>>>  Laatst gewijzigd: 13 september 2023   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Een boekje van hoogleraar antropologie Anton Blok dat ik ooit kocht toen ik met de Hypothese van Linguïstische Relativiteit bezig was: een bespreking van een aantal methodische kanten aan antropologisch onderzoek.

Aan de orde komen de ontwikkeling van het evolutionistische, het vergelijkende en het holistische perspectief en het perspectief van de participerende waarneming. Blok heeft een goed oog voor de normatieve kanten aan onderzoek en hij schrijft helder.

Voorkant Blok 'Antropologische perspectieven' Anton BLOK
Antropologische perspectieven
Muiderberg: Coutinho, 1977, 169 blzn.; ISBN: 90 6283 5082

(9) Inleiding

Een van de eerste etnografische studies was van de hand van Hans Staden, een musketier uit Homberg in Hessen (Duitsland), de Warhaftige Historia etc etc. Dat boek vormt het uitgangspunt voor deze studie. Wat methodische opmerkingen vooraf:

"De vraag hoe een bepaalde samenleving in elkaar zit en zich heeft ontwikkeld, blijkt nauw verweven te zijn met de vraag hoe die samenleving zou moeten zijn of zou moeten worden. Deze stand van zaken vormt een van de voornaamste bronnen van theoretische verwarring. Zich in waarderende zin uitlaten over een bepaald sociaal verschijnsel is een andere bezigheid dan uiteenzetten waaruit het bestaat, hoe het zich heeft ontwikkeld en hoe het met andere verschijnselen samenhangt. Omdat ieder mens deel uitmaakt van de sociale werkelijkheid, zal het waarschijnlijk nooit mogelijk zijn waarderingen en feitelijke beweringen rigoreus van elkaar te schieden. Dit laatste is ook niet nodig, zolang men ze maar niet door elkaar haalt."(13)

"Als verschijnselen ingewikkeld zijn, moet men er daarom zo eenvoudig en helder mogelijk over trachten te schrijven. Uit een ingewikkelde en duistere verhandeling blijkt slechts het onvermogen van de onderzoeker. Er is dus veel voor te zeggen het ingewikkelde en duistere taalgebruik in de menswetenschappen niet te wijten aan de ingewikkelde aard van de sociale werkelijkheid, maar omgekeerd: dit taalgebruik verantwoordelijk te stellen voor de thans bestaande onbekendheid en 'ingewikkeldheid' van de sociale werkelijkheid."(14)

[Waarvan akte.]

"De dichotomie tussen individu en samenleving is slechts een van de vele statische tegenstellingen waarvan ons taalgebruik is doortrokken. Men spreekt over geest en materie, theorie en feiten, natuur en cultuur, objectief en subjectief, wetenschap en ideologie, kunst en wetenschap, structuur en proces, primitief en geciviliseerd, alsof het om zaken gaat die niet alleen verschillend zijn (hetgeen juist is), maar die ook van elkaar gescheiden zijn. Bij de studie van vreemde culturen hebben antropologen zich steeds laten leiden door dergelijke tegenstellingen, met name die tussen primitief en geciviliseerd. In wisselende bewoordingen keert dit contrast terug in de perspectieven waarvan antropologen zich de afgelopen honderd jaar hebben bediend: het evolutionistische, het vergelijkende, het holistische en dat van de participerende waarneming. In dit boek gaat het om de wordingsgeschiedenis van deze perspectieven."(15)

(19) 1 - Participerende waarneming

Antropologie en sociologie, cultuur (waarden) en samenleving (sociale relaties) hangen samen. Er wordt met andere wetenschappelijke disciplines samengewerkt, maar de methode van werken die bij antropologen de voorkeur heeft is die van de participerende waarneming:

"het zo veel mogelijke deelnemen aan het leven in een bepaalde gemeenschap en het systematisch waarnemen van het gebeuren ter plaatse. Dit veldwerk komt meestal neer op een verblijf van enige maanden of jaren."(21)

Natuurlijk kan de onderzoeker daarbij niet altijd het achterste van zijn tong laten zien: intenties worden min of meer verzwegen tegenover de bestudeerde groep, er is in zekere zin sprake van 'spionage'. Er is weinig onderzoek gedaan naar de geschiedenis van de participerende waarneming als methode, maar uiteraard heeft de antropologie een rol gespeeld in de geschiedenis van de kolonialisering. Daarom kan vandaag de dag niet meer overal en rondom alle thema's antropologisch onderzoek gedaan worden.

