>>>  Laatst gewijzigd: 9 december 2021   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

De Vreemdeling is de roman waarmee Camus beroemd werd.

Het draait allemaal om de houding van Meursault, een houding die we tegenwoordig postmodern zouden noemen en in de 40-er en 50-er jaren van de vorige eeuw als existentialistisch werd bestempeld: een bepaalde mate van onverschilligheid tegenover standpunten want dé waarheid bestaat niet, niets is echt van belang, alle levens zijn evenveel waard, een gebrek aan sociaal verantwoordelijkheidsgevoel.

Die onverschilligheid - bijvoorbeeld dat hij zijn dode moeder niet hoefde te zien en niet huilde bij haar begrafenis - komt hem duur te staan, omdat hij daarop uiteindelijk net zo goed veroordeeld wordt als op dat hij iemand doodgeschoten heeft.

De vraag is of Camus Meursault opvoert als een voorbeeld van hoe het leven nu eenmaal is of juist als een voorbeeld van hoe het niet moet. In het begin denk je het laatste, op het eind van de roman denk je het eerste. Ik zelf denk dat Meursault helemaal niet zo onverschillig is als hij zich voordoet: hij houdt immers van de zon, van de schoonheid van Marie, is in principe vriendelijk voor iedereen die hij tegenkomt, hij maakt keuzes zoals vóór Raymond in plaats van tégen Raymond, hij heeft oordelen over mensen. Ook dat is gebaseerd op bepaalde waarden en normen, van dingen positief of negatief waarderen. De term 'absurd' komt in de roman overigens maar één keer voor in een zin als "het absurde leven dat ik gevoerd heb", niet in een diepere filosofische betekenis dus.

De Meursault uit de roman is een zwijgzame gesloten man die sociaal gemakkelijker met mannen ('vrienden') omgaat dan met vrouwen en gedrag van mannen als Raymond - een souteneur die zijn vriendin slaat - blijkbaar aanvaardbaar vindt terwijl hij totaal ongevoelig is voor wat Marie voelt - die wil dat hij zegt dat hij van haar houdt en dat hij echt met haar wil trouwen en niet alleen maar omdat het niet uitmaakt. Het feit dat ze toch bij hem blijft zegt weer eens iets over de kritiekloze manier waarop vrouwen zich opstellen tegenover dit soort mannen.

Als je bedenkt hoe kritisch Camus als journalist was en hoe hard hij werkte om in zijn journalistiek misstanden aan de kaak te stellen, dan is het onwaarschijnlijk dat Camus zelf genoegen zou nemen met iemand die zich zo onverschillig en onbetrokken gedraagt als Meursault, met iemand die bij alles 'Whatever!' roept. Meursault kan gewoon niet bestaan. Misschien dat de roman hem uiteindelijk dus net zo tot de dood veroordeeld als de jury tijdens de rechtszaak.

Camus 'L'étranger' Albert CAMUS
L'étranger [Oeuvres complètes, Vol I 1931-1944, p. 139-216, incl. bijlagen ]
Parijs: Gallimard, Bibliothèque de la Pléiade, 2006

(141) Première partie

(141) I

Meursault krijgt een telegram met de boodschap dat zijn moeder overleden is en de dag erna begraven zal worden. Hij reist met de bus in zijn netste pak naar het bejaardentehuis in Marengo, op 80 kilometer van Algiers. Het is warm. Hij slaapt de hele reis. Hij spreekt een soldaat, de conciërge van het bejaardentehuis en vooral de directeur ervan. Die vertelt hem dat zijn moeder daar gelukkig was en dat hij begrijpt dat hij niet voor haar kon zorgen. Dat vindt Meursault ook. Hij bezocht zijn moeder ook eigenlijk niet meer, omdat het hem zijn hele vrije zondag zou kosten. De directeur brengt hem naar het lijkenhuis, zegt nog dat zijn moeder een religieuze begrafenis wilde - wat hij betwijfelt omdat ze nooit maalde om religie, maar hij laat het gaan -, en laat hem dan alleen met zijn dode moeder.

