>>>  Laatst gewijzigd: 17 februari 2024   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Dit is een NISSO-studie. NISSO stond voor Nederlands Instituut voor Sociaal Sexuologisch Onderzoek. Het instituut is inmiddels opgegaan in de organisatie Rutgers WPF. Het rapport is geschreven met de 'moderne spelling' uit die tijd, dus 'kultuur' in plaats van 'cultuur'. Waar ik letterlijk overneem laat ik die spelling gewoon staan.

Deze studie gaat over de invloed van de samenleving op het seksueel handelen van mensen en andersom. De thematiek wordt besproken aan de hand van samenvattingen van allerlei denkers die daarover hebben geschreven. Er bestaan heel wat visies op de relatie tussen seksualiteit, cultuur en politiek en die worden hier vergeleken en beoordeeld vanuit wat ze stellen over vrijheid en onvrijheid dan wel disciplinering en bevrijding.

De Graaf 'Seks-Kultuur-Politiek - Inventarisatie en analyse van visies op de relaties tussen seksualiteit en samenleving' Martin DE GRAAF
Seks-Kultuur-Politiek - Inventarisatie en analyse van visies op de relaties tussen seksualiteit en samenleving
Zeist: NISSO, 1975; 195 blzn.; geen ISBN

(9) Inleiding

De hoofdstukken zijn geordend op een continuum van disciplinering van seks naar bevrijding van seks. Het zijn acht onderscheiden groepen visies. In het laatste hoofdstuk komt de persoonlijke visie van de auteur aan de orde. 'Seksualiteit' wordt hierbij niet alleen als zo vaak als 'mannelijke seksualiteit' gezien. De studie heeft een doel: een vrijere seksualitet in een vrijere samenleving.

(12) Hoofdstuk I - De mens: biologisch of maatschappelijk wezen?

Uiteindelijke conclusie: Seksualiteit is niet primair een biologisch, lichamelijk en individueel verschijnsel met een totaal eigen regelmaat, onbeïnvloed door sociale en culturele gegevens. Ideeën over 'universele constanten' zijn bijzonder problematisch. Voor Freud is de samenleving niet meer dan een moeilijk en pijnlijk proces van inperking van alle bevredigingsmogelijkheden waar het libido op uit is. Seksualiteit is een 'basisdrift'. Maar desondanks is er van cultuur tot cultuur een groot verschil in de interactie tussen die basisdrift en de maatschappelijke inperking ervan. Ook antropologen / etnologen wijzen op de grote variatie wat betreft mannen- en vrouwenrollen, mannen- en vrouwengedrag, etc op basis van dezelfde biologische gegevens als dat mannen meer spierkracht hebben dan vrouwen en dat mannen en vrouwen een andere rol spelen in het proces van de voortplanting. Ook is er geen sprake van universele waarden en normen ten aanzien van seksualiteit. Ook het incesttaboe is niet universeel, evenmin als het gezin, de (heteroseksuele en exclusieve) paarrelatie, seksuele jaloezie. Dat zijn meestal typisch westerse constructies die op allerlei andere volkeren geprojecteerd worden.

(28) Hoofdstuk II - Seksualiteit - Kultuur - Politiek

Is er sprake van causale relaties tussen samenleving en seksualiteit? En hoe zien die er dan uit? Dit hoofdstuk geeft een eerste oriëntatie op de acht globale groepen van, vaak normatieve, opvattingen (hoe de relatie "tussen seks en samenleving gezien en gewaardeerd wordt" - p.28) en een toelichting bij die classificatie. Die acht groepen worden in de hoofdstukken hierna verder uitgewerkt - een groep per hoofdstuk. Belangrijk: ze vallen niet samen met de indeling links-neutraal-rechts qua politiek.

(39) Hoofdstuk III - Kultuur als veredeling der seksualiteit

In de eerste groep opvattingen staat de samenleving met haar instituties centraal. Individuele ontplooiing - en dus ook seksualiteit - is onderschikt aan die samenleving. Cultuur vormt de noodzakelijke en waardevolle veredeling van seksualiteit. De Duitse socioloog Helmut Schelsky is een vertegenwoordiger van die opvattingen.