De participerende waarneming ontstond uit nood, omdat veel samenlevingen geen schrift kenden of het schrift er een ondergeschikte rol speelde. Het was de enige manier om informatie te verwerven. Maar de methode werd later ook gebruikt voor het bestuderen van dorpen of wijken in de westerse landen. In de methode is een balans belangrijk tussen betrokkenheid en distantie. De accenten zijn door de jaren heen verschoven van meer participeren en beschrijven (etnografie, bv. Boas en Malinowski, nadruk op de concreetheid) naar interpreteren en formaliseren (etnologie, bv. Lévi-Strauss, nadruk op abstracte universele kenmerken en structuren).

"De meeste handboeken over de geschiedenis van de antropologie en de sociologie beperken zich tot een ideeëngeschiedenis, tot een chronologische inventaris van theoretische stromingen en hun voornaamste vertegenwoordigers, maar gaan voorbij aan de vraag naar de maatschappelijke condities van deze theorieën. De thans groeiende belangstelling onder antropologen en sociologen voor historische processen biedt de mogelijkheid in deze lacune te voorzien."(35)

Voorbeeld: Norbert Elias (1939: Über den Prozess der Zivilisation).

(49) II - Holistisch perspectief

"Evenals vroeger wordt het meeste antropologische veldwerk nog steeds verricht in kleine, overzichtelijke gemeenschappen bestaande uit niet meer dan enige honderden mensen.(...) Meer dan vroeger het geval was worden de onderzochte gemeenschappen thans beschouwd als delen van een groter geheel dat in ontwikkeling is."(49)

[Dat kunnen dus ook wel buurten in een stad zijn. Het mooie van die aanpak is inderdaad dat je tot in detail een beeld krijgt van hoe mensen op concreet niveau dingen doen. Maar die kleine schaal en die overzichtelijkheid maken tegelijkertijd dat ik me afvraag hoe waardevol antropologische kennis is. Kun je vandaag de dag nog een lokatie van andere isoleren gezien de globalisering die iedereen via de media meemaakt? Leven de meeste mensen niet steeds meer in de stad en daarmee in complexe omstandigheden?]

"Voor een beter begrip van allerlei ontwikkelingen op grote schaal, zoals migraties, urbanisering, commercialisering, staatsvorming, profetische bewegingen, opstanden en revoluties, kan gedetailleerde kennis van het sociale leven op het laagste niveau van integratie - verwantschapsgroepen en plaatselijke gemeenschappen - echter [vergeleken met de macro-analyses van de sociologen - GdG] moeilijk gemist worden."(50)

[Ik hoop het. Dat kan inderdaad een tegenwicht vormen tegen abstracties en formalismes in andere onderzoeken. Toch blijf ik me afvragen wat we kunnen leren van dit soort concreetheid, omdat wat we daar zien en misschien heel positief waarderen niet zo maar overgezet kan worden naar andere concrete contexten.]

