>>>  Laatst gewijzigd: 2 december 2020   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Incididunt nisi non nisi incididunt velit cillum magna commodo proident officia enim.

Voorkant Plato Verzameld Werk PLATO
De Wetten (Verzameld Werk, deel 4, editie Xaveer de Win)
Antwerpen / Baarn: Nederlandsche Boekhandel / Ambo, 1978;
ISBN 90 2890 3380 (DNB) / 90 2630 4242 (Ambo)

[Volgens De Win is het officieel en onomstreden Plato's laatste boek, een boek dat na zijn dood werd uitgegeven. Wat de status is van de boeken in deel vijf van dit Verzameld Werk is me op het moment nog niet helemaal duidelijk. Ik zal me er mee bezig houden wanneer ik ze ga lezen.]

Dit werk werd door Plato onderverdeeld in twaalf delen en voert een 'vreemdeling uit Athene' op die op Kreta in gesprek is met Clinias van Knossos (Kreta) en Megillus van Sparta (Lacedaemonië). De drie mannen zijn al op leeftijd en maken een rustige wandeling naar Cnossos. Intussen praten ze over van alles..

[Die 'vreemdeling uit Athene' neemt in dit boek als het ware de plaats in van Socrates die nooit buiten Athene kwam. Maar in feite praat Socrates via deze Athener, en behoorlijk arrogant en chauvinistisch ook nog, zou ik zeggen. Het is - als je op het taalgebruik let - bijna onbegrijpelijk dat zijn twee metgezellen zo vriendelijk blijven.]

[Verder is het duidelijk een posthuum uitgegeven boek. De verhaallijn, de argumentatie is behoorlijk chaotisch, waarschijnlijk omdat Plato door zijn dood niet meer de kans gekregen heeft er echt iets goeds van te maken. ]

Eerste boek

Vanaf het begin wordt door alle drie de betrokkenen gesteld dat de regeling van de wetten op rekening komt van de goden en niet van een of ander mens (93).

[En precies dat uitgangspunt maakt het hele werk waardeloos.]

Clinias stelt dat op Kreta staatsinrichting en wetten bedoeld zijn als een voorbereiding op de oorlog (94).

"Wat de meeste mensen vrede noemen, is immers niets anders dan een woord; in feite is de natuurlijke toestand van alle staten tegenover alle andere staten een voortdurende, niet officieel verklaarde oorlog."(95)

En dat geldt ook voor mensen tegenover andere mensen: iedereen is de vijand van iedereen (96); het geldt ook voor mensen tegenover zichzelf (de strijd met jezelf om zelfdiscipline en zelfbeheersing).

De Athener is het niet eens met het idee dat een staatsinrichting en wetten zelfs in vredestijd opgesteld worden met het oog op oorlog. Ze moeten gericht zijn op de hoogste deugd (101), waaronder rechtvaardigheid en gematigdheid en pas in laatste instantie dapperheid in de oorlog (104).

"Want, hoe voortreffelijk het bestel van uw wetten ook mag zijn, toch is er één wet die voorzeker tot de schoonste behoort: nl. dat het aan elke jonge man verboden is te onderzoeken wat er goed of niet goed is in uw wetten; eenstemmig, uit één mond, moeten ze het samen uitgalmen: dat alle wetsbepalingen goed zijn, daar de goden de wetgevers zijn; en men mag absoluut niet het oor lenen aan wie anders zou spreken: en ingeval een bejaard man een of andere bedenking te opperen zou hebben op een van uw instellingen, dan mag hij zulks wel doen, maar dan ten overstaan van een archont of van iemand van zijn leeftijd, in afwezigheid van elke jonge man."(107)

[Ook deze stelling is weer bijzonder normatief. De wetten zijn goed, want ze komen van de goden. Klaar, zo simpel ziet Plato dat. Oudere mannen zijn degenen die eventuele aanpassingen mogen doen, maar jonge mannen moeten gehoorzaam zijn aan de wetten en er geen vragen bij stellen of kritiek op hebben. Dat oudere mannen het ook bij het verkeerde eind kunnen hebben speelt blijkbaar geen rol. En over vrouwen heeft Plato het nooit in dit soort contexten. Als je dit zo op een rij zet zie je de situatie voor je zoals die nu actueel in streng Islamistische landen voorkomt: een relgieuze basis van wetten maakt ze immuun voor kritiek, oude mannen spelen een hoofdrol, jonge mannen moeten onderdanig zijn en oorlog voeren in het belang van die wetten, en vrouwen moetn zich gewoon niet laten zien of horen.]