"Zo realiseren de instituties, de kultuur, de vrijheid van de mens. Want de mens zonder kultuur is slechts aan zijn driften gekluisterd, die hem dan totaal overheersen."(39)

Schelsky is hier beïnvloed door Arnold Gehlen. Het gaat om de bevrijding van de (individuele) driften en het opnemen van het individu in de collectiviteit (sublimatie van seksuele energie naar niet-seksuele, culturele doelen en activiteiten).

[Is de invloed van Freud dan ook niet belangrijk om te noemen?]

Het maatschappelijk leven moet gedeseksualiseerd worden. Maatschappelijke ontwikkeling wordt mogelijk door zo min mogelijk directe seksuele bevrediging en een zo groot mogelijke ascese. Voor de grote massa is het monogame huwelijk die ascese. Dat is moeilijk, maar daarom veroordeeld Schelsky de prostitutie ook niet.

[Voor mannen dan zeker ...]

Sex-research zoals die van Kinsey vindt Schelsky maar niets, omdat de beschreven feiten gebruikt worden als een spiegel en mensen zich dan in de richting van die feiten willen bewegen (zoals ontrouw en zo). Afwijkend seksueel gedrag wordt ook veroordeeld.

"Deze visie is niet slechts dubieus maar ook onhoudbaar. Het kan nooit het 'wezen' van de mens zijn om tégen zichzelf, tégen zijn eigen lichamelijkheid te zijn. Dit soort denken in het dualisme van lichaam en geest, waarbij het lichaam wordt opgeofferd aan bepaalde belangen van de geest is uiterst riskant en op den duur onhoudbaar." [mijn nadruk] (42-43)

De Graafs bespreking:

Die ascese op seksueel vlak blijkt uitstekend samen te gaan met allerlei maatschappelijke fenomenen die toch onmogelijk verdedigd kunnen worden als 'hoge cultuur', zoals slavernij, imperialisme en oorlog, fascisme. Bovendien heeft Schelsky alleen maar waardering voor puriteinse cultuur, niet voor andere culturele invullingen en vormen. Zijn oplossing van de problemen in het monogame huwelijk (prostitutie) vormen een verdediging van de dubbele moraal.

"Resumerend meen ik dat Schelsky en geestverwanten een lichaams- én mensvijandige visie propageren. Gefundeerd op een mensbeeld dat het absolute gelijk van de samenleving veronderstelt, wat echter uiteindelijk een heel specifiek, politiek soort gelijk blijkt te betekenen. Een 'wetenschappelijk' en 'sociologisch' verpakt soort 'Herrenmoral'."(43)

(44) Hoofdstuk IV - De onvermijdelijke repressie van seksualiteit - Freud

Freuds denken is niet een eenheid, de psychoanalytische beweging daarna nog minder, de waarderingen van psychoanalyse vanuit allerlei verschillende perspectieven (bv. het marxisme) nog het minst. Bespreking van Freuds basisgedachten als het onbewuste, de rol van seksualiteit / libido, en de driedeling Es (Id), Ich (Ego) en Über-Ich (Super-Ego) in de persoonlijkheid van mensen.

"Freud heeft radikaal afgerekend met het toen nog zeer verbreide inzicht dat menselijk handelen en denken toch vooral een zaak zou zijn van het bewustzijn, van rationeel denken en beslissen op een - voor de persoon i.c. - bekend nivo."(45)

Het onbewuste (basisdriften, opgeslagen jeugdervaringen) is van grote invloed op het bewuste handelen volgens Freud. Het bewustzijn is voor een groot deel afweer tegen dat onbewuste. Libido (de gerichtheid op het beleven van lust en plezier aan het lichaam) is de centrale basisdrift. Later komt Freud ook met een doodsdrift (gerichtheid op vernietiging, agressie, onlust), maar die blijft nogal vaag en onuitgewerkt. Het Es staat voor het primaire driftleven gericht op lust, zonder rekening te houden met de beperkingen in de rest van de persoonlijkheid of van de buitenwereld; het Ich bemiddelt tussen Es en buitenwereld en is bewustzijn (het lustprincipe wordt aan banden gelegd door het realiteitsprincipe); het Über-Ich staat voor geïnternaliseerde morele codes / het geweten.