"De gedachte dat onderdelen van een samenleving zich rond een centraal gegeven groeperen en een specifiek patroon vormen, heeft het eerst gestalte gekregen in het werk van Ruth Benedict (1887-1948), een dichteres die in de jaren twintig bij Boas studeerde en daarnaast de invloed onderging van Edward Sapir (1884-1939), eveneens een leerling van Boas, die zich bezig hield met de studie van de talen van Noordamerikaanse indianen."(55)

"Het belang van een holistische benadering wordt ook onderkend in het werk van Alfred L. Kroeber (1876-1960) en Melville J. Herskovits (1895-1963), beiden eveneens leerlingen van Boas."(57)

"Omdat de term 'waarden' [naar het idee van de Amerikaanse antropoloog Morris Edward Opler - GdG] te veel de gedachte oproept dat het alleen zou gaan om ethische of verheven principes waarvan de betrokken cultuurdragers zich bovendien bewust zijn, geeft hij de voorkeur aan een meer neutrale term. In 'Themes as Dynamic Forces in Culture'(1945) omschrijft Opler culturele thema's als de al dan niet uitgesproken postulaten of opvattingen die het gedrag van mensen beheersen of aanmoedigen en die in een samenleving stilzwijgend worden aanvaard of openlijk beleden worden."(61)

[Al die patronen, 'Leit-Motive', volkskarakter, culturele thema's of hoe ment het ook noemt hangen, zo blijkt, af van hoe goed iemand de data weet te interpreteren en hoe gevoelig zij of hij is voor de dynamiek in een cultuur. Soms slaat men door in een soort van dogmatisme waarbij één ding op een eenzijdige en statische manier centraal gesteld wordt, soms is er nauwelijks sprake van een goede schets van thematische samenhangen.]

"Tenslotte kan men zich afvragen of niet alle benaderingen in termen van 'waarden', 'cultuur' en 'culturele thema's' op een cirkelredenering berusten. Er is niets op tegen bepaalde waarden of thema's af te leiden uit regelmatigheden in de gedragingen en opvattingen van mensen. Maar wanneer de aldus verkregen waarden en thema's vervolgens worden gebruikt om de waargenomen gedragingen en opvattingen te verklaren, maakt men zich schuldig aan een cirkelgang in het bewijs: men 'bewijst' niets anders dan datgene waarvan men is uitgegaan."(63)

(73) III - Vergelijkend perspectief

"In tegenstelling tot het participerende onderzoek en het holistisch perspectief, heeft de vergelijkende benadering in de antropologie nauwelijks zwakke momenten gekend, al liepen de doeleinden die men met de vergelijking wilde bereiken vaak sterk uiteen."(73)

Die vergelijking ontstond uit de vraag naar de fundamentele verschillen tussen 'primitieve' en 'geciviliseerde' samenlevingen, een vraag waarmee vrijwel alle grote antropologen geworsteld hebben. Vergelijken en generaliseren (het zoeken naar universele kenmerken) gaan vaak samen. Maar de vraag is in essentie al of je wel echt kunt vergelijken (het gevaar in de vergelijking van culturen appels met peren te vergelijken; taalgebruik waarin essentiële zaken niet gedefinieerd zijn). Vergelijken is in ieder geval een stuk bruikbaarder wanneer het losgekoppeld wordt van generaliseren, bv. gericht is op het verwerven van een duidelijker beeld van concrete details in een cultuur.

"Wittgenstein's visie op de betekenis van algemene termen [zijn opvatting over familiegelijkenissen - GdG] vormt de grondslag van een door mij elders geschetste methodische richtlijn die antropologen en sociologen kan bevrijden van de neiging in de verscheidenheid en veranderlijkheid van het sociale leven slechts te zoeken naar het gemeenschappelijke en onveranderlijke.(...) Het gebruik van algemene termen is niet willekeurig, maar gebonden aan bepaalde, niet noodzakelijk gefixeerde regels. Het is dus begrijpelijk dat vragen naar de betekenis van een algemene term, zoals antropologen en sociologen die elkaar plegen voor te leggen, ons in een verlammende verlegenheid brengen."(82)

"In een aantal artikelen uit de jaren vijftig die later zijn gebundeld onder de titel Symbolic Interactionism (1969) heeft Herbert Blumer de hang naar abstracte generalisaties gekritiseerd die vele sociologen zo moeilijk kunnen weerstaan.(...) Blumer meent dat de aard van de sociale werkelijkheid ons dwingt het streven naar eenduidige, definitieve begrippen op te geven. De begrippen die we hanteren om de sociale werkelijkheid inzichtelijk te maken hebben een gevoeligmakende, attenderende functie. Het zijn sensitizing concepts."(90)

