>>>  Laatst gewijzigd: 14 september 2023   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Nog een oud boek dat ik tijdens mijn filosofiestudie las en waarvan ik de samenvatting gedigitaliseerd heb. Dit boek vormt namelijk een illustratie van alles aan de academische filosofie waaraan ik een hekel heb.

Allereerst is er dat vreselijke taalgebruik dat niets verheldert en alleen maar versluiert, de term 'beschouwelijk', woorden als de trits 'beheer / verkeer / harmonie', 'begrenzend en doorbrekend wedervaren', nee werkelijk. De invloed van het lezen van Heidegger ongetwijfeld.

En dan die eeuwige angst om als filosoof over normatieve zaken na te denken. "Dat wij beschouwelijk proberen te zijn houdt in dat we ons verre willen houden van alle uitspraken over de manier waarop mensen behoren te zijn en willen bezien hoe mensen zijn."(10) En verderop: "Als filosofisch antropoloog kan men enerzijds uitgaan van een praktische doelstelling, bij voorbeeld het verbeteren van het lot van mensen. Anderzijds kan men uitzijn op een zo beschouwelijk mogelijke benadering van mensen. Wij kiezen voor die laatste aanpak."(16)

Toen ik indertijd het boek las zette ik een vraagteken in de kantlijn bij die uitspraken. Ik ben blijkbaar erg constant in mijn ergernissen. Wat is dat toch voor benadering waarin je zogenaamd niet normatief wilt zijn, terwijl je dat natuurlijk altijd bent? En omdat dit boek blijkbaar ook bedoeld is voor het onderwijs is het nog belachelijker: 'Jongens en meisjes, ik wil hier een beetje beschouwelijk zitten wezen over een aantal belangrijke kenmerken van hoe mensen zijn, maar ik wil geen woord vuil maken aan hoe mensen zouden moeten zijn'. Waarom is dat iets waarvan je je verre zou willen houden? De uitleg op p.16 is bijna denigrerend tegenover praktisch handelen gericht op verbetering, bovendien wordt daar onterecht gesuggereerd dat er een tegenstelling bestaat tussen normatief handelen en reflectie. Die uitleg zegt: ik wil beschouwelijk zijn, ik wil ascese, afstand, ik wil me niet door waardeoordelen laten leiden, ik wil zien hoe het is. Maar hoe normatief is dat wel niet? En wat zie je door die keuzes die je daarmee maakt juist niet meer? En hoe relevant is het dan nog wat je naar voren brengt? Het gevolg is een bloedeloos boek geschreven vanuit een soort van koude arrogantie, zonder enige warmte of betrokkenheid bij het alledaagse bestaan van mensen. De insteek is negatief en conservatief en fatalistisch.

Dat blijkt ook uit de uithaal naar het denken van mensen als Habermas en Ricoeur waarin emancipatie door reflectie centraal staat. Liever de onmacht en de passiviteit zeggen deze 'beschouwelijke filosofen' Oudemans en De Jong in dit boek, alles is zoals het is, we kunnen niet zeggen hoe mensen eigenlijk moeten zijn, mensen zijn nooit echt veranderd, er zal altijd agressie en geweld zijn, er zullen altijd hiërarchieën zijn, en meer van die gemakkelijke prietpraat van mensen die een luxueus leventje leiden en alleen maar met hun eigen sores bezig zijn. Blijkbaar moeten mensen zich door 'het wedervaren' heen slaan met illusies? Dit is een pleidooi voor de onmacht en de gelaten acceptatie ervan zonder dat we nog proberen iets aan onze situatie, aan de maatschappelijke situatie te veranderen. Moeten we weer naar de kerk en ons onderwerpen aan machten buiten onszelf zodat we ons tegen beter weten in gelukkig kunnen voelen? Het is belachelijk en typisch conservatief. Nou, ik houd het maar liever bij Habermas en Ricoeur.

Voorkant Oudemans-De Jong 'Over de natuur van mensen - Inleiding in de filosofische antropologie' Th.C.W. OUDEMANS / R.D. de JONG
Over de natuur van mensen - Inleiding in de filosofische antropologie
Alphen a/d Rijn-Brussel: Samsom Uitgeverij, 1983; ISBN: 90 1403 2897

(9) Inleiding

Gekozen is voor een systematische opzet, niet voor een historische. Twee thema's staan centraal: vergelijking van mensen met dieren (ethologie) en vergelijking van mensen uit veschillende culturen (culturele antropologie).

"Dat wij beschouwelijk proberen te zijn houdt in dat we ons verre willen houden van alle uitspraken over de manier waarop mensen behoren te zijn en willen bezien hoe mensen zijn."