De 'normale seksuele ontwikkeling' is die van een polymorfe lustbeleving naar heteroseksuele genitale lustbeleving.

"Freud wil niet positief of negatief oordelen over deze eisen - hij ziet ze als de onvermijdelijke reden, waarom het lustprincipe moet wijken voor het realiteitsprincipe. En daarin past met name de inperking van de aanvankelijke narcistische, ongeorganiseerde polymorfe perversie van het jonge kind tot de voortplantingsgekoppelde genitaliteit."(48)

[Wat onzin is. Als je zegt dat iets niet anders kan heb je ook een waardeoordeel gegeven. Ook die zogenaamde fasen in de seksuele ontwikkeling zijn grotendeels gebaseerd op hoe het in een bepaalde cultuur is en is dus gekleurd door allerlei normatieve keuzes.]

Sublimatie van libidineuze energie naar culturele bijdragen en prestaties. Sublimering is een vorm van deseksualisering van het individu in het belang van de samenleving. De seksuele drift is egocentrisch en maakt samenleven onmogelijk, volgens Freud.

"Freud's is zeker pessimistisch (hij gelooft niet in de mogelijkheid dat er ooit een beschaving zal zijn die wél seksuele vrijheid met kultuur kan kombineren). Maar: het is geen propaganda voor seksuele onderdrukking. Freud konstateert, met een zekere teleurstelling, dat nu eenmaal een zeker nivo van seksuele inperking bestaansvoorwaarde voor kultuur en samenleven is - hij juicht dit absoluut niet toe. Het is het trieste lot van de mens ..."(51)

[Het is nu eenmaal zo, het kan niet anders, dit zijn de feiten ... Bla bla. Dat is wél propaganda, het is het propageren van een ideologie die zegt dat we de status quo moeten accepteren met als rechtvaardiging dat wetenschap alleen over de feiten gaat, wat ook weer een normatieve keuze is. Freud wil wetenschap bedrijven en geen politiek. Maar dat doet hij natuurlijk vanzelf door een ideologie als deze te presenteren als onontkoombaar. Overigens heeft Freud wel degelijk ook gewoon maatschappijkritiek geschreven, vanuit het besef dat een te grote onderdrukking van de lust leidt tot allerlei ellende. Denk aan zijn kritiek op de godsdienst en op de hypocriete repressieve moraal van het kleinburgerlijke Oostenrijk uit zijn tijd. Maar toen was hij nog jong en stond hij nog aan het begin van wat hij later allemaal zou uitwerken.]

"Zo is zijn pessimisme gefundeerd op zijn onvermogen om zich een ander type persoonlijkheid en een ander type maatschappij voor te stellen. Marcuse zal op dit punt afscheid nemen van Freud en diens a-historische maatschappij-opvattingen vervangen door een historisch en politiek veranderingsdenken."(54)

[Precies, En dat was hard nodig.]

Bovendien is zijn denken mechanistisch en gebaseerd op vage begrippen en speculatie waarvan de controleerbaarheid bijzonder problematisch is.

[Dat vind ik ook.]

(55) Hoofdstuk V - Psycho-analytische waardering voor kultuur

Hier de bespreking van de behoudende richtingen in de psychoanalyse waar het gaat om seksualiteit en samenleving. Meestal gelieerd aan de medische stand die zich de psychiatrie en de psychoanalyse toeëigende (vooral in de VS). Psychoanalyse is iets geworden van de gegoede burgerij.

