogere diersoorten met uiteindelijk de mens als de kroon op de schepping steekhoudend is. Je kunt bijv. niet zo maar het instinctbegrip van dieren overdragen naar mensen. Of zeggen dat zoogdieren intelligenter zijn dan vogels omdat ze hoger op de evolutieladder staan. Gehlen voert veel voorbeelden aan om dat duidelijk te maken.

[Zelf moet ik hierbij ook denken aan de boeken van Jos van Ussel over seksualiteit, waarin hij heel het idee aanvalt dat er sprake zou zijn van een 'seksuele drift' bij mensen. Ik zie daarin een goed voorbeeld van hoe zo'n antropologie allerlei vanzelfsprekendheden op zijn kop zet. Hoeveel mensen zijn er niet van overtuigd dat mensen die seksueel geen bevrediging kennen - en dan hebben ze daar nog een heel beperkte kijk op - dus per definitie ongelukkig moeten zijn, omdat 'de mens een seksuele drift heeft die geuit moet worden om te voorkomen dat er frustraties ontstaan'. En dan blijkt dat een biologistische interpretatie van een verschijnsel te zijn, die heel goed vervangen kan worden door een interpretatie waarin seksualiteit op die manier niet eens betekenis heeft. Om maar eens een uitspraak van Van Ussel te parafraseren: je gaat niet dood van gebrek aan seksuele bevrediging, maar wel van eenzaamheid en gebrek aan intimiteit. Ook voor de psychoanalyse zou dit een heel aardige kritiek kunnen opleveren.]

§3

Hier werkt Gehlen sterk met het context-idee, zoals ik dat maar zal noemen. Het instinct van dieren is gebonden aan een heel bepaald milieu, dieren zijn volstrekt aangepast aan en in harmonie met hun milieu. Bij mensen is dat niet zo. En dan komt Gehlen met de grote lijnen van zijn antropologie (p.32!).

Mensen zijn onaf, zijn 'welt-offen', onaangepast aan een bepaald milieu. Dat is principieel een belasting. Mensen worden overstroomd door indrukken en verrassingen. Ze zijn daarom gedwongen zich te 'ontlasten' via handelingen waarin ze stelling nemen tegenover zichzelf in de wereld, van zichzelf binnen die wereld iets moeten maken, de toekomst moeten ontwerpen zodanig dat ze een overvloed van indrukken kunnen hanteren. Mensen moeten alles 'lebensdienlich' maken en scheppen zo een cultuur. De mens heeft geen natuurlijk milieu en het heeft om die reden eigenlijk geen zin om te onderscheiden tussen natuur- en cultuurvolkeren. Onze waarnemingswereld nu is dan ook het resultaat van het bezig zijn van mensen, ze is symbolisch, "ein Feld von Erfahrungsandeutungen, welche uns die Beschaffenheit und Verwendbarkeit der Gegenstände symbolisieren."(39)

§4

Hij noemt dat hier een 'Erfindungsfeld' (40). Die cultuur moeten kinderen zich eigen maken via een veelheid van gecompliceerde 'kommunikativen Umgangsbewegungen'(41), waarin er een eenheid is van sensorische, motorische, cognitieve, affectieve, enz. activiteiten. Mensen leren dan ook een veel breder scala van bewegingsmogelijkheden dan dieren, omdat dat scala van bewegingsvormen ongespecialiseerd is, d.i.: niet gericht is op een specifiek milieu. Een grote zaak- en zelfgevoeligheid is in dit ontdekkingsproces nodig. En dat alles omdat de mens een secundaire nesthokker is die in feite onaf geboren wordt en alles na zijn geboorte nog moet leren. Een mooie kreet:

"Es ist philosophisch sehr wichtig, die gemeinsame WURZEL VON ERKENNTNIS UND HANDLUNG freizulegen, denn Weltorientierung und Handlungsführung sind die ersten und tragenden menschlichen Lebensgezetze."(43)

Vanuit deze visie begrijp je de eenheid van alle mogelijke processen bij mensen, en ook dat verstoringen in het ene veld leiden tot verstoringen in het andere veld, en ook dat er in de menselijke ontogenese zo ontzaglijk veel fout kan gaan.

[Filosofisch gezien is die laatste uitspraak precies dat wat ik altijd ook zeg, maar dan in andere woorden: dat je zonder lijf niets kunt weten, dat je zonder na te denken niets met je lijf kunt, dat 'handelen' een kritisch concept is dat een tegenstelling als lichaam-geest, logos-eros overstijgt.]