En verderop in hf 1:

"Als filosofisch antropoloog kan men enerzijds uitgaan van een praktische doelstelling, bij voorbeeld het verbeteren van het lot van mensen. Anderzijds kan men uitzijn op een zo beschouwelijk mogelijke benadering van mensen. Wij kiezen voor die laatste aanpak."(16)

(11) 1 - Enkele opmerkingen over filosofische antropologie

Op een of andere manier kunnen wij mensen uit het verleden (een Griekse tragedie wordt als voorbeeld opgevoerd) of uit geheel andere culturen begrijpen.

"Uiteraard bestaan er grote verschillen tussen de levensuitingen van uiteenlopende culturen, toch kunnen zij elkaar in die diversiteit begrijpen. Maar dan is het niet zinloos om te zoeken naar algemeen-menselijke eigenschappen die zich in die verschillende culturen uiten. Juist dat doet de filosofische antropologie."(12)

"Ten slotte worden bestaande filosofische opvattingen die sterk de nadruk leggen op de menselijke mogelijkheden (bij voorbeeld in techniek, vrijheid, verantwoordelijkheid, harmonie) gerelativeerd. Dat doen wij door te wijzen op factoren die die menselijke mogelijkheden begrenzen of doorbreken." [mijn nadruk] (16-17)

[En dat is niet normatief? Het is de omgekeerde wereld. Niet vanuit de beperkingen de mogelijkheden zoeken, maar heel negatief wijzen op beperkingen wanneer iemand probeert mogelijkheden te laten zien.]

Gekozen is voor een hermeneutische methode die betekenissen beschrijft door ze te plaatsen binnen grotere gehelen.

"Typerend voor het begrijpen van betekenissen binnen grotere gehelen is dat men zich daarbij in een positie tussen vreemdheid en vertrouwdheid bevindt. Een van de grondleggers van de negentiende-eeuwse hermeneutiek, Schleiermacher, wijst erop dat het begrijpen van betekenis niet nodig is wanneer er helemaal geen vreemdheid zou zijn, en dat het niet mogelijk is wanneer de betekenis volkomen vreemd zou zijn. (...) Hermeneutisch verstaan is het via waarneming invullen of corrigeren van wat men tevoren al begreep of dacht te begrijpen (het zogeheten Vorverständnis)."(26)

"Een van de kernvragen in dit boek zal luiden: in hoeverre spelen in de betekenis van menselijke levensuitingen zelfdoen en eigen inzicht een rol, en in hoeverre overkomen ze mensen? Wij willen hier bij wijze van voorschot iets laten zien van die verstrengeling van activiteit en passiviteit ..."(30)

(39) 2 - Dieren en mensen

Eerst gaat het hier over de relatie tussen dieren en de niet-levende natuur (klimaat, geografie, etc.) resp. de levende natuur (voedselketens etc.). Dieren zijn aangepast aan hun natuurlijke omgeving, al blijft er sprake van wisselwerking.

"Op grond van deze relatie met de natuurlijke omgeving zijn dieren niet alleen lichamen, dingen, maar ook lijven die een zinvolle relatie hebben met die omgeving."(41)

Hetzelfde geldt voor mensen, maar op een andere manier: mensen hebben een grotere afstand van / een grotere zelfstandigheid ten opzichte van hun natuurlijke omgeving dan dieren. Zo slagen mensen er in om vrijwel onder alle omstandigheden, dus vrijwel op alle plekken ter aarde, te wonen. Andere verschillen met dieren: de veelzijdigheid van wat mensen eten, de grotere hersenomvang waardoor meer gedragsmogelijkheden, de rechtopgaande houding, het duurt langer voordat mensen alles geleerd hebben wat nodig is om te overleven, er is sprake van een permanente seksualiteit.

"Op het punt van lijfelijke expressie en de herkenning ervan lijken mensen op dieren. Zo zijn gelaatsexpressies die fundamentele emoties als vrees, afschuw, woede, verbazing en geluk weergeven, bij alle mensen vergelijkbaar en transcultureel herkenbaar. Diverse uitdrukkingen van mensen en dieren zijn ook onderling vergelijkbaar."(45)

"Aan de ene kant is er dus verwantschap tussen fundamentele menselijke uitdrukkingen van het lijf en dierlijke, aan de andere kant is hier alleen sprake van een familiegelijkenis, die steeds minder voor de hand liggend kan worden."(47)

Het gebruikte voorbeeld was imponeergedrag. Mensen kunnen via kleding en gedrag veel meer manieren vinden om te imponeren of te dreigen dan dieren ooit zouden kunnen. Dieren volgen voor het grootste deel hun instincten, mensen kunnen bepaald gedrag aanleren. Gedrag van dieren kan gericht zijn op beheer (voedsel verwerven bv.; gericht op eigen behoeftebevrediging), op verkeer (gedrag tegenover soortgenoten en andere diersoorten is verschillend), of op harmonie (het uitvoeren van rituelen waarmee potentieel bedreigende omstandigheden minder schadelijk worden zoals bij onderlinge gevechten om een vrouwtje). Mensen hebben een grotere instinct-armoede en meer aangeleerd gedrag, ze zijn minder gespecialiseerd.