De eerste groep binnen dit geheel - met mensen als Geza Roheim, Norman Brown - zien cultuur als bescherming tegen het driftleven (het negatieve idee repressie wordt dus wat positiever benoemd). Bij de tweede subgroep - met neo-freudianen als Erich Fromm, Frieda Fromm-Reichmann, Maxwell Jones, H.S. Sullivan, Karen Horney, Erik Erikson - wordt cultuur niet alleen gezien als repressie, maar biedt zij ook mogelijkheden tot ontplooiing.

(62) Hoofdstuk VI - Kommunisme en seksualiteit

"Zoals in hoofdstuk 2 aangekondigd, zijn we nu toe aan visies op seks uit het kommunistische kamp. Zoals daar gesteld: een nogal ambivalent geheel van visies. Enerzijds immers een duidelijk pleidooi voor menselijke vrijheid en bevrijding wat leidde tot scherpe kritiek op en verzet tegen de maatschappelijke orde die zulke vrijheid verhindert. Seksuele onvrijheid wordt hierbij ook scherp bekritiseerd als onderdeel van die maatschappelijke onvrijheid. Maar anderzijds: een opportunistisch omgaan met seksualiteit in de zich ontwikkelende socialistische samenleving zelf. Daar blijkt seksualiteit zeker geen waarde op zich te zijn, maar een aspekt van mens en maatschappij dat door die maatschappij gereguleerd mag en moet worden. Ondergeschikt aan politieke eisen. Veelal aan de hand van puriteinse of burgerlijke opvattingen. Dus: al naar gelang aksent op seks als onderdeel van een repressieve orde of seks als gereguleerd onderdeel van een socialistische orde. Kortom: de samenleving als regulator van seksualiteit." [mijn nadruk] (62)

Met 'communisme' wordt hier het 'officiële' oostblokcommunisme bedoeld met de theoretische achtergronden daarvan in Marx, Engels, Lenin. En dus niet het neo-marxisme of liberaal-socialisme.

"Het uitbuitende karakter van het kapitalisme komt ook op het seksuele vlak naar voren ..."(65)

Verander je de samenleving, dan heft dat vanzelf de uitbuiting en de vervreemding in seksuele relaties op. Marx zat er verder niet mee. Maar Marx had een puriteinse achtergrond.

"Zijn hoogste ideaal is de blijvende monogame, hetero-seksuele paarrelatie. Dan niet afgedwongen door wet en moraal, maar vrijwillig."(65)

[Yeah, right ... Dat is van nature wat mensen willen, nietwaar?! Geef ze de vrijheid en bij toverslag willen ze allemaal monogame heteroseksuele huwelijken sluiten 'totdat de dood hen scheidt'. Zomaar ...]

Engels heeft wel expliciete aandacht besteed aan de relatie tussen seksualiteit en samenleving, maar hij heeft uiteindelijk dezelfde burgerlijke waarderingen.

Tijdens de oktoberrevolutie van 1917 werd wel geëxperimenteerd met seksuele vrijheid. Zie pagina 67 voor een uitwerking. Kort: Afschaffing van alle inperkende wetten voor relaties, huwelijk, scheiding, abortus, homoseksualiteit e.d. omdat de overheid zich niet met het privéleven van burgers moest bemoeien; verder het creëren van voorzieningen (voor abortus in ziekenhuizen, voor kinderopvang, voor ander collectieven van kinderen zoals de jeugdcommunes waar seks zonder toezicht van ouders vrij beleefd kon worden); experimenten met non-autoritaire opvoedingsmethoden, en zo meer.

Na 1922 echter een restauratieve tendens onder Lenin; en onder Stalin (1935-1945) werden alle vernieuwingen helemaal teruggedraaid. Seksualiteit wordt onderworpen aan de eisen van de revolutie, van de Partij, van de Staat, van de centrale planeconomie. Lust is minder belangrijk dan onderwerping, opoffering, discipline, en zo verder. Het bekende burgerlijke verhaal dus. Na 1960 en na Stalin komt er weer wat ruimte, maar ook weer niet zo heel veel.