Inmiddels gaat ook al een tijdje over het wettelijk regelen van 'genoegens en smarten'. Sparta verbiedt een leven van 'genoegens' (drinkgelagen, seksuele omgang buiten de voorschriften om) en wil mensen onverschrokken maken tegenover smarten (door een harde sobere leefwijze te verlangen). De Athener is ook geen voorstander van het toegeven aan genoegens, zeker niet de seksuele:

"... dit dient te worden bedacht: dat, volgens de natuur, het sexueel genot blijkbaar geschonken is aan het vrouwelijke en het mannelijke geslacht, wanneer deze zich met elkaar verenigen met het oog op de voortteling. Waar echter man met man en vrouw met vrouw zulk genot zoekt, is dit schaamteloze stuk tegennatuurlijk, en komt het bovenal voort uit teugelloze genotzucht."(110)

[Opnieuw een normatieve stelling, nu eentje die zich beroept op hoe de natuur is. Blijkbaar weet de Athener hoe de natuur precies is en verder leidt hij uit wat - volgens hem - is zonder enige twijfel af wat mensen horen te doen en te laten. ]

Het gesprek verloopt nogal chaotisch en standpunten wisselen elkaar af, vindt de Athener. Hij stelt een methode van onderzoek voor.

[Maar dat punt wordt niet uitgewerkt.]

Het gaat vervolgens over de vraag of er geen opvoedende werking zou uitgaan van drinkgelagen die wijs geleid worden door een sober man. Wat tussendoor even overgaat in de vraag wat opvoeding eigenlijk is - dat is het grootbrengen van kinderen gericht op de deugd (120).

Tweede boek

Het gaat nog steeds over het opvoedkundig nut van goed geleide drinkgelagen. Opvoeding is de 'gepaste opleiding van de genoegens en de smarten' (132).

Bij de genoegens hoort bijvoorbeeld het leren van dans en muziek, omdat de goden alleen de mensen maat- en harmoniegevoel hebben gegeven (134); die zijn 'schoon' als ze tenminste de voortreffelijkheid van ziel of lichaam inhouden (135). Wat het nodig maakt er wetten over uit te vaardigen 'en een stevige godsdienstige sanctie te verlenen aan de gezangen die van nature de juiste houding verzekeren' (137). Degenen die kunnen beoordelen of 'kunst' het hoogste genot verschaft zijn de oudere mensen 'zoals wij', zegt de Athener, mensen die uitmunten in deugd en cultuur en bijvoorbeeld niet de massa, want als de massa de beslissende stem krijgt over welke 'kunstvoorstelling' het beste is, gaan alle kunstenaars zich verlagen tot het niveau van de massa om maar hun stem te krijgen.

[Wat normatief leidend is is zoals steeds dat 'de besten' het voor het zeggen moeten hebben en niet de massa. Van een kant klinkt wat Plato de Athener in de mond legt bijzonder conservatief en elitair, van de andere kant is inderdaad gebleken dat het niveau van de kunst daalt als de smaak van de massa - lees de kijkcijfers of de oplagecijfers of de 'pageviews' - leidend wordt. Al is de vraag of we zelfs dat laatste mogen zeggen, omdat het veronderstelt dat er een hoger en een lager niveau van kunst is, dat er betere en slechtere kunst is, en hoe kun je verdedigen dat bepaalde kunstuitingen 'beter' zijn dan andere? Voor Plato is de 'echte' kunst verheffend, maar dat is natuurlijk niet zo'n eenvoudige maatstaf, net zo min als het zo simpel is kwalitatief goed te noemen 'wat als werkelijk juist wordt erkend door de meest hoogstaanden en hoogbejaarden op grond van hun ervaring (141). Die insteek komt ook hier steeds terug. Bijvoorbeeld:]