"Als gevolg van die ongespecialiseerdheid en variatie vertonen mensen gedragingen die weinig meer met dierlijk gedrag gemeen lijken te hebben, zoals redelijk gefundeerde, op eigen beslissingen berustende handelingen. Maar hier moet men zich hoeden voor de verleiding om mensen een volkomen eigen plaats, los van de dieren toe te kennen. Om te beginnen zijn bij mensen instinctieve gedragingen niet afwezig, en vervolgens blijven aangeleerde, autonome menselijke handelingen doortrokken van levensbetekenissen die een verwantschap met dierengedrag hebben.(...)
Mensen hebben al snel het idee dat hun handelingen alleen bepaald zijn door hun eigen doelstellingen. Daarmee is voorzichtigheid geboden. De doelstellingen van mensen zijn vaak niet anders dan een bewuste vorm van natuurlijke doelmatigheid. Gedragingen als het groeten van bekenden, het aangetrokken worden door de andere sekse, het instellen van een hiërarchie, het afremmen van agressie, het volgen van een leider, het zich opofferen voor de eigen groep zijn even zo vele natuurlijke gebeurtenissen die primair hun betekenis ontlenen aan het leven dat mensen delen met dieren." [mijn nadruk] (51)

[O, moet ik dat. Om maar duidelijk te maken dat ook dit 'beschouwelijke verhaal' waarderingen uitspreekt. Bluf is ook een vorm van imponeergedrag: de conclusie hier is namelijk uiterst vaag "het leven dat mensen met dieren delen", wat bedoel je daarmee? Gedrag van mensen heeft een heel andere betekenis dan het gedrag van dieren, juist omdat er bewustzijn bij komt kijken en mensen ook ander gedrag kunnen kiezen. Op een bepaald punt gekomen is de vergelijking met dierengedrag daarom zinloos.]

Ook bij mensen kun je het gedrag indelen in gedrag gericht op beheer, verkeer of harmonie.

[De verhalen bij 'verkeer' en 'harmonie' illustreren wat ik bedoel: hier heeft het vrijwel geen zin meer om te wijzen op de natuurlijke onderliggende factoren, omdat andere - bijvoorbeeld culturele of economische - factoren een veel grotere rol spelen in die agressie of die samenwerking of die rituelen dan natuurlijke. Voetbalwedstrijden als rituelen die agressie reguleren, een uitlaatklep die harmoniseert? Kom op, zeg, dat is toch echt te simpel. Het lijkt er trouwens meer op dat ze agressie veroorzaken en een hoop schade veroorzaken.]

"Wij menen dat mensen geen dieren zijn plus nog iets, maar dat ze geheel deelhebben aan hetzelfde leven, maar dat op geheel andere wijze doen."(58)

"Mensen komen geheel overeen met dieren, en ze verschillen er ook helemaal van."(59)

[Leuk gevonden, hoor, die kreten, ze zeggen alleen niet zo veel. Die verschillen zoals hiervoor beschreven zijn fundamenteel.]

"Wanneer het leven zo niet op identieke, maar op analoge wijze aan mensen en dieren wordt toegeschreven, dan kunnen bevindingen over dierengedrag niet zonder meer overgedragen worden naar menselijk gedrag."(59)

[Dat is mijn punt nu net.]

Volgt een kritiek op het dualisme van lichaam en geest (met name vanuit dat idee dat de mens een dier is met iets extra's, namelijk de geest, en daarmee boven de dieren komt te staan). Daarna volgt nog een bespreking van de evolutieleer en de antropologische betekenis ervan, waaruit ook weer blijkt dat de mens niet de kroon der schepping is. Er is ook geen sprake van doelgerichte ontwikkeling (teleologisch denken met antropocentrisme als uitgangspunt).

