>>>  Laatst gewijzigd: 3 december 2020   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Notities

Incididunt nisi non nisi incididunt velit cillum magna commodo proident officia enim.

Voorkant Plato Verzameld Werk PLATO
Apologie (Verzameld Werk, deel 1, editie Xaveer de Win)
Antwerpen / Baarn: Nederlandsche Boekhandel / Ambo, 1978;
ISBN 90 2890 3380 (DNB) / 90 2630 4242 (Ambo)

[Wat in het boek Gorgias nog in theorie wordt besproken is hier in het echt gebeurd: Socrates is aangeklaagd door Meletus, maar in feite door machtige en rijke Atheners en hun vleiers de sofisten, voor het 'bederven van de jeugd, het niet-vereren van de goden, en het invoeren van een vreemde nieuwe religie' en moet zich voor de rechter verdedigen. Dit boek geeft als het ware zijn verdedigingsrede weer.]

Ook hier gaat Plato bij monde van Socrates uit van het bestaan van "de volle waarheid"(225). Hier geen kunstige termen en frasen zoals bij zijn aanklagers, waarschuwt Socrates de toehoorders, en hij maakt duidelijk dat hij vele lasterpraatjes zal moeten weerleggen die al jaren over hem rondgestrooid werden: dat hij de natuur onderzoekt is niet waar, dat hij geld vraagt voor het onderwijzen van mensen ook niet. Maar wat doet hij dan wel dat tot al dat geklets leidt? Hij bedrijft "een menselijke wetenschap"(230) en is daar misschien een geleerde in. Het orakel van Delphi zei tegen Chaerephon dat Socrates de geleerdste van allen was, maar Socrates kon dat niet geloven en ging dus op pad om geleerden als de sofisten, politici, beroemde dichters, etc. te ondervragen met de bedoeling aan te tonen dat die veel geleerder waren dan hij. Maar niets bleek minder waar: die zeiden wel dat ze geleerd waren, maar waren het niet echt: ze hadden alleen de pretentie kennis te hebben, maar hadden die kennis niet werkelijk. Zo handelend maakte Socrates vele vijanden, maar het orakel bleek wel gelijk te hebben: Socrates was de geleerdste in de zin van het besef te hebben dat hij op geen enkele manier geleerd was. Hij geeft toe dat hij zichzelf vijanden bezorgde met het openhartig spreken van de waarheid over allerlei mensen.

[Er wordt dus een onderscheid gemaakt tussen geleerd-zijn en menen geleerd te zijn. Socrates is het geleerdst, juist omdat hij niet van mening is dat hij geleerd is. En Socrates' opdracht in het leven is - in dienst van een god, het orakel - als het ware te zoeken naar de echte geleerden en om aan te tonen dat iemand geen echte geleerde is als dat niet werkelijk het geval is. Bovendien is het voor Socrates belangrijk te onderstrepen dat het gegeven dat iemand op één vlak geleerd is nog niet betekent dat iemand op ándere vlakken geleerd is. Socrates wordt daarmee logischerwijs niet de meest populaire Atherener: hij gaat in tegen verbeelding en pretenties: de hoogst aangeschrevenen bleken de meest gebrekkige wat betreft het "juiste inzicht"(232).]

Vervolgens houdt Socrates zich bezig met de aanklachten van Meletus in de rechtszaak. Allereerst dat hij de jeugd bedorven zou hebben. Hij laat zien dat juist Meletus de jeugd bederft, omdat Meletus de jeugd niet beter maakt maar slechter, omdat hij helemaal niet geïnteresseerd is in het beter maken van de jeugd. Socrates maakt ook duidelijk dat hij niet anders kan handelen, niet anders kan dan de wijsbegeerte bedrijven, ook al zou het hem het leven kosten. 'Wanneer je mij tot de doodstraf veroordeelt, veroordeel je jezelf tot de doodstraf, omdat je dan de enige persoon in Athene wegneemt die de waarheid spreekt en waarvan je iets zou kunnen leren, en je overlevert aan alle mooipraters en vleiers en leugenaars', zo ongeveer pleit Socrates verderop. Socrates' goddelijke opdracht is het om al die pretenties door te prikken. Dat is voor hem filosofie, zoals blijkt uit een citaat:

"En zolang ik adem en er toe in staat ben, zal ik nimmer ophouden met filosoferen, met u aan te sporen, met ieder van u, die ik op mijn weg aantref, terecht te wijzen." (243)

Dat is wat Socrates in zijn filosoferen doet: mensen aansporen, terecht wijzen, ondervragen, onderzoeken, weerleggen, overtuigen, prikkelen, berispen. Met als doel: "inzicht en waarheid en de vervolmaking van de ziel"(243), "de ware deugd" (idem), "de goddelijke wet"(247).

Socrates geeft herhaaldelijk aan niet bang te zijn voor de dood. Hij zal dan ook niet smeken om gespaard te blijven: Citaat:

"De moeilijkheid, mijne heren, is niet de dood te vermijden, vrees ik; de moeilijkheid is veel meer de laagheid te vermijden. Die draaft sneller dan de dood."(255)

Uiteraard wordt Socrates schuldig bevonden. Hij had ook niet anders verwacht, zegt hij. Hij mag pleiten voor een bepaalde straf, maar verbanning of gevangenisstraf of een grote boete wijst hij af, hoewel hij op het laatst toch op die boete uit komt omdat zijn vrienden Plato en Crito en Critobulus, etc. borg willen staan voor hem.

[Grappig dat Plato Socrates in zijn verhaal op twee plaatsen laat verwijzen naar zijn leerling Plato die met anderen voor hem opkomt.]

Maar uiteraard wordt het de doodstraf, met een kleine meerderheid van stemmen, een doodstraf die Socrates galant aanvaardt.