"Zo zal ook de goede wetgever de dichter aansporen zijn mooie woorden en loftuitingen in dezelfde zin [mensen de juiste gewoonte bijbrengen - GdG] te gebruiken. Hij zal hem ervan trachten te overtuigen - en zo hij daarin niet slaagt, zal hij hem dwingen - om in zijn ritmische composities de houdingen, en in zijn harmonische composities de melodieën van wijze en moedige en, met één woord, goede mensen weer te geven, en aldus op de juiste wijze te dichten. "(142)

[Dit soort zinnen zitten vol met waarderingswoorden: 'goede wetgever', goede mensen', 'op de juiste wijze dichten' waarover de normatieve discussie juist zou moeten gaan. Maar het is duidelijk dat Plato gewoon meent te weten wat goed en juist is en dat hij zijn aannames op dat punt niet ter discussie stelt, want uiteindelijk komt het allemaal neer op de deugd en op wat de goden willen. En dat is een autoritaire insteek die immuun is voor kritiek. Als vanuit die insteek dan ook nog eens mensen gedwongen worden op een heel bepaalde manier kunst te bedrijven, dan kun je niet anders zeggen dan dat er sprake is van een totalitaire staat en dictatoriale wetgevers / staatslieden. We hebben het allemaal meegemaakt. We hadden in het Westen geen blues en jazz en rock en roll en bijbehorende dansen gehad, als de dominante bovenlaag van de samenleving in de twintigste eeuw zijn zin had kunnen doordrijven: vanuit hun conservatieve christeljke ideologie was alleen religieuze muziek de 'juiste' muziek en je mocht er doodstil en bewegingloos vanuit de kerkbanken naar luisteren. In veel Islamitische landen gaat het er tegenwoordig niet veel anders - Plato zou er blij mee zijn geweest. Dat krijg je ervan als je een insteek kiest die lichaamsvijandig, lustvijandig, vrouwvijandig is, een insteek die nieuwsgierige ontdekking en verandering en onzekerheid afwijst.]

Het rechtvaardige, goede en schone gaat samen met het aangename (147). Het onrechtvaardige leven is onaangenamer dan het rechtvaardige leven.

"Niemand toch zou er toe bereid gevonden worden, zich goedschiks te laten overhalen tot het verrichten van daden waaraan niet méér vreugde dan smart verbonden is."(147)

Na allerlei zijwegen komt het probleem van de drinkgelagen weer op tafel. Ook daar moeten wetten voor komen, net als voor de muziek en de dans. Een drinkgelag op zichzelf is dus niet slecht, zolang het maar gereglementeerd en geleid wordt door mensen die weten waar het in het leven om gaat en gericht is op het leren van matigheid en andere deugden.

Derde boek

Hier gaat het over de evolutie van staten 'in de richting van deugd of ondeugd', bekeken vanaf de 'grote Overstroming' (166) die slechts herders overliet die in de bergen woonden en zo klein in aantal waren dat ze geen wetgevers nodig hadden.

Hierna wordt een soort geschiedenis van het oude Griekenland weergegeven waarin verschillende staatsvormen opkwamen en ten onder gingen en waarin ook verschillende argumenten bestonden voor wie het volk moesten leiden. Uiteraard is de beste leider de verstandige leider die zich naast dapper te zijn houdt aan deugden als rechtvaardigheid, matigheid, zelfbeheersing, en die er voor zorgt dat zijn kinderen geen 'paleisopvoeding' krijgen en als verwende kinderen later niet in staat blijken de leiding over te nemen. Dat staatsvormen als die van Perzië maar ook die van Athene uiteindelijk in verval raakten heeft te maken met gebrek aan matigheid: de Perzische koningen sloegen door in het dictatoriaal inperken van de vrijheid van hun onderdanen zodat ze de steun van het volk kwijtraakten, de democratie in Athene werd problematisch omdat het volk juist te véél vrijheid kreeg en niet meer aan wetten of leiders wilden gehoorzamen.