[Opvallend is al meteen Meursaults passiviteit. Hij blijft op afstand, neemt niet echt deel aan een gesprek, gaat nergens tegenin. Maar door die passiviteit gaan anderen praten, zoals de conciërge hierna.]

De kist is nog gesloten en de conciërge komt binnen om de deksel te verwijderen zodat Meursault zijn dode moeder kan zien, maar Meursault houdt hem tegen: voor hem hoeft dat niet, al weet hij niet waarom. De verpleegster vertrekt een tijdje, komt later weerr terug. De conciërge blijft achter hem zitten en hij vindt dat genant. Dus begint hij een gesprek waarin vooral de conciërge praat. Als de duisternis invalt drinken ze samen koffie en roken ze. Vervolgens maakt de conciërge alles klaar voor de wake, waarbij ook een tiental kennissen van de moeder uit het tehuis aanwezig zullen zijn. Hij is zich zeer bewust van hun aanwezigheid en heeft het gevoel dat ze hem veroordelen. Eén vrouw blijft maar huilen. Meursault voelt zich in die hele situatie die de hele nacht duurt helemaal niet op zijn gemak, maar blijkbaar stellen de oudjes de nachtwake echt op prijs en als het ochtend is geven ze hem allemaal een hand.

Het is een mooie zonnige dag en de begrafenis zal om 10 uur plaats vinden onder aanwezigheid van de directeur, een verpleegster, Meursault en een oude intieme vriend van zijn moeder Thomas Pérez. Samen met een pastoor en twee misdienaars lopen ze naar de kerk voor de plechtigheid. Het is al gauw erg warm buiten en de stoet loopt met een behoorlijke snelheid naar het dorp waar de kerk is. Meursault voelt zich op allerlei manieren ongemakkelijk, maar het hele proces verloop bijzonder vlot en voor hij het weet zit hij in de bus terug naar Algiers.

(151) II

Het is zaterdag. Als hij wakker wordt denkt hij even aan zijn baas die het niet geweldig vond dat hij twee dagen vrijaf nam voor de begrafenis. Om de vermoeienissen van de dag ervoor weg te spoelen gaat hij naar het badhuis. Hij komt er Marie Cardona tegen die hij kent van vroeger. Ze vinden elkaar aardig, ze is verrast dat hij in rouw is, maar ze spreken desondanks af dat ze 's avonds naar een film met Fernandel gaan. Na de film blijft ze bij hem slapen. Ze is vroeg vertrokken omdat ze haar tante zou bezoeken en zodoende heeft Meursault de zondag voor zichzelf. Hij houdt niet van zondagen. Hij blijft tot een uur of twaalf in zijn bed liggen, eet daarna wat, en verveelt zich eigenlijk nogal. Hij gaat op het balkon zitten en bekijkt er de hele middag hoe het er aan toe gaat in de straat beneden hem en in de hemel boven hem.

"J'ai pensé que c'était toujours un dimanche de tiré, que maman était maintenant enterrée, que j'allais reprendre mon travail et que, somme toute, il n'y avait rien de changé."(114)

(154) III

De dag erna gaat hij weer hard aan het werk tot tevredenheid van zijn baas. Als hij weer thuis komt van zijn werk ontmoet hij een oude buurman Salamano met zijn hond. Even later ontmoet hij een andere buurman, Raymond Sintès, van wie gezegd wordt dat hij 'van vrouwen leeft'. Meursault kan redelijk met hem opschieten. Ze eten samen. Sintès stort zijn hart uit bij Meursault - die zoals gewoonlijk niet veel zegt en alleen maar luistert - en vraagt hem om raad in een penibele kwestie: hij onderhoudt een vrouw die hem voor zijn gevoel bedriegt, hij had haar een flink pak slaag gegeven, en kreeg daardoor ook nog eens slaande ruzie met haar broer. Nu wil hij haar echt straffen. Wat vindt Meursault daarvan? Niet veel. Dat hij begrijpt dat hij haar wil straffen. Op Sintès' verzoek schrijft hij een brief aan de vrouw. Sintès vindt dat ze echt vrienden zijn. Het kan Meursault niet veel schelen of ze vrienden zijn of niet.