(73) Hoofdstuk VII - Het neutrale standpunt: Funktionalistische en empiristische sociale wetenschap

De sociale wetenschappen zien de relatie tussen samenleving en seksualiteit - in hun illusie van waardenvrijheid - als neutraal: de cultuur / samenleving perkt in, dat wordt als 'een feit' vastgesteld, er wordt geen waardeoordeel over gegeven, is de pretentie althans. Maar de vooronderstellingen maken weer duidelijk dat dat niet het geval is: er worden stiekem weer allerlei keuzes gemaakt die waardengebonden zijn en bepaalde waarden propageren en andere niet. Je kunt ook vraagtekens plaatsen bij de maatschappelijke relevantie en bruikbaarheid van de gekozen onderzoeksonderwerpen.

(84) Hoofdstuk VIII - Seksualiteit als menselijke waarde

Bij deze groep - vaak mensen uit de sociaal-wetenschappelijke hoek - expliciete positieve waardering van seksualiteit als horend bij de zelfontplooiing van mensen. Seksualiteit moet bevrijd worden. Over hoe die bevrijding moet plaats vinden lopen de meningen zeer uiteen. Zeker is dat er niet zo'n groot besef van de maatschappelijke / politieke achtergronden van seks en seksuele moraal is bij deze auteurs. De scheidslijn met de zevende en achtste groep van opvattingen - waar fundamentele maatschappijkritiek een grote rol speelt - is echter vaag.

Negatief: men wil hier af van onvrijheid door taboes, onwetendheid, bevoordeling van specifieke relationele modellen (het heteroseksuele monogame huwelijk) via wetgeving, e.d. Positief: men wil informeren, faciliteren (anticonceptie, abortus, etc.), allerlei relatievormen mogelijk maken (communes, honoseksuele relaties, samenwonen), lichaamsbewustwording, gelijke rechten voor iedereen.

Oorzaken van de seksuele repressie die beschreven worden: Lipton - de Industriële Revolutie waardoor de rijken het lichaam slechts als arbeidsmiddel gingen zien; Van Ussel wijst juist op het opkomen van de gegoede burgerij van 16e tot 19e eeuw en de toenemende zelfbeheersing binnen nieuwe machtsverhoudingen; verder Confort, Schwenger, Reiwald, Craig.

Binnen deze categorie is er een aantal 'seksueel utopisten' (Gorsen, Norman Brown, Glaser, Plack, Marcuse op een bepaalde manier) dat een totale bevrijding van het driftleven, van de zinnelijkheid, van de lustbeleving wil.

"Ten opzichte van de standpunten in beide voorgaande hoofdstukken is nu een belangrijke stap voorwaarts gedaan. In plaats van de zogenaamde wetenschappelijke neutraliteit zijn duidelijke doelstellingen gekomen. In plaats van het funktionalistische systeem-denken, op zoek naar datgene dat de maatschappij in stand houdt, is de keuze vóór een vrij en ontplooid individu gekomen. De abstrakte belangen van de samenleving worden hier afgelost door de bewust gekozen belangen van individu en groep. Wetenschapsbeoefening is niet meer een formele, technische zaak, maar is hulpmiddel om menselijk welzijn te vergroten. Dit alles is in mijn ogen winst. Het principieel betoog vóór een vrije en humane seksualiteit doet sympathiek aan. In welke variant ook, steeds werd warme solidariteit met de enkeling of een specifieke groep aangetroffen. Een welkome verandering na de kille abstrakties en vrijblijvendheden die in vorige hoofdstukken voorkwamen." [mijn nadruk] (90)

Bespreking en kritische opmerkingen volgen over het niveau van analyse, het niveau van de doelstellingen en het niveau van de voorgestelde actie.