"De mens is een toevalsprodukt, en de natuur heeft een zelfstandige betekenis, buiten de mens om."(69)

(75) 3 - Mensen als levende wezens: Filosofische samenvatting

Distantie van de mens tegenover de werkelijkheid is dus een belangrijk punt. Niet alleen dat mensen onafhankelijk zijn van / zelfstandig zijn tegenover hun levensomgeving inclusief andere mensen, ze nemen soms ook afstand ten opzichte van het afstand hebben (jezelf van buiten af bekijken). Desondanks blijven ook mensen aan die levensomgeving gebonden: ze zijn gesitueerd in een levensruimte.

"Doordat mensen enerzijds behoren tot hun levensomgeving, maar zich er anderzijds ook tegenover kunnen plaatsen hebben zij niet, zoals dat bij dieren het geval is, een vaste natuurlijke plaats. De werkelijkheid is hun in eerste instantie vreemd. Ze zijn er niet meteen in thuis."(77)

[Dat zijn van die abstracties over 'de mensheid' waar je niet veel aan hebt. Concrete mensen worden bij concrete mensen geboren in een omgeving die - in de meeste gevallen - een tijd lang de vertrouwde, veilige omgeving is. In eerste instantie is het juist een plaats van warme lichamen, aanrakingen, woordjes, voedsel, en zo verder, en de grotere ruimte of geografische lokatie doet er voorlopig niet toe, zonder veel afstand of zelfstandigheid. Maar natuurlijk moet je als mens op een gegeven moment van alles leren en leren is altijd het je eigen maken van wat je nog niet wist en je vreemd was, je gaat op ontdekkingstocht, je neemt afstand, je wordt zelfstandig. Ik vind het nogal raar dat hier over 'mensen' gepraat wordt alsof afstand, zelfstandigheid, 'vervreemding' de basisconditie is.]

"Deze distantie is niet zonder problemen. Dieren bestaan direct, hebben geen besef van hun bestaan. Maar mensen hebben door die betrokkenheid op henzelf de directheid van het leven 'verloren'. Mensen zien bij voorbeeld hun naaktheid, ze kunnen zich schamen, ze ervaren hun leven als onaf. Zo ervaren mensen zichzelf als vreemdelingen, niet alleen in de werkelijkheid maar ook voor zichzelf. Als gevolg van die afstand tegenover zichzelf verlangen mensen ernaar 'tot zichzelf te komen', 'zichzelf te worden'. Dat brengt ons tot de tweede algemene eigenschap van mensen die een modificatie vormt van een algemeen kenmerk van levende wezens, de zelfverwerkelijking."(78)

[Ook dit zit vol waarden en normen. Waarom is het een 'verlies' wanneer je die directheid van dieren niet hebt? Mensen bestaan in eerste instantie trouwens ook behoorlijk direct - denk aan de befaamde kinderlijke spontaniteit. En waarom zou het besef van je naaktheid iets te maken hebben met het voelen van schaamte? Je kunt je naaktheid ook zien en tevreden zijn met wat je ziet of er iets lekkers mee doen. Waarom zou je door die afstand een 'vreemdeling' zijn voor jezelf? Je kunt ook over jezelf nadenken en tevreden zijn met wat je bent. Hier wordt weer gedaan alsof mensen 'in eerste instantie' - die uitdrukking duikt regelmatig op - vreemden zijn voor zichzelf en pas gaandeweg zichzelf kunnen worden. Geen woord over de invloeden van de omgeving in hoe je je naaktheid ervaart, jezelf ziet, en zo verder. De omgeving kan je vervreemden van jezelf, bijvoorbeeld door je spontaniteit af te remmen, door naaktheid te veroordelen, en zo verder. Hier wordt gedaan alsof er een antropologische noodzakelijkheid is los van de sociale omgeving. Maar mensen zijn nooit los van hun sociale omgeving.]

"Kortom, mensen gebruiken hun distantie om zichzelf te verwerkelijken. Daarmee proberen ze de afstand ten opzichte van hun omgeving, andere mensen, en ten opzichte van zichzelf te overbruggen." [mijn nadruk] (79)

[Ik vind dit een heel verkeerd beeld. Het is niet in overeenstemming met de werkelijkheid, het is de omgekeerde wereld. In eerste instantie is er bij concrete mensen geen distantie, maar mensen nemen juist gaandeweg meer afstand in tegenover hun lijf, hun sociale omgeving, de natuur, de cultuur, zichzelf. Dat is volwassen worden tenslotte. In feite is dat dus al zelfverwerkelijking. Letterlijk. Maar natuurlijk kan er een sociale omgeving zijn die je in dat proces frustreert en je veel te snel op afstand zet van je lijf, van jezelf en je ambities, van de andere sekse, en ga zo maar door. Dan is de balans tussen directheid en afstand verstoord en is de afstand te groot geworden. En dan is zelfverwerkelijking inderdaad ook overbruggen van de afstand naar jezelf, de anderen. Ik vind de hier gepresenteerde visie van 'de thuisloze mens die thuis moet komen' weinig dynamisch, omdat de invloed van de sociale werkelijkheid buiten beeld blijft. Het is dan ook niet toevallig dat op dit punt Heidegger uitvoerig aan het woord mag komen.]