(95) IV - Primitief en geciviliseerd

"Het befaamde contrast kleurt het werk van Morgan en Maine tot dat van Lévi-Strauss en Parsons. Dit hoofdstuk schetst de sociogenese van deze tegenstelling - een tegenstelling waarop de aanzetten tot een zinvol ontwikkelingsperspectief steeds weer zijn vastgelopen."(95)

"De negentiende-eeuwse antropologen streefden naar een reconstructie van de ontwikkeling van de menselijke cultuur. De verschillen tussen afzonderlijke culturen en cultuurelementen trachtten zij te begrijpen in termen van elkaar opvolgende stadia van ontwikkeling."(95)

Die groep wordt aangeduid met het label 'evolutionisten'. Die hadden grote belangstelling voor geschiedenis, met name prehistori / archeologie, en antropologie. De kritiek op hun benadering was voornamelijk dat hun ontwikkelingsschema's te speculatief waren en niet aansloten op nauwkeurig empirisch onderzoek of dat ze in tegenstellingen en abstracties bleven hangen ('Gemeinschaft' tegenover 'Gesellschaft' bijvoorbeeld). Maar:

"De gedachte mensen en de culturen die ze hebben voortgebracht te begrijpen in termen van hun wordingsgeschiedenis is zinvol en heeft weinig aan actualiteit ingeboet. Dit geldt ook voor de opvatting dat maatschappelijke of culturele ontwikkelingen een bepaald verloop, een zekere orde vertonen. Met de kritiek op het evolutionisme zijn beide vruchtbare inzichten op de achtergrond geraakt."(97)

Over Ferdinand Tönnies Gemeinscshaft und Gesellschaft van 1887, een boek waarop nogal wat kritiek geleverd is.

"De statische tweedeling waarvan Tönnies zich bedient versluiert het zicht op de processen van commercialisering, rationalisering, industrialisering, verstedelijking en staatsvorming, die zich in de negentiende eeuw steeds duidelijker in West Europa aftekenden. Omdat in deze en soortgelijke polaire begrippenparen de notie van verandering bij voorbaat is uitgesloten, kan geen enkele hulpconstructie het gesignaleerde bezwaar ondervangen."(99)

"De neiging om kleine, niet door verstedelijking en industrialisering beroerde gemeenschappen te romantiseren is lang na het verschijnen van Tönnies' boek in antropologisch onderzoek herkenbaar gebleven."(101)

Bv. van Robert Redfield die er om, bekritiseerd wordt / is.

"In het cultuurbegrip van Redfield weerspiegelt zich een humanistisch ideaal. Evenals in het Duitse begrip Kultur valt de nadruk op morele, religieuze, kunstzinnige en filosofische aspecten van het samenleven, op verfijning van het geestelijk en zedelijk leven. In de schema's van Redfield herkent men de door Elias behandelde tegenstelling tussen de begrippen Kultur en Zivilisation."(104)

'Civilisatie' wordt daarentegen vaak ingevuld met de technisch-organisatorische aspecten van een samenleving. De terminologie verandert ook van 'savages' / 'sauvages' naar 'primitieven'.

"Er is geen plaats meer voor een terminologie die herinnert aan gevoelens van morele superioriteit, omdat die gevoelens met het etnologisch studieveld der primitieven goeddeels zijn verdwenen. Vandaar ook dat men de antropologie niet meer wil beperken tot de studie van 'primitieve' culturen."(110)

"De enige en misschien ook meest voor de hand liggende manier om het denken in tegenstellingen zoals primitief tegenover geciviliseerd te doorbreken, is vast te stellen welke feitelijke veranderingsprocessen zich achter deze misleidende conceptualiseringsvormen verschuilen. Dit vormt het thema van het volgende hoofdstuk."(117)

(121) V - Ontwikkelingsperspectief

Over differentiatie als kenmerk van een cultuur is Blok kritisch. Hij vindt het maar een vaag begrip. De vraag die hij verder bespreekt is hoe de westerse samenleving dan wel geciviliseerd is geworden. Daar is door antropologen nauwelijks over nagedacht.