(93) Hoofdstuk IX - Marxisme en psycho-analyse

Confrontatie van beide stromingen die beide wezenlijk zijn voor het behandelde thema seksualiteit en samenleving. Discussies tussen voorstanders / critici van beide. De eerste golf vond plaats tussen 1920 en 1939. Auteurs Wilhelm Reich, Bernfeld, Jurinetz, Sapir, Fenichel, Stoljarov en iets minder Lukacs, Fromm, Vera Schmidt. De tweede golf start in 1955 met Marcuse's 'Eros en cultuur', Adorno en de Frankfurters volgen, dan de studentenbeweging en de sexpol-beweging van de zestiger jaren, bladen als 'Partisans' en 'Das Argument'. Auteurs zijn o.a. Brücker, K. Horn, F. Gantheret, J.M. Brohm, L. Sandkühler, M. Merfeld, H. Berndt, H. Bacia, W.F. Haug, Reimut Reiche met name, D. Fernabach, Robinson, Ollman, Van Ussel.

Discussies rondom de volgende thema's: het belang van de materiële invloeden; de historiciteit van de mens; samenleving tegenover individu; optimisme versus pessimisme; aanpassing tegenover opstand en revolutie; proletariaat tegenover bourgeoisie; puriteinse strengheid tegenover nadruk op seksualiteit; wetenschap tegenover speculatie. De tegenstelling tussen beide stromingen blijkt niet zo groot als vaak wordt gesuggereerd. Vaak wordt dan ook een integratie nagestreefd.

""Beide groepen hebben gemeen, dat ze het antwoord zoeken op vragen als:
- hoe komt het menselijk lijden tot stand en welke funktie vervult dit in de samenleving?
- waarom handelen mensen, zoals ze handelen - zelfs wanneer ze zichzelf daarmee schaden?
- hoe kunnen we menselijk lijden verzwakken, opheffen en uiteindelijk voorkomen?
- wat is de relatie tussen persoonlijkheidsstructuur en samenlevingsstructuur?"(104)

In de volgende hoofdstukken de drie belangrijkste vertegenwoordigers van genoemde discussies: Reich, Marcuse, Reiche.

(106) Hoofdstuk X - Seksuele onderdrukking als politieke overheersing - Wilhem Reich

De meest vergaande integratie van marxisme en psychoanalyse, zowel theoretisch als praktisch, vinden we in de sekspol-beweging. Reich (1897-1957) ontwikkelde zich van freudiaans psychiater tot overtuigd marxist. Er is volgend De Graaf een breuk in zijn denken in 1935. Na dat jaar neemt hij - volgens sommigen door gedragsstoornissen - posities in die vervreemd lijken van de realiteit. De Graaf concentreert zich op het denken van voor 1935 en neemt bewust de periode 1935-1957 niet serieus.

"Freud's publikatie van 'Das Unbehagen in der Kultur' wordt door Reich terecht of onterecht opgevat als een regelrechte aanval op zíjn denken en werk. Inderdaad is Freud's fundamentele pessimisme, dat hierin tot uiting komt, niet te kombineren met Reich's overtuiging dat de mens in wezen goed en sociabel is. Waar Freud de onveranderlijke aard van de mens aansprakelijk stelt voor de noodzaak voor repressie, is voor Reich de maatschappij in zijn specifieke historische vorm de grote schuldige." [mijn nadruk] (110-111)

(122) Hoofdstuk XI - Seksualiteit als voertuig van politieke overheersing - Herbert Marcuse

"Na Reich's radikale toepassing van Freud's begrippen leek de diskussie tussen marxisme en psycho-analyse afgelopen. Van beide zijden: marxisten zagen psycho-analyse vooral als burgerlijke aanpassingswetenschap, bedreven door rechtse of reformistische artsen. Psycho-analisten wezen de koppeling van hun theorie of werk aan politiek ten sterkste af. In beide kampen speelde seksualiteit een steeds geringere rol."(122)

De discussie werd in 1955 weer geopend door Marcuse's boek 'Eros and Civilisation' (vertaald als 'Eros en Kultuur'). Ook door Trilling ('Freud and the crisis of our time') en Norman Brown ('Life against Death'). Marcuse laat zien dat seksuele vrijheid heel goed kan samengaan met onderdrukking. Reimut Reiche trekt dat idee verder door.