"Dieren zijn niet uitsluitend te begrijpen als zelfwording, mensen niet als zelfverwerkelijking. Beide worden gedragen door een levensbasis. Daarmee worden ze door allerlei factoren begrensd, bij voorbeeld door de eindigheid van hun lichamelijke mogelijkheden. Bovendien worden zelfwording- en verwerkelijking ook steeds doorbroken. Dat gebeurt door aftakeling en dood, door risico's van mislukking. Begrenzing en doorbreking van zelfwording en -verwerkelijking zijn de twee aspecten van het wedervaren." [mijn nadruk] (82)

[Het is een open deur dat er grenzen zijn aan welke vorm van zelfverwerkelijking ook. Typisch dat hier de lichamelijke beperkingen als voorbeeld genoemd worden en niet de sociale / maatschappelijke. En iets over de terminologie: 'zelfverwerkelijking' staat nu ineens voor het toekomstgerichte je grenzen willen overschrijden op basis van verlangens. Net ging het echter nog over het overbruggen van de afstand naar jezelf en anderen. Is het handelen op basis van ambities hetzelfde als zelfverwerkelijking? Ik denk het niet. Verder is wat beschreven wordt bij 'doorbreking' gewoon gelijk aan 'begrenzing en beperking': aftakeling en dood begrenzen de mogelijkheden van mensen. En de term 'wedervaren' is modieus Heideggeriaans en volstrekt overbodig. Er worden hier te veel vage woorden gebruikt voor iets wat zo simpel is: dat dieren en mensen in hun 'zelfwording en -verwerkelijking' tegen fysieke en sociale beperkingen aanlopen. Goh, dat wisten we nog niet ...]

(87) 4 - Mensen in uiteenlopende samenlevingen

De benadering van mensen uit andere samenlevingen is hermeneutisch. Twee discussiepunten komen aan de orde: cultureel relativisme (simpel gezegd: je kunt andere culturen niet begrijpen) en culturele vooruitgang (sommige culturen zien zich als hoger, rationeler dan andere).

De uiterste consequentie van het cultureel relativisme is dat niemand bevoegd is te oordelen over andere culturen: de verschillen zijn te groot.

"In het cultureel relativisme schuilt wel degelijk waarheid, omdat het laat zien dat mensen van verschillende culturen nooit geheel met elkaar vertrouwd kunnen raken. Er blijft een spanningsverhouding tussen vreemdheid en vertrouwdheid.(...)
Tegenover de sterke variant van het cultureel relativisme kan men wel stellen: dat er altijd sprake is van variatie in cultuuruitingen hoeft niet uit te sluiten dat ze toch delen in de ene menselijke levensvorm die zich steeds verschillend uit."(89)

Er zijn - naar Wittgenstein - familiegelijkenissen. Alle culturen hebben problemen in 'beheer en verkeer' die ze 'rationeel' moeten oplossen. Er zijn algemene menselijke behoeften die bevredigd moeten worden (verbouwen voedsel bv. om te kunnen eten), er zijn algemene sociale kwesties de geregeld moeten worden (nageslacht, familierelaties bv., dodencultus en allerlei andere rituelen).

"In feite hebben culturele antropologen dan ook grote hoeveelheden eigenschappen in techniek, verkeer en harmoniserend gedrag gevonden die mensen van alle culturen delen, zij het in steeds variërende gestalten."(91)

Wat betreft de culturele vooruitgang. De verschillen tussen de Europese cultuur en primitieve culturen zijn reëel, maar dat maakt de Europese cultuur nog niet superieur. Het geloof in een vooruitgang van de mensheid (bv. in stadia van magisch naar wetenschappelijk: Turgot, Comte) is heel aanvechtbaar. Maar ook op aspecten: Is technische vooruitgang in het Westen wel echt vooruitgang, bv. in de zin van aangepast zijn aan de natuur? is toegenomen abstractheid in het denken rationeler dan het mythische denken? is het geloof in wetenschappelijke methoden niet mythisch? ook Europeanen kennen magisch en ritueel handelen, ook Europeanen kennen religie. Er is kortom al gauw sprake van etnocentrisme wanneer de eigen cultuur als superieur gezien wordt.

(112) 5 - Beheer

Nu volgen er hoofdstukken met de bespreking van enkele vormen van zelfverwerkelijking naar de trits beheer - verkeer - harmonie die eerder werd uitgelegd.

