>>>  Laatst gewijzigd: 2 december 2020   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Incididunt nisi non nisi incididunt velit cillum magna commodo proident officia enim.

Voorkant Plato Verzameld Werk PLATO
Parmenides (Verzameld Werk, deel 2, editie Xaveer de Win)
Antwerpen / Baarn: Nederlandsche Boekhandel / Ambo, 1978;
ISBN 90 2890 3380 (DNB) / 90 2630 4242 (Ambo)

Tot slot van dit tweede deel van Plato's verzamelde werk het boek Parmenides. Ook dit boek geeft een oud, maar blijkbaar beroemd gesprek weer dat Socrates vroeger had met Zeno en Parmenides. Adimantus en Glauco willen graag meer weten over dat gesprek. Cephalus brengt ze naar zijn halfbroer Antiphon die Pythodorus kent die weer bevriend was met Zeno.

[Apart, dit, echt een cultuur waarin het nog gebruikelijk was om hele gesprekken te onthouden en door te vertellen. Hier van Pythodorus naar Antiphon naar deze heren.]

Het gesprek gaat voornamelijk over eenheid en veelheid. Zeno heeft allerlei argumenten tegen het bestaan van de veelheid geschreven en is net als Parmenides iemand die de eenheid verdedigt. Socrates begint als reactie op die stelling over Ideeën-op-zichzelf en over het deelhebben aan die Ideeën:

"Zeg me echter eens dit: denkt ge niet dat er een absolute Idee-op-zichzelf van de gelijkendheid bestaat en anderzijds ook een daaraan tegengestelde: de wezenheid van het niet-gelijkende? En dat zowel ik als gij en al het overige - wat we precies het Vele noemen - aan die twee deelnemen? En dat alles wat aan de gelijkendheid deelneemt, door het feit dat en in de mate waarin het daaraan deelneemt, ook gelijkend wordt, terwijl alles wat aan de ongelijkendheid deel krijgt, ongelijkend, en wat aan beide deelneemt, beide wordt?"(498)

Waarbij Ideeën en generale termen op een lijn gezet worden (499) en verderop opgemerkt wordt dat de dingen op aarde, die aan de ideeën deelnemen, daaraan hun namen ontlenen (501).

[Inmiddels hebben we dus - p.503 als voorbeeld - grote dingen die deelnemen aan de grootheid-op-zichzelf en daarnaast een Idee-van-grootheid-op-zichzelf. Het komt de duidelijkheid niet bepaald ten goede. Andere termen duiken ook nog op: 'absolute wezenheid-op-zichzelf, p.505.]

[Ook ontstaat er geen duidelijkheid over wat dat 'deelhebben aan' nu precies betekent (nabootsing zijn van een Idee?), noch over waar de Ideeën gedacht moeten worden (in gedachten? absoluut op zichzelf bestaand? in de mens? buiten de mens?). Gesteld wordt dat de absolute Ideeën onmogelijk bij de mens kunnen zijn, we kennen ze dus niet, hebben er geen deel aan - p.506. Maar hoe kunnen we dan weten dat ze er zijn? En hoe kunnen we er dan over praten?]

[Wat dan verder volgt is een pagina's lange dialectiek van de kant van Zeno over het karakter van de Eenheid, van het Ene. Zijn opponent is opvallend genoeg niet Socrates maar ene Aristoteles (niet de latere filosoof, zegt De Win), maar er wordt verder helemaal geen naam genoemd en het boek eindigt abrupt. Dat is totaal anders dan in alle vorige boeken: daar blijft altijd duidelijk met wie de dialoog gevoerd wordt en natuurlijk is het ook Socrates die de hoofdrol speelt; en het boek eindigt altijd met een soort van conclusie of met een eental slotparagrafen om het verhaal mooi af te ronden. Dat dat hier allemaal niet het geval is geeft te denken, maar De Win heeft er verder geen opmerkingen over en dagt vind ik eigenlijk nogal vreemd.]

[Heel die uitwerking van de Veelheid tegenover de Eenheid behoort tot die zaken die in de klassieke metafysica terecht kwamen en die voor mijn gevoel steeds een religieuze achtergrond hebben (het Ene = God). Leuk voor iemand als Heidegger, die gek was op vage woordspelletjes over totaal onbelangrijke dingen, maar voor mij niet interessant. Het raakt op geen enkele manier aan mijn rationaliteitprobleem met betrekking tot waarden en normen en doelen en zo verder. Bovendien is het betoog weer vol met religieuze vooronderstellingen die niemand echter hoeft te delen en uiteindelijk vind ik dan ook niet dat er met al die woordspelletjes hier ook maar iets gezegd wordt. Alles is veel en tegelijkertijd een, er is geen sprake van een tegenstelling, beide sluiten elkaar niet uit, en in de dagelijkse praktijk heb je ook niets aan abstract geleuter over dat onderscheid op basis van vooronderstellingen die niet deugen.]