Vierde boek

Hier wordt gesproken over hoe je een nieuwe staat zouden moeten opbouwen en inrichten, aan welke voorwaarden een staatsman en het volk moeten voldoen, en zo verder. De staatsman moet een jonge etc. dictator zijn (212). De dictatuur komt voor het koningschap wanneer een staat nog opgebouwd moet worden, omdat dt onder de dictator het snelst geregeld kan worden, mits hij geleid wordt door een goddelijke wetgever die wetten maakt gericht op de deugd, de verering van de goden en de verering van de voorouders.

[Dit stuk is niet geweldig helder opgebouwd en zit bovendien vol met allerlei aannames en waardeoordelen die niet verantwoord worden.]

Vijfde boek

Dit boek gaat over de ziel, wanneer men haar eert en wanneer men haar schade toebrengt.

[Bekende aannames komen weer terug, zoals dat de ziel van goddelijke oorsprong is en eindeloos veel belangrijker is dan het lichaam:]

"... schoonheid verkiezen boven deugd, is niets anders dan een wezenlijke en radicale ontering van de ziel. Zo'n bewering houdt immers staande dat het lichaam eervoller is dan de ziel, en dat is leugen."(235)

"Door alle bovenmatige vreugde en pijn totaal te verbergen moeten we proberen ons fatsoen op te houden ... steeds moeten we hopen dat God de lasten die ons overvallen zal verlichten door de zegeningen die Hij uitdeelt ..."(242)

"Want met het oog op de huishouding, op de staatsinrichting, op alle kunsten, bezit geen enkel leervak zo grote opvoedkundige waarde als de studie van de getallen."(263)

[En zo meer en zo verder. Veel van wat in De Staat werd besproken komt hier terug en hoef ik niet te herhalen, zoals de gemeenschappelijkheid van alles, de controle op de bevolkingsgroei, de matigheid in 'consumptie' en bezit, etc.]

Zesde boek

Je hebt niets aan mooie wetten wanneer er geen goede mensen / magistraten zijn om de wetten uit te voeren en te handhaven. Deze 37 magistraten - tussen 50 en 60 jaar voor 20 jaar, tussen de 60 en 70 jaar voor tien jaar - zullen verkozen worden uit iedereen die onder de wapenen is of is geweest. En in een nieuwe kolonie moet dat gebeuren onder begeleiding van de steden waar de kolonisten vandaan komen. De magistraten bewaken niet alleen de wetten, maar gaan ook over de belastingen die er op gericht zijn hebzucht tegen te gaan. Daarnaast moeten er in de kolonie ook legeraanvoerders worden gekozen.

[Het valt echt op dat alle belangrijke mensen in eerste instantie uit de militaire hoek komen.]

Ook wordt voor een jaar een Raad gekozen van 4 x 90 mensen uit de vier verschillende belastingklassen. Dit levert een staatssysteem op tussen monarchie en democratie in (273)

"En mocht iemand ooit een andere [staat - GdG] stichten, dan zal hij nóg zijn wetten moeten maken met ditzelfde doel voor ogen: niet in het belang van een handjevol dictators of van één enkele, niet in het belang van een of andere vorm van democratie, maar altijd in het belang van de rechtvaardigheid."(274)

Andere functies worden hierna beschreven: de ambtenaren en priesters en veldwachters en rechters en zo verder. Vervolgens worden allerlei wetten bekeken zoals de huwelijkswetgeving.

[Ik vind dit allemaal niet erg interessant, omdat dit soort opvattingen vandaag de dag niet of alleen in de meest conservatieve regio's voorkomen en niets nieuws te bieden hebben. Het huwelijk is een plicht, kinderen voortbrengen is een plicht, het gaat niet om jouw plezier, de staat controleert alles. Zoals:]

"In het algemeen moge één enkele formule voor alle huwelijken gelden: iedereen moet het huwelijk sluiten dat voordelig is voor de staat, niet het huwelijk dat hem het best bevalt."(296)

De Athener bepleit om de vrouwen ertoe te dwingen - ze zijn gewend om op de achtergrond en in de schaduw te leven en willen dat volgens de Athener zo houden - om ook deel te nemen aan de gezamenlijke maaltijden van de mannen.