"Het onderstaande hoofdstuk is gewijd aan één vorm van zelfverwerkelijking, die waarbij de omgeving door mensen alleen wordt gebruikt als middel voor hun doeleinden. Meestal is dit beheren van de werkelijkheid gericht op macht, zelfbehoud en bezit."(112)

[Zelfverwerkelijking heeft inmiddels wel een héél brede betekenis gekregen. Alles wat mensen doen, bijna.]

"Zo opgevat, als het gebruik van middelen na overweging om een begeerd doel te bereiken is beheren een universeel menselijke eigenschap. Alle culturen delen die, zoals Marx terecht opmerkt. Arbeid is een voorwaarde voor het bestaan van mensen die onafhankelijk is van hun maatschappijvorm."(113)

[Waarom dan die term 'beheer'? Waarom niet 'werk' of - inderdaad - 'arbeid'?]

Technische middelen en producten komen uiteindelijk los te staan van mensen. Er ontstaat een technische traditie waarvan iedereen gebruik kan maken. Naast dat beheer als ingrijpen is er beheer als inzicht, wat dan natuurlijk technisch inzicht (knowing how) is. Dat inzicht kan bijvoorbeeld leiden tot een rationalisering van de middelen die gebruikt worden om bepaalde doelen te bereiken. Taal speelt een grote rol in dat beheer. En zoals Weber en vele anderen aangaven is het ook een beheer van de andere mensen geworden in bureaucratische instellingen etc.

Uiteraard zijn er aan dit beheer grenzen gesteld: uiteindelijk moeten mensen zich voegen naar de natuur, naar andere mensen. En wat betreft 'doorbrekend wedervaren' [werkelijk, zo'n term kun je toch alleen maar verzinnen wanneer je een fan bent van Heidegger die hier dan ook op vele pagina's opduikt - GdG]: de technische ontwikkeling kan ons in de rug aanvallen en autonoom worden, kan ons afhankelijk maken.

"Sommige kritische filosofen zijn van mening dat het toenemen van het belang van techniek in de moderne samenleving, en de rationalisering van het maatschappelijk leven ertoe leiden dat steeds vragen op technisch-rationele wijze worden opgelost, en steeds minder op politieke of morele wijze. Er zou sprake zijn van een verdringing van de moraal als categorie voor de beoordeling van levensuitingen (Habermas). Deze vrees lijkt door een irreële angst en een romantisch verlangen ingegeven te zijn."(124)

[Ja, hoor, Habermas en angst / romantisch verlangen. Een argumentum ad hominem dat door arrogantie ingegeven lijkt te zijn. De uitleg erna gaat namelijk precies niet in op die kwestie van het ontbreken van de moraal als maatstaf. Maar dan wel concluderen:]

"Het is niet aannemelijk dat rationalisering [van de politiek - GdG] hierin veel zal veranderen, maar ook niet dat een beroep op 'zelfbewustzijn', 'emancipatie' of een 'ethisch reveil' dat zal doen."(124)

[En uit heel het verrhaal blijkt dan vervolgens dat de auteurs het echt niet begrepen begrepen... Wat een pretenties en gebluf.]

(128) 6 - Verkeer (algemeen)

Hier gaat het over de interactie van mensen met hun omgeving en met andere mensen. Er wordt uitgegaan van twee thema's: technisch tegenover hoedend beheer van de natuur (bij de laatste wordt de natuur niet uitsluitend als middel gezien, het belang van de natuur wordt niet uit het oog verloren); en antropocentrisme (de natuur wordt gezien als een middel dat er is terwille van de mens, de zelfstandige waarde van de natuur wordt niet erkend).

"Men moet ons hier goed begrijpen. Wij stellen niet dat de uitgangspunten van de schepping [eerder uitgelegd: het joods-christelijke bijbelverhaal waarin de mens boven de natuur wordt gesteld, wat tot technisch beheer leidt - GdG] of de technologie verkeerd zijn [nee, stel je voor dat je vergaande kritiek zou uitwerken, zeg - GdG], alleen dat ze relatief zijn. Andere opvattingen zijn mogelijk, al is het maar sporadisch. In zulke opvattingen wordt de eigen waarde van de natuur erkend. Het zal dus moeten gaan om verkeer, en om praktisch (niet alleen technisch) inzicht."(131)

[De opbouw is hier een rommeltje. Waar komt dat 'dus' vandaan? En waarom hebben we dit voorgaande stuk nodig? Ik begin er ook van overtuigd te raken dat de door de auteurs ingevoerde begrippen beheer - verkeer - harmonie weinig zinvol zijn omdat de betekenissen ervan elkaar op allerlei punten overlappen. Ik vind die begrippen er soms met de haren bijgesleept.]