(160) IV

Marie is op zaterdag weer bij hem. Hij vindt haar prachtig. Ze gaan samen naar het strand en worden erg verliefd op elkaar. Thuis bij hem vrijen ze. Deze keer blijft ze op zondag bij hem.

"Quand elle a ri, j'ai eu encore envie d'elle. Un moment après, elle m'a demandé si je l'aimais. Je lui ai répondu que cela ne voulait rien dire, mais qu'il me semblait que non. Elle a eu l'air triste. Mais en préparant le déjeuner, et à propos de rien, elle a encore ri de telle façon que je l'ai embrassée."(161)

[Sociaal niet zo'n handige jongen, die Meursault ... Om sociaal te kunnen functioneren moet je de waarheid een zekere mate van geweld aan kunnen doen.]

Raymond is intussen met die vriendin die de brief kreeg. Ze krijgen ruzie en hij slaat haar. De vrouw gilt enorm, iedereen in het pand loopt uit, en er komt een agent aan te pas.

"Marie m'a dit que c'était terrible et je n'ai rien répondu. Elle m'a demandé d'aller chercher un agent, mais je lui ai dit que je n'aimais pas les agents."(161)

[Hier blijkt opnieuw Meursaults onverschilligheid, zijn totale gebrek aan sociale betrokkenheid. Marie vraagt hem in te grijpen, maar Meursault doet niets. ]

Als Marie weg is zoekt Raymond hem op.

"Raymond a eu l'air très content. Il m'a demandé si je voulais sortir avec lui. Je me suis levé et j'ai commencé à me peigner. Il m'a dit qu'il fallait que je lui serve de témoin. Moi cela m'était égal, mais je ne savais pas ce que je devais dire. Selon Raymond, il suffisait de déclarer que la fille lui avait manqué. J'ai accepté de lui servir de témoin."(162)

[Hij laat zich wel door een verkeerde, gewelddadige man ompraten, maar niet door een vrouw als Marie. Vreemd.]

Ze gaan samen biljarten. Raymond zegt dat hij er erg tevreden over is dat hij die minnares van net een lesje geleerd heeft. Meursault vindt het een mooi moment. Op de terugweg komen ze Salamano tegen die zijn hond kwijt is en daar helemaal ontdaan van is. Meursault moet dan ineens aan zijn moeder denken. Hij gaat vroeg naar bed.

(164) V

Raymond nodigt hem uit voor een dagje bij een vriend van hem die een huisje aan het strand heeft. Marie mag meekomen. Hij waarschuwt hem ook dat een groepje Arabieren - waaronder de broer van zijn minnares - hem aan het volgen is. Zijn baas roept hem bij zich. Hij stelt voor eenvestiging van de zaak te beginnen in Parijs en vraagt of Meursault geen zin heeft om die functie te nemen.

" J'ai dit que oui mais que dans le fond cela m'était égal. Il m'a demandé alors si je n'étais pas intéressé par un changement de vie. J'ai répondu qu'on ne changeait jamais de vie, qu'en tout cas toutes se valaient et que la mienne ici ne me déplaisait pas du tout. Il a eu l'air mécontent, m'a dit que je répondais toujours à côté, que je n'avais pas d'ambition et que cela était désastreux dans les affaires. Je suis retourné travailler alors. J'aurais préféré ne pas le mécontenter, mais je ne voyais pas de raison pour changer ma vie. En y réfléchissant bien, je n'étais pas malheureux. Quand j'étais étudiant, j'avais beaucoup d'ambitions de ce genre. Mais quand j'ai dû abandonner mes études, j'ai très vite compris que tout cela était sans importance réelle."(165)

[Alles laat Meursault onverschillig, hij heeft geen ambities, hij is wel tevreden met zijn leventje, alle levens zijn evenveel waard, het ene leven niet meer dan het andere, dus hij ziet niet in waarom hij dat zou willen veranderen. Hetzelfde met Marie die vraagt of hij met haar wil trouwen.]