[Het blijft onduidelijk waarom dat zo belangrijk is, waarschijnlijk omdat Plato niet de kans heeft gekregen om het boek af te ronden. De verhaallijn is namelijk nogal springerig hier. Ook wat volgt over de controlerende rol van de staat op het huwelijk en op het voortbrengen van kinderen en op de straffen voor overspel is weinig helder uitgewerkt.]

Zevende boek

Dit boek handelt over her grootbrengen van de kinderen / de opvoeding, iets waarvoor je volgens de Athener als staat niet echt wetten kunt maken, ook al zou je dat soms wel willen, omdat er in de gezinnen geregeld dingen gebeuren die absoluut niet in het belang zijn van de staat. De staat kan wel proberen te overtuigen, dus die dingen worden niet doodgezwegen omdat ze in gezinnen voorkomen.

De lichamelijke opvoeding is vanaf het begin belangrijk. Beweging en muziek spelen de eerste drie jaren van een mensenleven een grote rol. Daarna wordt het tot het zesde jaar spel, en dit is ook een leeftijd waarin niet te zacht moet worden opgetreden en er ook op een rechtvaardige niet kleinerende wijze gestraft moet worden wanneer het nodig is. Na het zesde jaar worden jongens en meisjes van elkaar gescheiden en apart opgevoed: ze doen vaak wel dezelfde dingen maar op verschillend niveau (de jongens praktischer, de meisjes 'theoretischer'). De dingen die op het programma staan: dans en worstelen, wedstrijden en opvoeringen in reien. Mensen leren van de spelregels bij al die zaken ook het aanvaarden van wetten van de staat, daarom zijn spelen zo belangrijk als voorbeeld voor het juiste gedrag.

[De verschillen tussen jongens en meisjes op die punten blijven nogal vaag.]

"Een verandering, moet ge weten, is altijd een uiterst hachelijk ding, behalver dan een verandering in wat slecht is."(329)

Daarom moet er in de opvoeding zo min mogelijk anders gedaan worden dan altijd al gedaan werd: er mag niet met één klank of één danspas afwijken van wat de staat en de godsdienst ooit als traditie hebben ingesteld.

[Nu volgen er oordelen over hoe dans en zang en dichtkunst moeten zijn zoals ook in De Staat beschreven werd. Censuur dus, want alleen dat wat de goden welgevallig is mag gemaakt en voorgedraqgen worden:]

"Dat een dichter geen enkel gedicht mag maken dat indruist tegen wat in de staat geldt als wettelijk, rechtvaardig of schoon en goed; en dat het hem niet toegelaten is zijn composities aan een particulier bekend te maken, vooraleer ze getoond werden aan en goedgekeurd werden door de daartoe aangeduide critici en de wettenbewakers."(335)

"Van nature is God alle mogelijke gelukzaligmakende ernst waard; maar de mens, we zeiden het al eerder, is gemaakt om een soort speeltuig van God te zijn. En dàt is werkelijk het beste ewat er aan hem is. Hiernaar moet elke man en elke vrouw zich schikken, en zó moeten zij hun leven doorbrengen, met zo mooi mogelijke spelen."(338-339)

Terug naar de opvoeding van jongens en meisjes in de scholen en gymnasia. De ouders bepalen niet of ze daaraan mee doen of niet: de staat bepaalt dat iedereen meedoet.

"Neen, zoveel mogelijk moet iedereen, 'Jan en alleman' zoals men zegt, gedwongen worden zich te laten opvoeden, aangezien hij eerder aan de staat dan aan zijn ouders toebehoort. Ja, evenzo zou mijn wet ook voor meisjes dezelfde voorschriften uitvaardigen als voor jongens: nl. gelijke verplichte oefeningen."(340)

De Athener meent goede argumenten te hebben om mannen en vrouwen aan dezelfde activiteiten te laten deelnemen. Er zijn voorbeelden, zo zegt hij, waaruit blijkt dat vrouwen net zo goed kunnen paardrijden en boogschieten als mannen. Het kan feitelijk, dus waarom zou je als staatsman de helft van je bevolking tot halve slaven reduceren terwijl je van al die vrouwen zo veel profijt kan hebben?