"Zij beschouwen de ontwikkeling van de eigen samenleving als voltooid en zien het voorlopige eindresultaat als een complex van vanzelfsprekende verworvenheden waaraan ook minder beschaafde, minder ontwikkelde volken deel kunnen hebben. Van deze opvatting getuigen veel gebezigde begrippen als 'verwestersing' en 'modernisering', en tegenstellingen als 'traditioneel' versus 'modern' en 'onderontwikkeld' versus 'ontwikkeld'. Ook de uitdrukking 'ontwikkelingslanden' suggereert dat alleen bepaalde, niet-westerse samenlevingen zich nog kunnen ontwikkelen - meestal tot datgene wat in de 'ontwikkelde', westerse landen reeds tot stand is gebracht. Zolang antropologen in het duister blijven tasten over de wijze waarop zij zelf beschaafd geworden zijn, zal het herkennen van zichzelf in de ander en van de eigen cultuur in de vreemde cultuur, waarover juist antropologen nog al eens drukte maken, moeizaam blijven verlopen. Deze vraag leidt ons naar het werk van historici en sociologen."(124-125)

Veranderingen vanaf de 16e eeuw van wat in het openbare leven en wat in het privéleven thuishoorde (met name alles wat met het lichaam te maken had werd aan de openbaarheid onttrokken). Hoe ontstonden die veranderingen?

"Verschillende aspecten van het proces van toenemende differentiatie tussen intieme en openbare levensgebieden zijn evenwel zorgvuldig beschreven en men kan zich afvragen in hoeverre deze veranderingen van gevoelens en gedragsstandaarden een bevredigende verklaring hebben gevonden, in hoeverre ze op plausibele wijze met andere maatschappelijke ontwikkelingen in verband zijn gebracht."(125)

Bespreking van Huizinga, Ariès [allebei ooit gelezen, net als het genoemde boek van Elias - GdG], van Edward Shorter's The making of the modern family (die wél iets van een achtergrondverklaring geeft, namelijk de ontwikkeling van het kapitalisme), van Foucault over de disciplinering.

"De toenemende gevoeligheid voor alles wat met het menselijk lichaam te maken heeft en de daarmee overeenstemmende taboeïsering van de fysieke persoon manifesteren zich ook in veranderingen welke de rechtspleging in de loop van de negentiende en twintigste eeuw in verschillende Westeuropese landen heeft ondergaan."(133)

"... het sociogenetische karakter van de mentaliteitsveranderingen waar het in deze studies in feite om gaat, blijft goeddeels onbesproken."(136)

Bij Norbert Elias' eerder genoemde boek is dat wel het geval. Samenvatting van diens gedachten.

"In de meeste samenlevingen die door de antropologen zijn onderzocht, was nauwelijks sprake van privacy, van een duidelijke scheidslijn tussen openbare en besloten levensterreinen. In een eerder hoofdstuk is er op gewezen hoezeer deze omstandigheid de toegankelijkheid voor etnografisch onderzoek vereenvoudigde. Toen het veldwerk tegen het einde van de negentiende eeuw op gang was gekomen, had in westerse samenlevingen de differentiatie tussen wat openbaar en zichtbaar mag zijn en wat geheim en verborgen moet blijven reeds een zo vanzelfsprekend karakter gekregen, dat ook etnografen zich niet afvroegen hoe zij zelf beschaafd geworden waren. Volken waar allerlei lichamelijke verrichtingen in het openbaar plaatsvonden, kon men mede om die reden slechts beschouwen als 'onbeschaafd' en 'primitief'."(144)

(147) VI - Over theorievorming

Dit boekje was bedoeld als een eerste aanzet tot theorievorming in de antropologie. Nog wat korte slotopmerkingen.