"Le soir, Marie est venue me chercher et m'a demandé si je voulais me marier avec elle. J'ai dit que cela m'était égal et que nous pourrions le faire si elle le voulait. Elle a voulu savoir alors si je l'aimais. J'ai répondu comme je l'avais déjà fait une fois, que cela ne signifiait rien mais que sans doute je ne l'aimais pas. «Pourquoi m'épouser alors?» a-t-elle dit. Je lui ai expliqué que cela n'avait aucune importance et que si elle le désirait, nous pouvions nous marier. D'ailleurs, c'était elle qui le demandait et moi je me contentais de dire oui. Elle a observé alors que le mariage était une chose grave. J'ai répondu: «Non.» Elle s'est tue un moment et elle m'a regardé en silence. Puis elle a parlé. Elle voulait simplement savoir si j'aurais accepté la même proposition venant d'une autre femme, à qui je serais attaché de la même façon. J'ai dit: «Naturellement.» Elle s'est demandé alors si elle m'aimait et moi, je ne pouvais rien savoir sur ce point."(165)

[Hij heeft geen voorkeur, gevoelens als 'houden van' doen er niet toe, hij wil trouwen als zij dat wil. Hij vindt dus niets echt belangrijk, heeft geen standpunten behalve dan dat alles hem koud laat en dat het allemaal niet uitmaakt, emoties heeft hij ook niets mee, hij weet vaak niet wat te zeggen en reageert dus helemaal niet op wat mensen om hem heen zeggen, etc. Maar waarom dan niet naar Parijs gaan en wel Raymond helpen of met Marie trouwen? Het punt is dat ook Meursault de hele tijd keuzes maakt vanuit wat hij belangrijk of niet belangrijk vindt. Hij is niet te goeder trouw: ook voor hem doen dingen ertoe. Iemand die bij alles - bij wijze van spreken - "Whatever!" zegt of "Och, ik heb toch niets beter te doen" is alleen maar ergerlijk oneerlijk.]

Als Marie weg is, eet hij bij Céleste's waar hij aan tafel zit met een vrouw die bizar gedrag vertoont. Weer thuis komt hij Salamano tegen met wie hij een tijd praat over de hond. Hij verveelt zich een beetje bij Salamano, maar heeft voor zijn gevoel toch niets beters te doen.

(168) VI

Op zondag komt Marie langs. Ze wachten op Raymond. Dan vertrekken ze. Raymond is wat verontrust door een groepje Arabieren met de broer van zijn ex-minnares, maar ze lijken hen met rust te laten. Ze vertrekken per bus naar die vriend van Raymond met zijn strandhuis. Die heet Masson. Daar genieten ze van de zee, zwemmen, ze eten er gebakken vis, drinken veel wijn, en zo verder. Na het late ontbijt gaan Masson, Raymond - die elkaar al lang kennen -, en Meursault een eind wandelen. Meursault wordt slaperig van de hete zon op zijn kop. Er komen twee Arabieren op hen af, één van hen is de broer van de ex-minnares. Masson en Raymond gaan de uitdaging aan en meppen er op los. Maar dan trekt de broer een mes, Raymond wordt gestoeken en vervolgens gaan de Arabieren ervandoor. Masson brengt Raymond naar de dokter. Meursault vertelt de vrouw van Masson en Marie wat er gebeurd is. Als Raymond in het verband en zo terug komt wil hij meteen weer naar het strand, hij wil niemand mee maar Meursault gaat toch met hem mee. Raymond weet de twee Arabieren te vinden en trekt een revolver. De vraag is even of hij meteen zal schieten. Meursault vindt dat de ander eerst het gevecht moet aangaan en een mes moet trekken. En dan volgt dit:

"Raymond a commencé à s'exciter un peu. L'autre jouait toujours et tous deux observaient chaque geste de Raymond. «Non, ai-je dit à Raymond. Prends-le d'homme à homme et donne-moi ton revolver. Si l'autre intervient, ou s'il tire son couteau, je le descendrai.»"(174)