"Als hij [de staatsman - GdG] toelaat dat de vrouwen leven in verwekelijking, verkwisting, ongeregeldheid, en als hij zich enkel om de mannen bekommert, laat hij de staat niet veel meer dan de helft van een volkomen welvarend leven over, in plaats van het te verdubbelen."(343)

"Lang slapen is immers van nature niet passend noch voor het lichaam, noch voor de ziel, noch voor de activiteiten die we op elk van die gebieden [politiek en huishouden - GdG] te verrichten hebben. Wie slaapt is immers niets waard, al evenmin als wie niet leeft. Integendeel, als iemand onder ons bovenal begaan is met zijn leven en denken, brengt hij zoveel mogelijk zijn tijd wakend door; hij slaapt maar juist zoveel als nuttig is voor zijn gezondheid, en dat is niet veel als men eenmaal de goede plooi genomen heeft."(345)

[Voplgt een concrete beschrijving van de vakken die kinderen moeten volgen, een beschrijving die ook al gegeven werd in De Staat. Het aantal voorschriften dat gegeven wordt is groot. ]

Achtste boek

Over de wettelijke regeling van feesten en offers, een samenwerking tussen magistraten en priesters. Verder over militaire oefeningen en allerlei wedstrijden die mensen goed voorbereiden op oorlogen. De zucht naar rijkdom wordt opnieuw bekritiseerd, omdat mensen daarmee geen aandacht meer hebben voor de echt belangrijke dingen als oorlogszaken. Ook verkeerde staatsvormen als democratie, oligarchie en dictatuur vormen een belemmering., omdat aanvaarding van gezag er met tegenzin gebeurt. Er zijn ook declamatie- en muziekwedstrijden.

Binnen dit verband heeft de Athener ook opmerkingen over seksualiteit, met name ook over de 'tegennatuurlijke liefde' tussen mannen.

"Hoe zullen zij [jongens en meisjes - GdG] zich, in deze staat, onthouden van de begeerlijkheid die zo dikwijls zovelen in uiterste buitensporigheden doet vervallen, een begeerlijkheid waarvan de Rede, die zich als wet tracht op te dringen, ons voorschrijft ons te onthouden?"(383)

"... ieder zal zijn afkeuring uitspreken voor een man die er zich toe leent de rol van vrouw te vervullen, en hem verwijten dat hij op zijn model gelijkt."(385)

[Op allerlei plaatsen in het werk van Plato worden seksuele contacten tussen mannen en mannen en jongens genoemd. Dat was dus een veelvoorkomende praktijk. Wat overigens niet betekende dat die mannen niet gewoon trouwden en kinderen kregen, het was lang niet altijd homoseksualiteit in onze zin, eerder stoom afblazen, spel, opschepperij. Nergens is het zo dat Socrates seksuele contacten tussen mannen normatief als normaal aanvaardt. Maar meestal bekritiseert jhij een en ander vanuit het perspectief van de zelfbeheersing in het algemeen, tegenover mannen of tegenover vrouwen maakt daarbij niet uit. De veroordeling van seksualiteit tussen mannen is in dit boek voor de eerste keer echt expliciet, al is ook hier de context wel een veroordeling van een gerichtheid op lichamelijke bevrediging in plaats van verliefdheid op de ziel van iemand.]