(136) Hoofdstuk XII - Seksuele vrijheid als politieke overheersing - Reimut Reiche

"Niet langer, of niet uitsluitend meer in de enge zin van: seksuele onderdrukking (à la Wilhelm Reich) ten behoeve van de formatie van autoriteitsgevoelige, angstige en onderworpen onderdanen. Nee, heden is een relatief grote mate van seksuele vrijheid het midddel, waardoor manipuleerbare, konformistische konsumenten worden gekweekt en onderworpen. Van diverse linkse zijden is deze visie de laatste jaren naar voren gebracht." [mijn nadruk] (136)

Reiche publiceerde er vanaf 1969 over. Duistere schrijfstijl, net als Marcuse, en even abstract.

"Het burgerlijk individu uit de vroeg-kapitalistische maatschappij stelt orde boven chaos, uitstel boven bevrediging, ascese boven genieting, prestatie boven plezier. Zo wordt het passende type persoonlijkheid ontwikkeld en de seksualiteit onderdrukt."(138)

Het laat-kapitalisme heeft een ander type persoonlijkheid nodig en dus een ander type seksualiteit.

"Het driftleven krijgt een hoeveelheid vrijheid, waardoor het individu des te effektiever in de moderne maatschappij past. Schijn-bevrediging vervangt het vroegere onbevredigd-zijn. De burger wordt nu voortdurend gekonfronteerd met zijn seksuele behoeften; de wijzen waarop hij deze kan bevredigen lijken veelvoudig, vrij en aantrekkelijk.
In werkelijkheid zijn de bevredigingswijzen uitsluitend in overeenstemming met de eisen van de produktie-konsumptie-maatschappij, dus nauw begrensd. Bovendien bieden zij geen werkelijke bevrediging, noch vrijheid."(138)

[Probleem is natuurlijk wat dan 'werkelijke bevrediging' zou zijn en wat 'schijn-bevrediging'. En wat is die overeenstemming met de moderne samenleving? Leg dat dan eens uit, zou ik zeggen. Maar, nee.]

[Het hele psychoanalytische taalgebruik - zoals 'objectbezetting' - helpt helemaal niet. In feite wordt daarmee weer eens op een andere manier gezegd dat de heteroseksuele monogame relatie de juiste weg is om seksualiteit te beleven. Ik vind dat een groot probleem: als de psychoanalytische theorie niet deugt, valt alles wat daarop gebaseerd is ook in een gat. Want wat is er nu anders aan de 19de eeuwse constatering dat het huwelijk zo moeilijk is dat je - de man - stoom moet afblazen in de prostitutie vergeleken met de 20ste eeuwste constatering dat het huwelijk bevestigd wordt door promiscue gedrag met anderen? Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Reiche's eigen waarden en normen op het vlak van seksualiteit simpelweg zeer behoudend en traditioneel zijn, net als die van Freud. Wat is in vredesnaam een 'volwassen genitale seksualiteit'? ]

Kritieken op Reiche van W.F. Haug en Fernbach.

(149) Hoofdstuk XIII - Seksuele en politieke emancipatie

Conclusies vanuit de bespreking van al die verschillende visies rondom vier vragen.

De eerste vraag is: Wat is seksualiteit?

Er is geen algemeen geaccepteerde definitie te geven.

"Ieder vastpinnen van het seksuele van de mens op een of ander kenmerk is meteen een inperking en krijgt, hoe bedekt ook, een normatief karakter."(150)

Toch minstens een voorlopige omschrijving van een aantal zaken waartussen een grote samenhang bestaat:

"seksualiteit: het individueel vermogen om aan het eigen lichaam alleen of met anderen plezier te beleven."(150)

"individuele vrijheid: de beschikking over eigen vermogens, naar eigen keuze, met kennis van en beschikking over alternatieven."(151)

"samenleving: een historisch systeem van politieke, ekonomische, sociale, kulturele en ruimtelijke faktoren."(152)

De tweede vraag is: Welke zijn de relaties tussen seksualiteit en maatschappelijke kontekst?