De Arabieren trekken zich terug en Raymond en Meursault laten het voor wat het is en gaan weer naar huis. Maar Meursault heeft nogal last van de hitte en heeft even geen zin in de anderen. Hij loopt, nog steeds met die revolver bij zich, naar het strand en gaat een eind wandelen langs het wateer. Bij een rots waar hij in de schaduw wil gaan zitten komt hij de broer van de ex-minnares van Raymond tegen. Door de hitte bevangen maakt hij per ongeluk een beweging die als een aanval opgevat kan worden. De Arabier trekt zijn mes, Meursault trekt zijn revolver en schiet de Arabier dood. Hij schiet daarna nog een viertal keren.

(177) Deuxième partie

(177) I

Meursault wordt gearresteerd en ondervraagd door een onderzoeksrechter. Hij krijgt op zijn eigen verzoek een advocaat toegewezen. De advocaat vertelt dat er onderzoek is gedaan naar zijn privéomstandigheden. Dat daarbij bleek dat hij ongevoelig reageerde op de dood en bij de begrafenis van zijn moeder.

"J'ai répondu cependant que j'avais un peu perdu l'habitude de m'interroger et qu'il m'était difficile de le renseigner. Sans doute, j'aimais bien maman, mais cela ne voulait rien dire. Tous les êtres sains avaient plus ou moins souhaité la mort de ceux qu'ils aimaient."(178)

[De bekende onverschilligheid. Het maakt niet uit wat ik voel, iedereen wil wel eens iemand dood van wie men houdt, ik heb niet meer de gewoonte om bij mezelf stil te staan zegt hij hiervoor ook.]

"Cependant, je lui ai expliqué que j'avais une nature telle que mes besoins physiques dérangeaient souvent mes sentiments. Le jour où j'avais enterré maman, j'étais très fatigué et j'avais sommeil. De sorte que je ne me suis pas rendu compte de ce qui se passait."(178)

[Dat is een mogelijke factor in je handelen, maar maakt je niet minder verantwoordelijk voor je handeling.]

[Een ander terugkerend element: Meursault is zelf niet in staat om diplomatiek te zijn en de waarheid soms wat geweld aan te doen in het belang van anderen en nu vindt hij het evenmin goed als de advocaat in zijn belang de dingen anders gaat voorstellen dan ze waren.]

De advocaat snapt niets van die houding en vertrekt. Enige tijd daarna wordt Meursault weer voor de onderzoeksrechter gebracht. Die vraagt of het klopt hoe men hem afschildert, namelijk als een zwijgzaam, teruggetrokken mens. Hij antwoordt dat hij nooit veel te vertellen heeft en dat hij daarom zwijgt.

[Hij bevestigt dat beeld dus. En we zagen eerder dat dat beeld inderdaad klopt met zijn gedrag.]

De onderzoeksrechter laat hem weer de hele dag vertellen en Meursault bekent opnieuw dat hij de Arabier heeft doodgeschoten.

[Gezien zijn houding tegenover alles toont hij daarover geen berouw. ]

De rechter vraagt hoeveel tijd er zat tussen het eerste schot en de andere schoten en daarna waarom Meursault nog vier keer geschoten heeft op een lichaam dat al dood was. Meursault zwijgt want hij weet niets te zeggen op die vraag. De rechter komt met een kruisbeeld aanzetten en met de kreet dat god alleen degene vergeeft die berouw toont.