In het verkeer tussen mensen is het nauwelijks mogelijk om zuiver technisch of doelrationeel met elkaar om te gaan. Ook al lijken machtsuitoefening over, beveiliging en bezit van mensen op beheer, ze zijn er toch niet mee identiek, het gaat om vormen van verkeer. Daarbij zijn interactie (ingrijpen) en praktisch overwegen (inzicht) ook nodig. Interactie betekent dat andere mensen medespelers zijn en er worden praktische regels bij gevolgd (maatschappelijke regels zijn van belang en de eigen verantwoordelijkheid van de betrokkenen speelt een rol tenzij ze gedwongen worden). Die interactie en verantwoordelijkheid zijn weer afhankelijk van het inzicht dat iemand in zijn handelen heeft en van de taal die daarin gebruikt wordt om de werkelijkheid te ordenen. Het gaat daarbij niet om doelrationaliteit, maar om een andere vorm van rationaliteit: verstandig overwegen / afwegen, prudentie.

"We kunnen nu voorlopig concluderen dat verkeer als vorm van zelfverwerkelijking verantwoordelijkheid met zich meebrengt, en dat er variatie zit in die verantwoordelijkheid. Naarmate een handeling meer uit eigen keuze en met eigen inzicht wordt uitgevoerd, zal de verantwoordelijkheid in het algemeen ook toenemen, al bestaat hier per samenleving, periode en groep belangrijke variatie."(136)

[Dat lijkt me ook. Waarom hebben ze het niet standaard over 'handelen', 'communicatieve rationaliteit' en zo in plaats van over 'verkeer' en 'prudentie'? Het is duidelijk een keuze voor Heidegger en tegen Habermas, bij wijze van spreken. Het komt de helderheid niet ten goede.]

Uiteraard gaat het hier dan verder over 'begrenzend wedervaren' en 'doorbrekend wedervaren'. Mensen zijn niet altijd vrij en autonoom en dus niet altijd verantwoordelijk.

"Grondslag van onze kritiek op de bepaling van mensen als vrije wezen, is dat in die bepaling mensen te zeer worden genomen naar hun activiteit, en dat hun passiviteit, die evenzeer bij het leven hoort, veronachtzaamd wordt."(141)

[Het citaat van Verhoeven is veel duidelijker, in parafrase: we zijn in bijna alles afhankelijk en beperkt en er is bijna niets wat we aan onze eigen activiteit te danken hebben; wat met ons gebeurt is belangrijker dan onze eigen activiteit. Van één kant is dat een open deur: er zijn eindeloos veel fysieke, psychische en sociale invloeden die richting geven aan wat we doen, structuralisten worden niet moe dat te herhalen Maar van de andere kant is het ook gevaarlijk om die 'passiviteit', die bepaaldheid door structuren zo te benadrukken, omdat het de beste smoes is om maar niets van je eigen leven of van de samenleving te maken en om je verantwoordelijkheid niet te nemen. Het kan een verkeerd soort conservatisme in de hand werken: niemand is ergens verantwoordelijk voor, dus blijft alles zoals het is. Hier zit ook heel subtiel een overgang van 'is' naar 'ought': ook al worden we door van alles bepaald (feit), dan betekent dat nog niet dat we het zo moeten laten (norm).]

Voorbeeld: het 'liefdesverkeer' tussen mannen en vrouwen. Verliefdheid overkomt je, je hebt je verlangens en hartstocht niet zelf in de hand, omdat dat iets biologisch is, je lijf gaat met je aan de haal, je hebt zelfs geen inzicht in je gevoelens van het moment. Daarnaast zijn er allerlei culturele regels rondom dat liefdesverkeer.

[De weergave is me te biologisch. Er wordt trouwens ook nergens een woord vuil gemaakt aan homoseksuele liefde. Dat zou het een en ander kunnen relativeren. Ik denk dat liefde / verliefdheid veel cultureler is dan hier wordt beschreven en dus minder noodzakelijk op een bepaalde manier moet verlopen. Liefde is niet noodzakelijkerwijs zo blind als hier gesuggereerd wordt.]

(154) 7 - Vormen van menselijk verkeer

"We kunnen mensen niet begrijpen wanneer we hun sociale aard buiten beschouwing laten. Daarom wijden we een apart hoofdstuk aan enkele belangrijke vormen van verkeer tussen mensen. In de drie volgende paragrafen worden het anonieme, het functionele en het persoonlijke verkeer besproken."(154)

[Te veel open deuren en daarbij heel veel verwijzingen naar wat andere filosofen er over te berde brachten. Hoe zinnig is dat? Opvallend is ook dat het hele idee zelfverwerkelijking stilletjes naar de achtergrond is verdwenen.]

