>>>  Laatst gewijzigd: 3 december 2020   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Incididunt nisi non nisi incididunt velit cillum magna commodo proident officia enim.

Voorkant Plato Verzameld Werk PLATO
Euthydemus (Verzameld Werk, deel 1, editie Xaveer de Win)
Antwerpen / Baarn: Nederlandsche Boekhandel / Ambo, 1978;
ISBN 90 2890 3380 (DNB) / 90 2630 4242 (Ambo)

Socrates vertelt aan Crito over zijn gesprekken met de sofisten Euthydemus en Dionysodorus die tegen betaling hun geleerdheid op het terrein van de disputeerkunst (eristiek) met anderen delen. Beide sofisten beweren ook de deugd aan mensen te kunnen overdragen ("opwekken tot de wijsbegeerte en tot het beoefenen van de deugd" staat er op p.32). En snel ook nog. Ze willen het wel demonstreren met de jonge Clinias die ook aanwezig is, die met allerlei retorische foefjes klem gezet wordt. Socrates legt Clinias dan uit dat het allemaal te maken heeft met de dubbelzinnige betekenissen van woorden als 'leren', 'kennen' en zo verder. Hij noemt wat de sofisten met taal doen een spelletje.

[Het cynisme ten aanzien van de sofisten en hun kunstjes druipt er van af, hier. Het is een prachtig geschreven dialoog.]

In het vervolg heeft Socrates het met Clinias over de kwestie dat alle mensen "goede zaken willen doen" (38ev). Wat volgens hem veronderstelt: het bezitten van een massa goede dingen als rijkdom, gezondheid, schoonheid, goede afkomst, invloed. Maar hoort geleerdheid ook bij die goede dingen? Jazeker. En wat met het geluk? Socrates is van mening dat geleerdheid de mensen geluk brengt: "Onvermijdelijk zal zij juist handelen.". En ook dat het niet nuttig is om goede dingen te bezitten die je niet gebruikt. Of nog fundamenteler: die je niet op de juiste wijze gebruikt. Geleerdheid / kennis is belangrijker dan het hebben van rijkdom enz.

"We mogen dan blijkbaar besluiten dat de kennis, in alles wat we bezitten en doen, ons niet enkel het welgelukken bezorgt, maar ook de voorspoed."(42)

"Kort en goed, Clinias, met alles wat we oorspronkelijk als 'goede dingen' bestempelden, kon het wel eens als volgt gesteld zijn: dat we er niet over mogen spreken als over dingen die, op zichzelf alléén, van nature goed zijn. Integendeel. Het staat er blijkbaar zo mee: als de domheid er de leiding over heeft, zijn die 'goede dingen' nog grotere kwalen dan hun tegendeel; en ze zijn des te groter kwaad naarmate ze beter in staat zijn hun leider, die slecht is, te dienen; onder de leiding van inzicht en geleerdheid zijn ze een groter goed. Maar op zichzelf alleen bezitten ze geen van beide ook maar de geringste waarde."(43)

Socrates wil terug naar de oorspronkelijke vraag: kan de geleerdheid, kan daarmee de deugd onderwezen worden, of is dat iets wat al of niet in ons zit of vanzelf in ons komt? De sofisten reageren op die vraag weer met taalspelletjes zoals dat iemand dan moet worden wat hij niet is, en dat hij niet langer kan zijn wat hij nu is; en over het niet-zijnde dat is wanneer we er over praten. Socrates grijpt in en zegt dat ze nu eindelijk maar eens moeten uitleggen hoe ze van kwade mensen goede mensen kunnen maken. Maar weer verschuift de discussie in een andere richting, namelijk dat het onmogelijk is om leugens te zeggen, dat onwetendheid of een verkeerde mening niet bestaan, en dus niet foutief handelen evenmin bestaat. Maar dan valt er ook niets te leren. De sofisten verkopen kletspraat, wordt door de aanwezige Ctesippus, vriend van Clinias, hardop geconcludeerd.

Socrates neemt het maar weer over en verdiept zich in de vraag welke kennis ons nu eigenlijk gelukkig zal maken. Maar de sofisten gaan door met hun woordspelletjes.

[Op een gegeven moment is er even sprake van het schone-zelf en schoonheid die bij zekere dingen aanwezig is. Maar dat onderwerp wordt verder niet aangepakt.]

Het oordeel over de sofisten is - na allerlei omzwervingen - dat ze zich bezig houden met geklets en niet van groot nut zijn voor de wijsbegeerte.

"We mogen al tevreden zijn telkens als iemand iets zegt waar een beetje redelijkheid in steekt en als hij manmoedig, met inspanning van al zijn krachten, voor zijn gedachten durft uit te komen."(80)

Tot slot adviseert Socrates Crito het volgende:

"Stuur de beoefenaars van de filosofie de laan uit, om 't even of ze goed of slecht zijn. Maar de zaak zelf [de wijsbegeerte - gdg], keur die, degelijk en goed."(81)

[Hoe rationeel is de retorica van de Sofisten? Dient de redenering te winnen of waar te zijn? Het middel, argumentatie, wordt door hen veel belangrijker gevonden dan het doel wat men er mee wil dienen. En een rationaliteit van de middelen is wat anders dan een rationaliteit van de doelen. Het relativisme van de Sofisten: het middel moet perfect zijn en perfect gehanteerd worden, en het doet er verder niet toe welk doel je er mee dient, alles is goed. Een doel-, dus waardenrelativisme. Socrates' en Plato's vraag - hoe word ik een deugdzaam mens? - gekoppeld aan het idee dat het kennen van de waarheid daartoe leidt, moet wel tegenover zo'n relativisme staan.]

[Het leuke is, dat je dat al ziet in vroege werken als de Euthydemus. Wanneer we vaststellen dat geluk het hoogste goed is, wordt tegelijkertijd gezegd dat de geleerdheid, de kennis, het inzicht noodzakelijk zijn om dat geluk te bereiken. Want al die zaken die ons geluk brengen - zoals materiële zaken, lichamelijke schoonheid, etc, dus eventueel ook de retorica - brengen ons alleen geluk bij een juist gebruik ervan. En een juist gebruik maakt kennis, geleerdheid, inzicht noodzakelijk, omdat we slechts met behulp daarvan tot een goed gebruik van al die zaken in staat zijn.]

[Middelen als zodanig zijn dus niets, en we kunnen ze maar beter niet gebruiken wanneer de domheid dat gebruik regelt. Pas bij verstandig en wijs gebruik ervan kunnen middelen bijdragen aan het bevorderen van ons geluk, wat door iedereen als het hoogste goed gezien wordt.]