"Mais il m'a coupé et m'a exhorté une dernière fois, dressé de toute sa hauteur, en me demandant si je croyais en Dieu. J'ai répondu que non. Il s'est assis avec indignation. Il m'a dit que c'était impossible, que tous les hommes croyaient en Dieu, même ceux qui se détournaient de son visage. C'était là sa conviction et, s'il devait jamais en douter, sa vie n'aurait plus de sens. «Voulez-vous, s'est-il exclamé, que ma vie n'ait pas de sens?» À mon avis, cela ne me regardait pas et je le lui ai dit. Mais à travers la table, il avançait déjà le Christ sous mes yeux et s'écriait d'une façon déraisonnable: «Moi, je suis chrétien. Je demande pardon de tes fautes à celui-là. Comment peux-tu ne pas croire qu'il a souffert pour toi?» J'ai bien remarqué qu'il me tutoyait, mais j'en avais assez. La chaleur se faisait de plus en plus grande. Comme toujours, quand j'ai envie de me débarrasser de quelqu'un que j'écoute à peine, j'ai eu l'air d'approuver. À ma surprise, il a triomphé: «Tu vois, tu vois, disait-il. N'est-ce pas que tu crois et que tu vas te confier à lui?» Évidemment, j'ai dit non une fois de plus. Il est retombé sur son fauteuil."(180)

[Ook hier zal Meursault niet liegen omdat dat goed uitkomt, dat ligt voor de hand. Hij gelooft niet in god, punt. En daarmee komt er een ander element in het verhaal: als hij zou zeggen dat hij in god gelooft zou hij zich aanpassen aan de overtuiging van de meeste machthebbeers daar en dat zou waarschijnlijk minstens minder straf opleveren. Met andere woorden: als hij zich zou conformeren zou dat gunstig voor hem zijn. Maar het is niet wat hij voelt en dus zal hij niet liegen, ook al is dat in zij eigen nadeel. Als je er met andere ogen naar kijkt zie je ook daaraan dat hij niet zo onverschillig is als hij de hele tijd suggereert. Hij heeft wel degelijk standpunten en maakt wel degelijk keuzes.]

Hierna ziet hij de onderzoeksrechter steeds samen met zijn advocaat. Het onderzoek duurt elf maanden.

(182) II

Marie bezoekt hem in de gevangenis. De opstelling in de bezoekruimte is zodanig dat iedereen tegen elkaar moet schreeuwen om elkaar te kunnen verstaan. Hij weet niet wat hij tegen haar moet zeggen en wordt bijna onpasselijk van al dat lawaai om hem heen. Na dat bezoek schrijft ze brieven. De eerste maanden heeft hij last van zijn lichamelijke verlangens naar de zee, naar een vrouw, niet specifiek naar Marie. Maar alles went, zoals zijn moeder altijd zei, en hij brengt de tijd door met herinneringen aan zijn vroegere leven en situatie, een verhaal over Tjechoslowakijke in een tijdschrift dat hij aantrof, en met zestien tot achttien uur slapen per dag. Maar dan zijn er de avonden, avonden in de gevangenis, en dan zijn er de dingen waarover hij het niet graag heeft, zoals dat hij hardop tegen zichzelf aan het praten is.

(188) III

De rechtszaak. Juryrechtspraak. Meursault voelt zich bijna een indringer in dat wereldje van de rechtspraak waarin iedereen elkaar lijkt te kennen. Hij is het helemaal niet gewend om zo in het centrum van de belangstelling te staan en voelt zich overweldigd door alles wat er op hem afkomt. Bovendien is het zomer en heet in de rechtszaal. De getuigenverklaringen zijn in de middag. Zijn sociale ongevoeligheid wordt door de officier van justitie steeds naar voren gebracht. Hem wordt in feite ongevoelig gedrag bij de dood van zijn moeder ten laste gelegd en dat hij als een vriend omging met Raymond. Meursault voelt dat de zaken er niet goed voor staan voor hem, maar heeft daar vrede mee. Weer in zijn cel voelt hij zich tevreden.

(198) IV

De pleidooien volgen de dag erna. Daarin gaat het meer over Meursault als persoon dan over de eigenlijke misdaad. Maar tegenlijkertijd gaat dat allemaal buiten hem om, omdat hij niet mag reageren. De officier van justitie beschuldigt hem van moord 'met voorbedachte rade', dat hij intelligent is en wist wat hij deed, dat hij geen enkel berouw toonde.