Het is een veelzijdige en wisselende relatie. De Graaf's eigen positie:

"- Het lichamelijk aspekt van mens-zijn moet in kultuur en samenleven geaccepteerd en gewaardeerd worden. Dus: afzwakking van het eenzijdig cerebraal accent. Lichamelijk plezier, sensualiteit, lust, e.d. dient als positieve beleving ervaren te kunnen worden. Ook buiten de sfeer van het al dan niet echtelijke bed.
- Dit betekent: opheffing van de visie waarin het lichaam primair arbeidsinstrument is. Het lichaam is niet (alleen) middel tot iets - het is (ook) doel in zichzelf. Deze uitspraak heeft vérgaande konsekwenties voor de beoordeling van arbeid als zodanig. Het kalvinistisch-kapitalistisch arbeidsetos is strijdig met zo'n positieve waardering van het lichaam; waardering van seksualiteit, in de ruimtste zin is dus: afwijzen van zo'n arbeidsethiek en arbeidsstruktuur.
- Seksualiteit moet een scala uitingsmogelijkheden bieden, waaruit individuen kunnen en durven kiezen. Iedere kulturele of morele inperking in de zin van overwaardering van specifieke vormen is derhalve verwerpelijk. Daarom: geen dwangmatige heteroseksualiteit, evenmin als dwangmatige homoseksualiteit. De indeling van de mensheid in twee geslachten verliest in deze visie z'n zin en legitimiteit. Het beeld dat nu ontstaat is, in termen van van Ussel beter als 'supra-seksueel' dan als 'biseksueel' te benoemen. Een andere konsekwentie van het beeld van seksuele vrijheid dat hier geschetst wordt, is: de afwijzing van de genitale fixatie. Lichamelijk plezier is meer dan genitaal plezier. Er is niets tégen genitaal plezier; er is wél wat tegen de overwaardering daarvan. - Seksualiteit dient geen ándere vermogens te blokkeren. Dat betekent, dat vermogens als liefde, vriendschap, emotie uit de dwangmatige koppeling aan seksuele gegevens losgeweekt dienen te worden. - De opvoeding van kinderen zal een van de belangrijkste middelen blijven om individuen in staat te stellen tot individuele en maatschappelijke vrijheid. Waarvan seksualiteit een onderdeel vormt. Dit impliceeert de noodzaak tot uiterst kritische evaluatie van opvoedingsmodellen en -praktijk. Vooral de gezinsopvoeding zal dan zeer scherp beoordeeld dienen te worden (...) Geen eenzijdige ondersteuning van het gezinsmodel dus.
- Het voorgaande geldt uiteraard ook ten aanzien van de vormen waarin volwassenen (of jongeren ...) met elkaar wonen en leven. De overwaardering - moreel, sociaal, religieus - en bevoordeling - materieel, juridisch - van dat ene model, het huwelijk, zijn strijdig met de vrije keuze van mensen. Andere vormen van samenzijn dienen minstens evenzeer mogelijk te zijn, misschien zelfs - gezien de vele negatieve ervaringen met het klassieke huwelijk - bevoorkeurd."(155-156)

De derde vraag is: Hoe is seksuele vrijheid voorstelbaar, ook gezien in maatschappelijk w.o. politiek perspektief?

Het gaat om een politieke strijd.

"Strijd voor seksuele emancipatie moet het politiek aspekt in zich opnemen. B.v. niet enkel de repressieve moraal zélf bestrijden, maar ook hen die deze moraal propageren of afdwingen. En vooral de struktuur bestrijden waarin zo'n moraal zo'n invloed heeft en waarin de dragers van die moraal zo'n macht bezitten."(158)

De vierde vraag is: Hoe kan, in onze samenleving, seksuele en maatschappelijke bevrijding gerealiseerd worden?

Wat opmerkingen over hoe er actie gevoerd zou moeten worden en hoe wetenschap daarbij kan helpen.