Hoe moet nu de wetgeving op dit punt zijn? Zelfs criminelen accepteren dat incestueuze relaties tussen broers en zussen of ouders en kinderen verboden zijn. Maar ook verder moeten we de natuur volgen en dat sluit volgens de Athener seksuele relaties tussen mannen uit. Seksualiteit moet zoals bij de dieren op voortplanting gericht zijn en niet op genot. Vreemd gaan wordt veroordeeld. Om mensen te leren zich te beheersen moeten ze afgeleid worden door hard werk. Het 'ongemerkt verrichten' van de seksuele daad is uitgangspunt, het 'openlijk verrichten ervan' is schandelijk (392). En als mensen zich niet uit zichzelf kunnen beheersen, moeten er maar wetten voor komen, al is het moeilijk om de uitvoering ervan af te dwingen.

Vervolgens gaat het over allerlei regelingen op het vlak van materiële welvaart.

Negende boek

Dit boek handelt over de rechtspraak op basis van alle gegeven wetten ten aanzien van zaken als tempelroof en heiligschennis, misdaden tegen de staat, diefstal, moord en doodslag, geweld tegenover anderen, en zo meer. Ook het verschil tussen schade berokkenen en onrecht doen, de toerekeningsvatbaarheid van de dader, daden met of zonder voorbedachten rade komen aan de orde.

Tiende boek

De lange lijst van misdaden gaat nu verder met misdaden die tegen de godsdienst gericht zijn.

"Ziehier dan deze vermaning: niemand die, overeenkomstig de wet, gelooft in het bestaan van goden, heeft ooit vrijwillig een goddeloze daad verricht, noch een woord gesproken dat indruist tegen de wet. Doet iemand het toch, dan is het omdat hij de invloed onderging van één dezer drie oorzaken: ofwel omdat hij niet gelooft aan hun bestaan (ik zei het reeds); ofwel, ten tweede, omdat hij gelooft aan goden die zich niet bekommeren om de mens; ofwel, ten derde, omdat hij gelooft dat ze gemakkelijk te vermurven zijn, want verleidbaar door offers en gebeden."(455)

Volgt een kritiek op het 'modernisme' in Plato's tijd, auteurs die twijfels over het bestaan van de goden uitwerkten. Bijvoorbeeld door de culturele gebondenheid vn het geloof in goden aan te tonen.

[Het is duidelijk dat de Athener vindt dat je in het bestaan van de goden moet geloven en dat de staat een godsdienstige staat is met wetten die 'de goden welgevallig' moeten zijn. Scheiding van godsdienst en staat is niet bepaald zijn overtuiging, dat is duidelijk. En hij is neerbuigend van toon tegenover iedereen die niet in goden gelooft zoals hij: ze redeneren verkeerd, ze zeggen dat lichamen ontstaan zijn vóór de ziel en dat die niet onsterfelijk is, en zo verder. Dat ze zich vergissen wordt weer 'aangetoond' met het verhaal over beweging, zichzelf bewegen van de ziel, de ziel als eerste beginsel, etc. etc. Het betoog is totaal niet overtuigend natuurlijk, maar desondanks wordt 'goddeloosheid' bij wet verboden en streng bestraft. Je mag ook niet een eigen religie beginnen die anders is dan de staatsgodsdienst.]

Elfde boek

Dit boek gaat over wederzijdse contracten en bezittingen en alle juridische processen die daar omheen kunnen plaatsvinden. Bij het punt bezittingen gaat het ook over slaven (voor wie de straffen veel strenger zijn dan voor de 'vrijen'); en zelfs bij vrijgelaten slaven speelt de vroegere meester nog een beslissende rol. Ook gaat het uitgebreid en gedetailleerd over kopen en verkopen, ruilhandel, geld, 'consumentenrechten', testamenten, geschillen tussen allerlei personen en groepen, en zo verder.

Twaalfde boek

Over relaties met de staat, verplichtingen tegenover de staat, controle van de leiders, buitenlandse betrekkingen, de ontvangst van buitenlandse bezoekers, vreemdelingen en hun rechten, steekpenningen en corruptie, en zo verder.

Epinomis

Dit boek wordt gezien als een bijvoegsel bij De Wetten. Het gaat over het bereiken van de wijsheid. De wetenschappen en de kunsten zijn niet per se makers van wijsheid, behalve dan de wetenschap van de getallen. Volgt een heel stuk overr kosmologie en theologie.