"Sans doute, je ne pouvais pas m'empêcher de reconnaître qu'il avait raison. Je ne regrettais pas beaucoup mon acte. Mais tant d'acharnement m'étonnait. J'aurais voulu essayer de lui expliquer cordialement, presque avec affection, que je n'avais jamais pu regretter vraiment quelque chose. J'étais toujours pris par ce qui allait arriver, par aujourd'hui ou par demain."(199-200)

De officier van justitie verwijt hem dat hij geen ziel heeft en daarmee geen moraal heeft. Hij bepleit de doodstraf voor hem. Meursault is meer verbaasd dan verontwaardigd. De advocaat heeft zijn pleidooi in de middag en gebruikt daar de stijlfiguur dat hij als Meursault praat. Meursault kan er niet echt naar luisteren door de hitte die hem afleidt en de vermoeidheid die hij voelt door alle indrukken in de rechtszaal.

"À la fin, je me souviens seulement que, de la rue et à travers tout l'espace des salles et des prétoires, pendant que mon avocat continuait à parler, la trompette d'un marchand de glace a résonné jusqu'à moi. J'ai été assailli des souvenirs d'une vie qui ne m'appartenait plus, mais où j'avais trouvé les plus pauvres et les plus tenaces de mes joies: des odeurs d'été, le quartier que j'aimais, un certain ciel du soir, le rire et les robes de Marie. Tout ce que je faisais d'inutile en ce lieu m'est alors remonté à la gorge et je n'ai eu qu'une hâte, c'est qu'on en finisse et que je retrouve ma cellule avec le sommeil."(202)

De jury overlegt en volgt de officier van justitie: hij krijgt de doodstraf. De rechter vraagt hem of hij nog iets heeft toe te voegen. "Nee," zegt Meursault.

(204) V

Meursault heeft er geen behoefte aan de aalmoezenier te zien. In de docencel staart hij naar lucht boven hem en denkt na over de onvermijdelijke gang van zaken die zal volgen en over de precisie van de guillotine die je als veroordeelde geen enkele kans geeft. Hij denkt ook dat zijn beroep verworpen zal worden en dat hij zal sterven.

"Je prenais toujours la plus mauvaise supposition: mon pourvoi était rejeté. «Eh bien, je mourrai donc.» Plus tôt que d'autres, c'était évident. Mais tout le monde sait que la vie ne vaut pas la peine d'être vécue. Dans le fond, je n'ignorais pas que mourir à trente ans ou à soixante-dix ans importe peu puisque, naturellement, dans les deux cas, d'autres hommes et d'autres femmes vivront, et cela pendant des milliers d'années. Rien n'était plus clair, en somme."(207)

Op een dag komt de aalmoezener toch zijn cel binnen. Hij vraagt waarom Meursault hem niet wil spreken. Meursault zegt dat hij niet in god gelooft. "Weet je dat wel zeker?" zegt de aalmoezenier. Meursault vindt die vraag onbelangrijk, het onderwerp interesseert hem niet. "Zeg je dit niet uit wanhoop?" wil de aalmoezenier weten. Maar Meursault zegt dat hij helemaal niet wanhopig is. De aalmoezenier blijft maar pleiten dat hij in god zou moeten geloven en zijn zonden zou moeten belijden en dergelijke. Meursault vindt het ergerlijk en wil dat hij vertrekt. Hij barst uit tegenover he. Pas als hij is vertrokken kalmeert hij en is tevreden met zijn bestaan.

"Il voulait encore me parler de Dieu, mais je me suis avancé vers lui et j'ai tenté de lui expliquer une dernière fois qu'il me restait peu de temps. Je ne voulais pas le perdre avec Dieu."(211)

"Je déversais sur lui tout le fond de mon cœur avec des bondissements mêlés de joie et de colère. Il avait l'air si certain, n'est-ce pas? Pourtant, aucune de ses certitudes ne valait un cheveu de femme. Il n'était même pas sûr d'être en vie puisqu'il vivait comme un mort."(211)

"Rien, rien n'avait d'importance et je savais bien pourquoi. Lui aussi savait pourquoi."(212)