(178) 8 - Harmonie en kakofonie

Dit hoofdstuk gaat over de inpassing van 'begrenzend en doorbrekend wedervaren' door mensen in hun leven.

"Door mislukkingen in beheer en verkeer, maar ook door onrecht, ziekten, dood, worden mensen in hun verlangen naar harmonie bedreigd. Dat is zeker zo wanneer van beheer of verkeer geen oplossing te verwachten is. Toch zijn ook in die omstandigheden mensen niet zonder meer overgeleverd aan de kakofonieën die hun bestaan bedreigen. Ze kunnen er iets mee doen - ze kunnen hun distantie gebruiken om hun wedervaren tegemoet te treden. Het wordt daarmee niet opgeheven, maar mensen nemen er een houding tegenover aan."(178)

Een van de manieren om dat te doen is het instellen van een ritueel of het vertellen van mythen (bijvoorbeeld het Genesis-verhaal). Mythen zeggen wat mensen wel of niet moeten doen of geven hoop.

"Typerend voor de hoop is dat hij geen redelijke verwachting is. (...) Zonder die hoop zou het leven voor mensen maar korte tijd te verdragen zijn.(...) Hoe levensbevorderend hoop ook is, toch verhult hij deels de werkelijkheid. Hij is niet bevorderlijk voor de beschouwelijkheid."(180-181)

"Wij willen niet ontkenen dat de hoop op een betere historische toekomst een belangrijke drijvende kracht is in het menselijk leven. Maar wij stellen dat die hoop niet door beschouwelijk opgedane gegevens bevestigd wordt, en dat hij daarom niet als rationele filosofie kan worden gebruikt."(186)

"Van een religieuze hoop op een vernieuwde mens kan men de kracht zien die blijkt in het leven van degenen die die hoop hebben. Maar die hoop blijft, door alle beschouwelijke weerleggingen ervan heen.(...)
Dit wordt problematisch wanneer de hoop tot een filosofisch uitgangspunt wordt, waarmee de werkelijkheid van de mens moet worden beschreven. Dan zou er daadwerkelijk moeten worden aangetoond dat mensen inderdaad beschaafd worden, door reflectie bevrijd worden, humaner worden, en aldus een harmonisch bestaan kunnen bereiken. Maar dat is twijfelachtig.(...)
Nu hebben filosofen als Habermas en Ricoeur [hiervoor besproken - GdG], in tegenstelling tot Kant, veel aandacht voor de macht van taal en traditie, die mensen bepaalt. Maar zij menen dat mensen in beginsel in staat zijn om met de taal over de taal na te denken, om emancipatie te bewerkstelligen, of om tot zelf-toeëigening te komen. Het is dan de vraag of deze filosofen wel de eindigheid van het menselijk denkvermogen in ogenschouw nemen. Mensen kunnen niet overal over reflecteren. Daarvoor is hun denkvermogen te eindig (Gadamer). Mensen kennen al snel, in hoopvolle verwachting, aan reflectie een schijnmacht toe. Maar ze zijn in werkelijkheid blijvend afhankelijk van omgangstaal en traditie. De punten waarover mensen kunnen nadenken blijven het topje van een ijsberg van betekenissen die mensen overkomen."(191-192)

[Volgt een uithaal naar dat denken van mensen als Habermas en Ricoeur waarin emancipatie door reflectie centraal staat. Liever de onmacht en de passiviteit zeggen deze 'beschouwelijke filosofen' Oudemans en De Jong in dit boek, alles is zoals het is, we kunnen niet zeggen hoe mensen eigenlijk moeten zijn, mensen zijn nooit echt veranderd, er zal altijd agressie en geweld zijn, er zullen altijd hiërarchieën zijn, en meer van die gemakkelijke prietpraat van mensen die een luxueus leventje leiden en alleen maar met hun eigen sores bezig zijn. Blijkbaar moeten mensen zich door 'het wedervaren' heen slaan met illusies? Dit is een pleidooi voor de onmacht en de gelaten acceptatie ervan zonder dat we nog proberen iets aan onze situatie, aan de maatschappelijke situatie te veranderen. Moeten we weer naar de kerk en ons onderwerpen aan machten buiten onszelf zodat we ons tegen beter weten in gelukkig kunnen voelen? Het is belachelijk en typisch conservatief. Nou, ik houd het maar liever bij Habermas en Ricoeur.]